mening
De innovatievoucher
nader bekeken
Na twee proefjaren zijn onlangs op grote schaal innovatievouchers
uitgezet. De innovatievoucher (IV) is een relatief nieuw instrument
dat het ministerie van Economische Zaken gebruikt om innovativiteit bij het MKB te stimuleren. De gedachte is dat deze groep bedrijven veel innovatiepotentieel onaangeboord laat. De eenvoudig
aan te vragen voucher verlaagt de drempel voor MKB’ers om aan
te kloppen bij kennisinstellingen die kennis op de plank zouden
hebben liggen die economisch on- of onderbenut blijft.
Om innovatie bij het MKB te stimuleren heeft het agentschap
SenterNovem onlangs in een derde golf twee keer 3000 vouchers
uitgezet, grote en kleine. De kleine voucher van 3000 euro kan
slechts éénmaal aangevraagd worden, de grote van 7500 euro kan
ieder jaar opnieuw aangevraagd worden. Een derde van het bedrag
van de grote voucher legt het bedrijf zelf in. Bedrijven kunnen
beslissen om grote vouchers te bundelen. Met een budget van
22,5 miljoen euro gaat het om een relatief beperkt programma, dat
desondanks in nationaal en Europees verband veel aandacht krijgt.
Kennisinstellingen waar aangeklopt kan worden zijn publieke instellingen als universiteiten, hogescholen en instellingen als TNO,
maar ook private kennisinstellingen als zij tenminste 60 miljoen
euro aan eigenstandig onderzoek en ontwikkeling (O&O) besteden.
Ook met instellingen buiten Nederland, maar binnen de EU, kan
samengewerkt worden. Voor MKB’ers kan de stap naar een kennisinstelling nu nog te groot zijn. De kennisinstelling maakt de
voucher te gelde bij SenterNovem, maar alleen dan wanneer de
MKB’er daarmee instemt. Incasseren van de voucher moet binnen
12 maanden na het toekennen ervan geschieden.
Een bedrijf kan binnen 5 minuten het relevante formulier invullen
en insturen, ook digitaal. De kennisvraag wordt niet getoetst door
SenterNovem. Bij de aanvraagformulieren voor de vouchers kon de
kennisvraag op facultatieve basis worden ingevuld. Na twee weken
kan toekenning al rond zijn.
Het Centraal Planbureau heeft het nut van de voucher beoordeeld.
De bevindingen van het CPB komen overeen met die over de voorloper van de IV in Limburg (Wintjes, 1999). De spreiding van bedrijven die de voucher aanvragen blijkt niet vertekend, noch geografisch
noch over sectoren of naar bedrijfsgrootte. Het CPB concludeert dat
het onduidelijk is of de voucher leidt tot verbeterde producten en
nieuwe producten en processen (Cornet et al., 2007). Uit vergelijking van 47 bedrijven die de voucher kregen en 166 bedrijven die er
geen kregen bleek wel dat procesinnovatie gestimuleerd werd. Het
contact met een kennisinstelling wordt gestimuleerd, maar de vraag
is of dat beklijft, want het effect op innovatie kan ook van vluchtige
aard zijn. De zuinige conclusie is dan ook dat er ‘voorzichtige aanwijzingen voor kansrijk kennisbeleid’ gevonden zijn.
Wat is nu de praktijk? Een om redenen van geheimhouding selecte
streekproef van 10 bedrijven werd bezocht door studenten van de
Utrecht School of Economics. Allen vroegen de voucher aan, terwijl in
één geval op voorhand duidelijk was dat de voucher niet te gelde was
gemaakt. Dit meer kwalitatief perspectief roept een aantal vragen op.
Omdat het bij de voucher om een relatief laag bedrag gaat, moeten
de verwachtingen over de effecten ervan op MKB’ers door beleidsmakers laag ingezet worden. Gebruik van een enkele voucher zal
476
ESB
27 juli 2007
niet leiden tot producten die de wereld schokken. Incrementele
wijzigingen echter zijn te realiseren met relatief weinig middelen,
maar kunnen tot aanzienlijke rendementen leiden.
Weinig MKB’ers blijken de kwestie die zij onderzocht willen hebben duidelijk voor ogen te hebben. Wanneer zij wel een doel of
vraag geformuleerd hebben, blijkt die veelal uiteen te vallen in een
aantal onderdelen. Om bij het zoeken naar oplossingen een heilloze weg vroegtijdig af te kunnen sluiten is heel nuttig, maar telt
voor het CPB niet als succes.
De gedachte achter de IV is dat de kennisinstelling die een vraag
onderzoekt belangeloos is, maar die gedachte is niet altijd juist.
De partij dringt nogal eens aan op additionele onderzoeksinspanningen, of stelt dat de intellectuele eigendomsrechten in de onderzochte materie de hare zijn.
Door onduidelijkheid over de mogelijkheden en onmogelijkheden
die de IV biedt, worden minder vouchers gebruikt dan wenselijk is.
Bedrijven die positief zijn over de regeling hadden tevoren een duidelijk beeld van waartoe de voucher hen in staat zou stellen, welke
vraag ze beantwoord wilden zien, en ze hadden veelal tevoren
contacten met de kennisinstelling. De IV is echter vooral bedoeld
om MKB’ers die nog geen samenwerking hadden met een kennisinstelling daartoe te stimuleren. Doordat de regeling zo laagdrempelig is, realiseert een MKB’er zich wellicht onvoldoende waarvoor
de voucher bedoeld is. Wanneer hij dan ook door een intermediair,
bijvoorbeeld een die op basis van no cure, no pay werkt, bijgestaan wordt, dan ontstaan relatief snel verkeerde verwachtingen.
De IV zou een bewustwordingsproces op gang kunnen brengen bij
het MKB. Bekend is dat wanneer een innovatieproces niet ad hoc
gaat, de kans op succes aanmerkelijk hoger ligt. Het invullen van
een aanvraagformulier zou gezien kunnen worden als een eerste
fase van (nadenken over) innovatie. Schrappen van de vraag in het
formulier naar het thema waarnaar de ondernemer onderzoek wil
doen ondermijnt dan deels het doel van de IV.
EZ heeft met de innovatievoucher een belangrijk initiatief genomen om te stimuleren dat kennis die beschikbaar is bij kennisinstellingen verspreid wordt in het MKB. Het CPB legt de lat bij
het evalueren van de IV te hoog. Voor het ontwikkelen van nieuwe
producten en processen is het ook nodig zaken uit te sluiten.
Innoveren in het MKB wordt niet alleen gehinderd door een gebrek
aan middelen, maar ook door een houding bij het MKB die niet
goed bij innoveren past. Gezien het belang van bewustwording is
het ronduit teleurstellend dat de vraag naar het probleem dat de
MKB’er opgelost wil hebben uit het aanvraagformulier geschrapt
is. Beperken van de rol van intermediairs bij het insturen van
aanvragen is te overwegen.
LITERATUUR
Cornet, M., M. van der Steeg en B. Vroomen (2007) De effectiviteit van de
Innovatievoucher 2004 en 2005. Den Haag: CPB.
Wintjes, R. (1999) Evaluation of the research vouchers pilot project. Maastricht:
Universiteit Maastricht.
WILFRED DOLFSMA
Universitair Hoofddocent aan de Utrecht School of Economics