Ga direct naar de content

Simons’ vrijwillige eigen risico

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 2 1993

Simons7 vrijwillige eigen
rsco
P.M. Bakker, W.P.M.M. van de Yen en R.C.J.A. van Vliet*

S

taatssecretaris Simons heeft de zorgverzekeraars een financiele stimulans gegeven
om vrijwillige eigen risico’s in de AWBZ in te voeren. Als eigen risico’s warden
aangeboden, zullen chronisch zieken meer gaan betalen dan gezonden en zutten
bij de huidige regeling particuliere verzekeraars beter afzijn dan ziekenfondsen.
Marktwerking kan er zelfs toe leiden dat een vrijwillig eigen risico neerkomt op een
verplicht eigen risico en dat uiteindelijk alle zorgverzekeraars slechter afzijn
vergeleken met een situatie zonder eigen risico.

Sinds 1 januari 1992 kunnen zorgverzekeraars hun
verzekerden de mogelijkheid bieden een vrijwillig eigen risico te nemen voor geneesmiddelen en enkele
andere onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vallende verstrekkingen1. Tot november
1993 heeft geen enkele zorgverzekeraar zijn verzekerden deze mogelijkheid geboden. Politici die een
warm voorstander zijn van invoering van eigen risico’s, hebben zich hierover opgewonden. In november 1993 heeft Staatssecretaris Simons besloten het
aanbieden van eigen risico’s voor zorgverzekeraars
financieel aantrekkelijker te maken.
In dit artikel zullen wij allereerst aangeven waarom zorgverzekeraars voor genoemde AWBZ-verstrekkingen tot nu toe geen eigen risico’s en bijbehorende
premiekorting hebben aangeboden. Vervolgens
wordt uiteengezet dat de door Simons voorgestelde
financiele regeling het aanbieden van eigen risico’s
voor een individuele zorgverzekeraar profijtelijk kan
maken en zorgverzekeraars kan aanzetten tot diverse
vormen van strategisch gedrag: winstmaximalisatie,
winstdeling, risicoselectie en het aanbieden van een
aanvullende verzekering voor de onder het eigen
risico vallende kosten.

Waarom nog geen eigen risico’s?
De reden dat zorgverzekeraars tot nu toe geen eigen
risico’s hebben aangeboden is gelegen in een onvolkomenheid in de financieringssystematiek van de
AWBZ. Zorgverzekeraars ontvangen voor de genoemde AWBZ-verstrekkingen normuitkeringen uit het Algemeen Ponds Bijzondere Ziektekosten. Dit fonds
wordt gevuld met de inkomensafhankelijke AWBZpremies, die via de belasting binnen komen. Naast
de inkomensafhankelijke AWBZ-premie betaalt de
verzekerde een nominale premie rechtstreeks aan de
zorgverzekeraar. Elke zorgverzekeraar bepaalt zelf de
hoogte van de nominale premie (in 1993: circa/ 130

ESB 1-12-1993

per volwassene). Voor alle verzekerden die een zelfde AWBZ-verzekeringsovereenkomst met een zorgverzekeraar hebben, moet de nominale premie gelijk
zijn. Premieconcurrentie tussen zorgverzekeraars is
toegestaan en wordt door de regering beoogd. De
normuitkeringen en de nominale premies vormen te
zamen in principe het budget voor de zorgverzekeraar ter bekostiging van de genoemde AWBZ-verstrekkingen. Elke gulden die een zorgverzekeraar meer
(of minder) aan Ziektekosten uitgeeft dan het normatieve kostenniveau komt voor ca. 85% ten laste (c.q.
ten goede) van het Algemeen Fonds en voor ca. 15%
van de zorgverzekeraar (nacalculatie) .
De onvolkomenheid in de financieringssystematiek van de AWBZ is nu dat als een zorgverzekeraar
een eigen risico plus premiekorting aanbiedt, het normatieve kostenniveau ongewijzigd blijft. Dit heeft tot
gevolg dat een zorgverzekeraar wel de lasten (verminderde premie-inkomsten), maar nauwelijks de
lusten (verminderde uitgaven) van een eigen risico

* De auteurs zijn werkzaam bij het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit Rotterdam.
1. Geneesmiddelen, audiologische hulp, erfelijkheidsonderzoek, revalidatie en hulpmiddelen. Voor 1994 worden de totale kosten van deze verstrekkingen geraamd op circa 7 mil-

jard gulden.
2. Vanwege de onvoldoende verfijndheid van de normuitkeringen wordt in 1994 ook een systeem van onderlinge verevening (voor 75%) tussen de zorgverzekeraars toegepast.
Dit heeft tot gevolg dat elke gulden waarmee de gemiddelde kosten per volwassenequivalent van een zorgverzekeraar het normatieve kostenniveau meer (of minder) overschrijdt dan de gemiddelde overschrijding van alle zorgverzekeraars te zamen, voor 75% ten laste (c.q. ten goede)
komt van de gezamenlijke zorgverzekeraars en voor 25%

van de betreffende zorgverzekeraar. De verevening vindt
plaats voor de nacalculatie. De verevening heeft geen invloed op de totale inkomsten van de gezamenlijke zorgverzekeraars; de nacalculatie wel.

heeft. Een verzekerde die een eigen risico van zeg/ 200 neemt,

Ten behoeve van de verevening en nacalculatie
mag een zorgverzekeraar zijn uitgekeerde schades

moet alle kosten tot/ 200 voor ei-

fictief verhogen met een bedrag van/ 125 per jaar

gen rekening nemen en dient der-

(kinderen: / 42) voor elke verzekerde die een eigen

halve minder schadeclaims in bij

risico neemt van ten minste/ 200 per verzekerde per

de zorgverzekeraar. Omdat het

jaar. Het normatieve kostenniveau blijft ongewijzigd.

norma-tieve kostenniveau onge-

De flctieve bijtelling dient ter compensatie van het

wijzigd blijft, profiteren de zorgUrftijd
verzekeraars als gevolg van de nacalculatie slechts voor 15% van de
verminderde schadeclaims en het
Figuur 1. Ge- Algemeen Fonds voor 85%. Maar de premiekorting
middelde kos- komt volledig in mindering op de inkomsten van de

ten voor eigen zorgverzekeraar! Het moge duidelijk zijn dat op deze
rekening bij
wijze het aanbieden van een eigen risico plus premieverplicbt eigen rtsico van korting voor de zorgverzekeraar zwaar verliesgeJ2OO

vend, en dus absoluut onaantrekkelijk is.
Los van de problematiek rond verevening en nacalculatie is er nog een tweede motief waarom zorg-

feit dat 85% van de verminderde schade-uitkeringen
die het gevolg zijn van het eigen risico, ten goede
komt aan het Algemeen Fonds. Het fictieve verhogen
van de schade met/ 125 komt crop neer dat een
zorgverzekeraar per volwassen verzekerde die een
eigen risico van ten minste / 200 neemt, circa (0,85 *

125 =)/ 106 van het Algemeen Fonds ontvangt, ongeacht de werkelijke vermindering van de uitgekeerde schades, ongeacht hoever het eigen risico boven
/ 200 ligt en ongeacht de premiekorting. De extra

winst W die een zorgverzekeraar maakt per volwassen verzekerde die een eigen risico neemt van ten

verzekeraars tot nog toe geen eigen risico hebben

minste / 200 is (vergeleken met de situatie van geen

aangeboden. De AWBZ (art. 17, lid 8) schrijft name-

eigen risico):

lijk voor dat een zorgverzekeraar aan alle verzekerden die een bepaald eigen risico kiezen, dezelfde

premiekorting moet aanbieden. Zoals uit figuur 1
blijkt, is het gemiddelde bedrag dat verzekerden bij
een eigen risico van / 200 voor eigen rekening moeten nemen sterk leeftijdafhankelijk. Het lijkt derhalve
redelijk aan ouderen en ongezonden een hogere premiekorting te geven dan aan jongeren en gezonden.
Vanwege het wettelijke verbod op zo’n differentiatie
van de premiekorting zullen zorgverzekeraars de premiekorting afstemmen op de verminderde schadeclaims van de groep verzekerden met de laagste verwachte kosten. Dit betekent een premiekorting dicht

in de buurt van nul gulden. Geeft de zorgverzekeraar
een hogere premiekorting, bij voorbeeld gebaseerd

op de te verwachten reductie van de schadeclaims

W = 106-PK +0,15 RS

(1)

waarbij PK de premiekorting is die de verzekerde ontvangt en RS de reductie in schade-uitkeringen door

de zorgverzekeraar3. De reductie in schade-uitkerin-

gen wordt veroorzaakt doordat een deel van de kosten voor rekening van de verzekerde komt en door
het remgeldeffect, dat wil zeggen de vermindering in
ziektekosten als gevolg van het feit dat de verzekerde zelf (een gedeelte van) de kosten moet betalen.
Het aanbieden van een eigen risico is financieel gezien aantrekkelijk voor een zorgverzekeraar indien
(afgezien van administratiekosten) W positief is, dat

wil zeggen als geldt:
PK < 106 + 0,15 RS

(2)

aangeboden, de premiekorting uiterst minimaal zou
zijn.
Een derde motief waarom ziekenfondsen tot nu
toe geen eigen risico’s hebben aangeboden, is dat de
wet (AWBZ, art. 17, lid 8) hiertoe vooralsnog alleen

Dit brengt ons tot de volgende conclusies:
• Zorgverzekeraars kunnen risicoloos een eigen risico van/ 200 met een premiekorting van/ 106 aanbieden.
• Naarmate de verzekerden genoegen nemen met
een lagere premiekorting betekent dit een hogere
winst per verzekerde die een eigen risico neemt.
• Zorgverzekeraars met relatief veel gezonde verzekerden zullen meer van de voorgestelde regeling
kunnen profiteren dan zorgverzekeraars met relatief veel ongezonde verzekerden. Gezonde mensen die geen of weinig kosten verwachten, zullen
een eigen risico nemen en wellicht genoegen nemen met een lage premiekorting, bij voorbeeld

de mogelijkheid biedt als het zogenaamde restitutie-

/ 75 of minder, hetgeen de winst voor de verzeke-

van de ‘gemiddelde’ verzekerde, dan zullen de ‘bovengemiddelde’ verzekerden geen eigen risico kiezen en zal de zorgverzekeraar aan de jonge en gezonde verzekerden die wel een eigen risico kiezen, een
premiekorting geven die hoger is dan de verwachte
vermindering van de schadeclaims. Per saldo betekent dit een verlies voor de zorgverzekeraar. Het wettelijke verbod op differentiatie van de premiekorting

leidt er dus toe dat, zo er al eigen risico’s zouden zijn

systeem wordt gehanteerd. De meeste ziekenfondsen

hebben echter bij reglement bepaald dat de zorg aan
hun verzekerden als verstrekking wordt verleend, dat

wil zeggen vergoeding in natura. De meeste particuliere verzekeraars hanteren het restitutiesysteem.

raar ten goede komt. Chronisch zieken die veel
geneesmiddelen gebruiken, zullen zelfs bij een
premiekorting van/ 199 nog geen eigen risico van
/ 200 willen.
• Omdat de financiele compensatie niet afhankelijk

is van leeftijd en andere risicofactoren (behalve

Financiele compensate
Ten einde de introductie van eigen risico’s te stimuleren heeft staatssecretaris Simons besloten de zorgverzekeraars in 1994 de volgende financiele compensatie aan te bieden.

3. Hierbij is ervan uitgegaan dat alle zorgverzekeraars een
zelfde percentage verzekerden met een eigen risico hebben
en gemiddeld dezelfde reductie in schade hebben, zodat de
eigen risico’s geen invloed hebben op de onderlinge verevening (zie voetnoot 2).

het onderscheid volwassenen-kinderen) is het wettelijke verbod om de premiekorting te differentieren naar risicofactoren, op zich niet langer een reden voor zorgverzekeraars om alleen eigen risico’s
met minimale premiekorting aan te bieden.
• De werkelijke schadelastvermindering als gevolg
van eigen risico’s speelt een geringe rol bij de overwegingen van een zorgverzekeraar om al dan niet

verzekerden dat een eigen risico
kiest vermenigvuldigd met de gemiddelde winst per verzekerde
met een eigen risico van/ 200.

Figuur 2. Winst en verlies bij

vrijwtuig eigen risico van/200,
excL remgeld-effect, f mln.

Zoals we in formule (1) kunnen

Winst veizekadeny

zien, is de winst per verzekerde
grotendeels afhankelijk van de

zijn. Het extra voordeel bij een eigen risico boven
/ 200, te weten de toename in 0,15 RS weegt niet

des te kleiner (c.q. groter) het

op tegen de extra premiekorting. Vanuit dit per-

aantal verzekerden dat een eigen

spectief bezien mag verwacht worden dat eigen
risico’s hoger dan/ 200 niet zullen worden aangeboden. Andere overwegingen (risicoselectie; zie

risico neemt. Dit impliceert een
klassiek optimaliseringsprobleem
voor de zorgverzekeraar, waarbij

Verlfes Algernon fonds.

hoogte van de premiekorting.
Hoe lager (c.q. hoger) de premiekorting, des te hoger (c.q. lager)
de winst per verzekerde, maar

een eigen risico aan te bieden en bij de overweging hoe hoog het aangeboden eigen risico zal

onder) zouden wel hiertoe kunnen leiden.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de
door staatssecretaris Simons in het vooruitzicht gestel-

de financiele compensatie het aanbieden van eigen risico’s en premiekorting voor de zorgverzekeraars pro-

een juiste inschatting van de prijs-

30

40

SO

60

TO

80

90

100 110 120 130

Figuur 3- Percentage verzekerden dat vrijwittig eigen risico

van f 200 kiest (vlgs. model)

gevoeligheid van de verzekerden
voor een eigen risico van/ 200

een belangrijke rol speelt. Deze
winstmaximalisatiestrategie levert

fijtelijk kan maken en tegemoet komt aan twee van
de drie in de vorige paragraaf genoemde bezwaren.

slechts een eenmalige hoge winst
op. In de volgende contractperioden zal de concurrentie dwingen

Strategische keuzen

tot hogere premiekortingen.
Ten einde ter illustratie een in-

Hoe zullen zorgverzekeraars nu reageren op deze financiele compensatie? Zullen eigen risico’s worden
aangeboden? Zo ja, met welke premiekorting, en hoe

80

100 120 140 160 180 200

dicatie te geven van de orde van
grootte van de mogelijke winst bij
diverse premiekortingen, worden in de figuren 2 en

3 enkele resultaten van een simulatie gepresenteerd.

hoog zal het eigen risico zijn? Onderstaand worden

Verondersteld is dat een verzekerde een eigen risico

een vijftal Strategische opties besproken.

neemt als de kosten die naar verwachting voor eigen
rekening komen, lager zijn dan de premiekorting. De

Geen eigen risico

resultaten kunnen slechts beschouwd worden als in-

De Vereniging van Nederlandse Zorgverzekeraars en
het Kontaktorgaan Landelijke Organisaties van Ziektekostenverzekeraars hebben hun leden dringend aangeraden in 1994 geen eigen risico’s aan te bieden.
Overwegingen hierbij zijn dat het aanbieden van eigen risico’s is gekoppeld aan het restitutiesysteem en

dicatief omdat zij gebaseerd zijn op oude gegevens
en omdat enkele veronderstellingen noodzakelijk waren . Volgens deze berekeningen zou een verzeke-

dat een eigen risico voor een zo beperkt aantal verstrekkingen tot antiselectie door verzekerden zal leiden . Andere overwegingen zijn het mogelijke ge-

raar met een voor de Nederlandse bevolking representatief verzekerdenbestand een maximale winst

behalen bij een premiekorting van circa/ 90. Als alle
zorgverzekeraars een eigen risico van/ 200 met een

bruik van het vrijwillige eigen risico als instrument

premiekorting van / 90 zouden aanbieden, dan zou
circa 20% van de bevolking een eigen risico kiezen
en zouden de zorgverzekeraars een gezamenlijke

voor profijtelijke risicoselectie; uitvoeringsproble-

winst maken van circa/ 71 mm. De verzekerden die

men, fraudegevoeligheid en aantasting van risico-

een eigen risico kiezen, zouden gezamenlijk circa

solidariteit: het is zelfs mogelijk dat zieken moeten

/ 55 mln. meer aan premiekorting ontvangen dan zij

bijdragen voor gezonden . Een eerste Strategische
optie voor zorgverzekeraars is derhalve om geen
eigen risico’s aan te bieden.

aan kosten voor eigen rekening nemen. Het Alge-

Winstmaximalisatie

hogere AWBZ-premie in 1995, gaan degenen die
geen eigen risico nemen er per saldo gemiddeld cir-

Een tweede mogelijke strategic is Winstmaximalisatie.
Aangezien staatssecretaris Simons pas in november
1993 de financiele compensatieregeling voor 1994
bekend heeft gemaakt, zullen veel verzekerden, gezien de opzegtermijn bij hun huidige zorgverzekeraar, niet in de gelegenheid zijn per 1 januari 1994
van zorgverzekeraar te veranderen. De zorgverzekeraars verkeren derhalve als het ware in een monopoliepositie wat betreft het aanbieden van de premiekorting in 1994 voor een eigen risico van/ 200. De
totale extra winst die kan worden behaald door het

aanbieden van eigen risico’s, is gelijk aan het aantal

ESB 1-12-1993

meen Fonds zou dan in 1994 in totaal circa/ 126
mln. meer uitgeven dan in het geval van geen eigen
risico. Als dit tekort wordt gecompenseerd via een

ca/ 10 op achteruit, en degenen die wel een eigen
risico nemen circa/ 11 op vooruit. Aan wie de winst
van de zorgverzekeraars ten goede komt, hangt af
van hun beleid.

4. VNZ-Journaal, 17 november 1993.
5. VNZ-Journaal, 18 november 1993.
6. Nadere informatie hieromtrent is verkrijgbaar bij de
auteurs.

i 1107

Het is de vraag in hoeverre de zorgverzekeraars
zullen kiezen voor deze strategic van winstmaximalisatie. Weliswaar zullen de meeste verzekerden per 1
januari 1994 niet meer van zorgverzekeraar kunnen

ring is gekoppeld aan de ziekenfonds- en particuliere
verzekering (AWBZ, art. 9, lid 1), zou een zorgverzekeraar bewust een verlies kunnen nemen op de
AWBZ door een eigen risico van meer dan / 200 aan

veranderen, maar een (te) lage premiekorting kan de

te bieden met een verliesgevende premiekorting, in

zorgverzekeraar een slechte reputatie bezorgen. Ook

de verwachting hiermee zeer gezonde verzekerden

zal een zich als monopolist gedragende zorgverzekeraar niet aantrekkelijk zijn voor de verzekerden die

aan te trekken. De maximale premiekorting impliceert een nominale premie voor de AWBZ van nul

wel in 1994 voor en nieuwe zorgverzekeraar kunnen
kiezen, zoals degenen die de loongrens van de ziekenfondsverzekering overschrijden of onderschrijden
of nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Toch moet zeker in het eerste jaar waarin eigen risico’s worden

gulden. Het bijbehorende eigen risico zou dan bij
voorbeeld / 300 kunnen zijn. Een globale indicatie
van de mogelijke winstgevendheid van een dergelijke strategic kan ontleend worden aan de volgende
schatting: de voorspelde kosten voor ziekenhuishulp

aangeboden de geschetste strategic van winstmaxi-

en specialistenhulp van degenen die op enig moment behoren tot zeg de 50% gezondste mensen, zijn
in de daarop volgende vier jaar, na correctie voor
leeftiid en geslacht, circa 25 a 40% lager dan gemiddeld . Dit impliceert een mogelijke winst van enkele
honderden guldens per verzekerde per jaar. Voor ziekenfondsen geldt dat deze mogelijke winst thans grotendeels wordt afgeroomd vanwege verevening en
nacalculatie binnen de ziekenfondsverzekering. Voor
particuliere verzekeraars geldt dit niet (afgezien van
de standaardpakketpolis).
Een tweede vorm van risicoselectie bestaat uit het
(sterk) verhogen van de nominale AWBZ-premie
voor degenen die geen eigen risico kiezen. Hiermee
maakt een zorgverzekeraar zich onaantrekkelijk voor
degenen die geen eigen risico willen, i.e. de chronisch zieken en andere verzekerden die hoge ziektekosten verwachten. Ook kan een zorgverzekeraar
dan adverteren met de slogan: “Bij ons krijgt u bij
een eigen risico van/ 200 een premiekorting van
(ten minste)/ 200″. Dergelijk marktgedrag kan ertoe
leiden dat uiteindelijk geen enkele zorgverzekeraar
bereid is een AWBZ-verzekering zonder eigen risico
tegen een redelijke premie aan te bieden . Zodra namelijk een zorgverzekeraar begint, moeten de andere
uit concurrentieoverwegingen wel volgen. Voorts lijkt
het in die situatie waarschijnlijk dat alle zorgverzekeraars een nominale premie gelijk aan nul zullen vragen en zullen concurreren op de hoogte van het eigen risico (hoe lager het eigen risico, des te aantrekkelijker). Immers zodra een verzekeraar wel een nominale premie groter dan nul vraagt met een lager
eigen risico dan bij een nominale premie van nul
gulden het geval zou zijn, is deze verzekeraar aantrekkelijk voor de ongezonden. Gegeven dat geconcurreerd wordt op de hoogte van het eigen risico bij
een nominale premie van nul gulden, is het niet onwaarschijnlijk dat een of meer zorgverzekeraars, in
een poging om het marktaandeel te vergroten, het
minimum eigen risico van/ 200 zullen vragen. Immers, de reductie in schade-uitkeringen speelt een
geringe rol bij de vaststelling van de hoogte van het
eigen risico (zie formule 1). Als uiteindelijk alle zorgverzekeraars uit concurrentieoverweging een eigen
risico van/ 200 aanbieden met een nominale premie

malisatie niet geheel worden uitgesloten.

Geen winst
Niet op winst gerichte zorgverzekeraars zouden ervoor kunnen kiezen om geen winst, maar ook geen
verlies te maken. Invulling van W = 0 in formule (1)
impliceert

PK = 106 + 0,15 RS

(3)

Een dergelijke premiekorting zal naar schatting gemiddeld circa/ 120 bedragen (zie figuur 2). Als alle
zorgverzekeraars een eigen risico van/ 200 en een
premiekorting van/ 120 zouden aanbieden, dan zou
naar schatting circa 50% van de bevolking een eigen
risico nemen en hiermee een gezamenlijk voordeel
behalen van circa/ 190 mm. Dit tekort van het Algemeen Fonds zal in 1995 moeten worden aangezuiverd, bij voorbeeld via verhoogde AWBZ-premies
voor de gehele bevolking.

Aanvullende verzekering
Een vierde strategic zou kunnen zijn dat een zorgverzekeraar de onder het eigen risico vallende kosten
opneemt in de verzekeringsdekking van een aanvullende verzekering. Stel dat een zorgverzekeraar met
een laag kostenniveau heeft berekend dat het totaal
van alle kosten die per verzekerde onder de / 200
liggen, gemiddeld/ 80 per verzekerde bedraagt. Dan
is de volgende constructie denkbaar. De zorgverzekeraar doet al zijn verzekerden het aanbod om voor
de AWBZ-verzekering formeel een eigen risico van
/ 200 te nemen met een bijbehorende premiekorting
van maximaal/ 118 (106 + 15% van 80), waarbij zij
tegelijkertijd voor/ 80 de aanvullende verzekering
moeten kopen waarin alle AWBZ-kosten tot/ 200
worden vergoed. Deze zorgverzekeraar kan dan adverteren met de slogan: “Bij ons betekent een eigen

risico: een gelijkblijvende verzekeringsdekking en
/ 38 lagere premie”. Essentieel bij deze constructie is

het lage kostenniveau van de zorgverzekeraar en de
koppeling van de keuze voor het eigen risico aan de

aanvullende verzekering. Een zorgverzekeraar met
een hoog kostenniveau zal een hogere premie voor
de aanvullende verzekering moeten vragen. Hetzelfde geldt als de jonge en gezonde verzekerden de aanvullende verzekering niet zouden nemen.

Risicoselectte
Een zorgverzekeraar zou ook kunnen kiezen voor de
strategic van risicoselectie. Omdat de AWBZ-verzeke-

7. W.P.M.M. van de Yen en R.C.J.A. van Vliet, Normuitke-

ringen: de achilleshiel van het nieuwe stelsel van ziektekostenverzekering, Kluwer-SOVAC-reeks, 1993, tabel 2.
8. W.P.M.M. van de Ven, Risicoselectie en zorgverzekering,
ESB, 17 mei 1989, biz. 477-482 (zie biz. 479).

van nul gulden, dan leidt dit tot de volgende merk-

waardige situatie:
• alle verzekerden ‘kiezen’ voor een vrijwillig eigen
risico (hetgeen de facto een verplicht eigen risico
is geworden);
• de zorgverzekeraars leiden gemiddeld een verlies

van circa 27 gulden per verzekerde ;
• geen enkele zorgverzekeraar heeft uiteindelijk een

voordeel als gevolg van risicoselectie omdat alle
zorgverzekeraars ‘even hard selecteren’ (behoudens wellicht een initieel voordeel voor de zorgverzekeraar die met risicoselectie was begonnen);

• alle zorgverzekeraars zijn slechter af dan in de situatie waarin geen enkele zorgverzekeraar een ei-

waarschijnlijk dat er ten minste een zorgverzekeraar
is die eigen risico’s en premiekortingen zal aanbieden. Uit concurrentieoverwegingen zullen andere
zorgverzekeraars dan vermoedelijk volgen.

Ziekenfondsen vs particuliere verzekeraars
Om een viertal redenen lijken de potentieel te behalen financiele voordelen van het aanbieden van eigen risico’s voor een particuliere verzekeraar groter
dan voor een ziekenfonds. AUereerst is vanwege de
gemiddeld betere gezondheid van particulier verzekerden het percentage verzekerden voor wie een ei-

gen risico financieel interessant is, bij particuliere

Een belangrijke vraag is uiteraard of er zorgverzekeraars zijn die (in 1994) voor de strategic van risicoselectie zullen kiezen. In verband met in acht te nemen opzegtermijnen is het aantal nieuw te werven

verzekeraars groter dan bij Ziekenfondsen (zie figuur
3). Ten tweede mag verwacht worden dat particulier
verzekerden meer ge’interesseerd zijn in eigen risico’s
dan ziekenfondsverzekerden vanwege hun bekendheid met het fenomeen ‘eigen risico’ en vanwege
hun gemiddeld hogere inkomen en lagere risicoaversie. Ten derde leiden eigen risico’s bij particulie-

verzekerden in 1994 beperkt. Zoals gezegd zou ge-

re verzekeraars vanwege de vermindering van het

mikt kunnen worden op de eerder genoemde groepen verzekerden die in 1994 wel van zorgverzekeraar kunnen veranderen. Een andere overweging zou
gelegen kunnen zijn in het opbouwen van een reputatie als zorgverzekeraar die is ‘gespecialiseerd in jonge, gezonde verzekerden’. Op iets langere termijn

aantal schadeclaims tot lagere administratiekosten.
Ziekenfondsen daarentegen worden geconfronteerd
met hogere administratiekosten als zij voor het aanbieden van eigen risico’s het naturasysteem moeten
omzetten in een restitutiesysteem. Ten slotte is, vanwege de nacalculatie en verevening in de zieken-

moet risicoselectie zeker niet worden uitgesloten. Zo

fondsverzekering, de profijtelijkheid van de risicose-

is er al een particuliere verzekeraar die een zieken-

lectiestrategie voor een particuliere verzekeraar

fonds heeft opgericht en openlijk in de vakpers heeft

groter dan voor een ziekenfonds.

gen risico aanbiedt1 .

verklaard aan risicoselectie te zullen gaan doen: “We
mikken op de mensen die 25 tot 40% minder gezondheidszorg consumeren dan de gemiddelde ziekenfondspatient. De ‘bovenkant van de onderkant’, die
willen we graag verzekeren, de jonge tweeverdieners
en potentiele loongrensoverschrijders. Ons marketingbeleid zal heel specifiek op die groep worden afgestemd”11.

Financiele consequenties

Conclusie en discussie

Het is moeilijk precies de financiele consequenties
te voorspellen van het aanbieden van eigen risico’s.
Deze hangen af van het aantal zorgverzekeraars dat
eigen risico’s aanbiedt, de hoogte van het eigen risico, de premiekorting en het aantal verzekerden dat
een eigen risico neemt. In het algemeen kan worden
gesteld dat uiteindelijk gezonden die een eigen risico
nemen, financieel beter af zullen zijn dan ongezon-

In hoeverre mag de burger nu verwachten dat zijn

gezonde verzekerden meer financieel profijt hebben

zorgverzekeraar hem de komende weken de moge-

van eigen risico’s dan zorgverzekeraars met relatief

lijkheid zal bieden voor 1994 een vrijwillig eigen risico in de AWBZ te nemen? In dit artikel hebben wij
geconcludeerd dat zorgverzekeraars, als gevolg van

veel chronisch zieken. Zorgverzekeraars die geen ei-

den. Ook zullen zorgverzekeraars met relatief veel

de door staatssecretaris Simons geboden financiele

gen risico aanbieden, zullen vanwege de verevening een gedeelte van de winst moeten bekostigen
die andere zorgverzekeraars kunnen behalen met het

compensatie risicoloos een vrijwillig eigen risico van
/ 200 met een premiekorting van/ 106 kunnen aanbieden. Vervolgens hebben wij laten zien dat het aanbieden van vrijwillige eigen risico’s, afhankelijk van
de hierbij door de zorgverzekeraars gekozen strate-

aanbieden van eigen risico’s. Ter illustratie hiervan
het volgende rekenvoorbeeld: stel dat geen enkel ziekenfonds een vrijwillig eigen risico aanbiedt en dat
40% van de particulier verzekerden een eigen risico
van/ 200 neemt met een premiekorting van/ 100

gic, kan leiden tot verrassende, onvoorziene en uiteindelijk voor de branche als geheel ongunstige effecten. Als geen enkele zorgverzekeraar een eigen risico
aanbiedt, blijft de onderlinge concurrentiepositie onveranderd. Indien evenwel een zorgverzekeraar wel

eigen risico’s aanbiedt, kan dit leiden tot een verbetering van diens concurrentiepositie en tot een aantas-

ting van de concurrentiepositie van de zorgverzekeraars die geen eigen risico’s aanbieden. Gezien de
mogelijke voordelen die een individuele zorgverzekeraar zowel financieel (in ieder geval op korte termijn)
als publicitair kan behalen, achten wij het niet on-

ESB 1-12-1993

9. Gegeven het advies van de Vereniging van Nederlandse
Zorgverzekeraars om voor 1994 de nominale premie zonder eigen risico vast te stellen op 150 gulden, impliceert
een nominale premie van nul gulden een premiekorting
van 150 gulden. Uitgaande van circa 110 gulden reductie in
schade-uitkering, impliceert formule (1) een gemiddeld verlies per verzekerde van circa 27 gulden.
10. Bij PK = 150 geldt dat W < 0 als RS < 293 (zie formule
1), hetgeen zeer waarschjjnlijk voor alle zorgverzekeraars

het geval is.
11. Verzekerings Magazine WP, 3 maart 1993, biz. 4.
12. Zie voetnoten 2 en 3.

(zie figuur 3). Dan behalen de particuliere verzekeraars in 1994 een gezamenlijk voordeel van/ 41 mln.
en de particulier verzekerden met een eigen risico
een gezamenlijk voordeel van/ 45 mln. In 1994
wordt dit voordeel voor circa 10% bekostigd door
de zorgverzekeraars die geen eigen risico aanbieden
(voornamelijk ziekenfondsen) en voor 90% door het
Algemeen Fonds. Deze extra uitgaven van het Alge-

den gehanteerd. De marktwerking zal er dan toe leiden dat een vrijwillig eigen risico uiteindelijk neerkomt op een verplicht eigen risico, en dat uiteindelijk
alle zorgverzekeraars slechter af zullen zijn dan in de

situatie waarin geen enkele zorgverzekeraar een eigen risico aanbiedt.

Dit artikel heeft duidelijk gemaakt dat naast de
politieke problemen ook veel verzekeringstechnische

meen Fonds zullen in 1995 door alle verzekerden

problemen kleven aan vrijwillige eigen risico’s in de

(ziekenfonds en particulier) gezamenlijk bekostigd

AWBZ. Hiervoor zijn technische oplossingen denkbaar. Bij het bedenken van deze oplossingen is het
goed te realiseren dat het onvoldoende functionerende normuitkeringenstelsel in wezen de wortel van

moeten worden.
Naast bovengenoemde effecten kan ook een remgeldeffect als gevolg van eigen risico’s worden verwacht. Het is moeilijk op voorhand een precieze
schatting hiervan te maken. Dit hangt mede af van

hoeveel en welke verzekerden een eigen risico nemen en hoe hoog het eigen risico is. Ook moet reke-

ning worden gehouden met ongewenste substitutie:
vervanging van goedkope geneesmiddelen (bij voorbeeld pijnstillers) door een duurdere behandeling
(bij voorbeeld fysiotherapie). Als per saldo een kos-

het probleem vormt. Indien er goed functionerende
normuitkeringen zouden zijn, dan zou er geen verevening en nacalculatie nodig zijn, dan zou de fictieve bijtelling van/ 125 niet nodig zijn en dan zou risicoselectie niet profijtelijk zijn. Dan zouden de zorgverzekeraars zich uitsluitend bezig kunnen houden

met de verzekeringstechnische aspecten van eigen
risico’s en met ‘normale’ marktstrategieen, en niet

tenverlagend remgeldeffect optreedt, hetgeen waar-

met de onvoorspelbare en onbedoelde effecten van

schijnlijk lijkt, dan gaan als gevolg van vrijwillige ei-

de als een lappendeken functionerende regelgeving.

gen risico’s, ceteris paribus, de kosten van de

Deze analyse toont nogmaals aan hoe cruciaal de rol

gezondheidszorg in 1994 omlaag, terwijl de uitgaven

van normuitkeringen in het beoogde verzekerings-

van het Algemeen Fonds in 1994 omhoog gaan.

stelsel is.

Aangezien vrijwillige eigen risico’s in de AWBZ
aanleiding kunnen geven tot effectieve en profijtelijke vormen van risicoselectie door de zorgverzekeraars, moet het niet onwaarschijnlijk worden geacht
dat op risicoselectie gerichte strategieen zullen wor-

Frank Bakker
Wynand van de Yen
Rene van Vliet

Auteurs