Met nut van kinderen
Ran het nut van kinderen wel eenduidig warden vastgesteld, en zoja,
heeft het wel zin om kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken?
Inkomensbeleid
Hoewel de economische theorie her
en der aanknopingspunten biedt
voor wetenschappelijke beschouwingen, blijft inkomensbeleid tot op grote hoogte een kwestie van politieke
voorkeuren. We kunnen prachtige
analyses opstellen over de voor- en
nadelen van deze of gene inkomensverdeling, maar uiteindelijk is ieders
persoonlijke voorkeur vooral een
kwestie van smaak.
Ondanks deze relativering, blijft
het zoeken naar een onderbouwing
van het inkomensbeleid een geliefd
terrein van wetenschappelijk onderzoek. Als de onderzoeker zich bewust is van de eerdergenoemde beperking, dan is daar ook niets tegen.
In £SBvan 11 augustus 1993 wagen
B.M.S. van Praag en E.J.S. Plug zich
aan een analyse van de kinderbijslag:
wordt kindervreugd door middel van
de kinderbijslag niet ten onrechte beloond? Volgens hen is dit voor de hogere inkomens inderdaad het geval.
Zij pleiten daarom voor de invoering
van een inkomensafhankelijke kinderbijslag1. In dit commentaar waag ik
me op hetzelfde glibberige terrein
van de wetenschappelijke onderbouwing van inkomensbeleid. Ik heb
drie bedenkingen bij de conclusies
van Van Praag en Plug. De eerste
twee hebben betrekking op de normatieve uitgangspunten, de laatste
op de economische consequenties
van hun voorstellen.
Wat te egaliseren?
Nutsniveau
In hun bijdrage veronderstellen Van
Praag en Plug dat een optimale kinderbijslag het nut van burgers met uiteenlopende kindertallen dient te egaliseren. In formulevorm kan dit als
volgt worden opgeschreven:
U [Y+B,ll = U [Y,0]
ESB 20-10-1993
waarin:
U [Y,X] = het nutsniveau van een burger met inkomen Y en kindertal X;
Y = het overige inkomen;
B = de kinderbijslag voor een kind.
Voor meer dan een kind gelden vergelijkbare formules.
Marginaal nut van geld
Wie zich a la Bentham/Bergson ten
doel stelt de som van de individuele
nutsniveaus te maximeren, moet niet
het nutsniveau, maar het marginaal
nut van geld egaliseren. In formulevorm komt dit neer op het volgende:
UY
UY [Y,0]
Het verschil tussen beide optics kan
het best worden geillustreerd aan de
hand van iemand die last heeft van
depressiviteit. Het welzijn van een
dergelijke persoon is ongetwijfeld
laag, maar het is de vraag of dit met
geld kan worden gecompenseerd.
Voor zover dit mogelijk is, vergt dit
veel geld. Het marginale nut van geld
voor een depressief persoon is, bij gelijk nutsniveau, lager dan normaal. Indien het inkomensbeleid wordt gebaseerd op de egalisatie van het marginaal nut van geld, dan moet iemand
die last heeft van depressiviteit genoegen nemen met een lager nutsniveau,
omdat extra geld weinig extra nut oplevert.
Ook in het geval van kinderbijslag
is dit verschil relevant. Een deel van
de mensen zonder kinderen zou vermoedelijk graag kinderen hebben,
maar kan deze wens om allerlei redenen niet vervullen. Dit verklaart mogelijk de bevindingen van Van Praag
en Plug, waaruit blijkt dat huishoudens met kinderen bij gelijk inkomensniveau gelukkiger zijn dan huishoudens zonder kinderen. Indien
men nutsniveaus wenst te egaliseren,
moet men de kinderloze gezinnen
voor dit gemis compenseren. Indien
men de egalisatie van het marginale
nut van geld nastreeft, dan is dit niet
het geval. Kinderloosheid kan niet
met geld worden afgekocht. Het marginale nut van geld is, bij gelijk overig inkomen, voor een gezin met kinderen vermoedelijk zelfs hoger.
Cantril vs inkomenswaardering
Het subtiele onderscheid tussen het
nutsniveau en het marginale nut van
geld is meestal zonder praktische betekenis, omdat beide begrippen nauwelijks kunnen worden geoperationaliseerd. Voor de analyse van Van
Praag en Plug is dit echter •wel het geval. In hun ogen kan het nut worden
gemeten door respondenten rechtstreeks naar hun welzijn te vragen
(de Cantril-vraag). Deze vraag geeft
niet alleen inzicht in het nutsniveau,
maar kan ook worden gebruikt voor
het berekenen van het marginale nut
van inkomen, door bij gegeven kindertal het nutsniveau van huishoudens met een marginaal verschillend
inkomen te vergelijken2.
Op basis van de gegevens die Van
Praag en Plug in hun artikel presenteren, kan deze berekening niet worden uitgevoerd. Behalve de Cantrilvraag presenteren de auteurs in hun
artikel echter ook gegevens over de
waardering van het inkomen. Zij interpreteren deze laatste gegevens als
een meer beperkt welvaartsbegrip,
louter gebaseerd op materiele voorspoed. Theoretisch is deze interpretatie weinig aantrekkelijk omdat de economic geen onderscheid kent tussen
welvaart en welzijn. Ik suggereer
daarom een alternatieve interpretatie:
stel dat de inkomenswaarderingsvraag het marginale nut van geld
meet. In dat geval kunnen deze gegevens worden gebruikt om te analyseren hoe de kinderbijslag eruit zou
zien als de egalisatie van het marginale nut van geld uitgangspunt is. Zoals
a priori te verwachten viel, levert dit
precies de omgekeerde conclusie: de
kinderbijslag zou toe moeten nemen
met het inkomen.
Herverdeling per generatie?
In hun artikel geven Van Praag en
Plug een interessant overzicht van de
argumenten die in het verleden voor
1. Zie ook het interview met W.F. Duisen-
berg, Socialisme en Democratic, 1992, nr. 9.
2. De suggestie voor deze berekeningswijze is van C.M. van Praag.
kinderbijslag zijn aangevoerd. Wat
De voorgestelde introductie van
een inkomensafhankelijke kinderbijslag levert op dit punt geen bijdrage.
Minder inkomensoverdrachten vergroten de doelmatigheid, omdat zij
leiden tot lagere marginale tarieven.
Een inkomensafhankelijke kinderbijslag leidt slechts tot een verschuiving
van marginale tarieven: lagere marginale tarieven voor kinderloze huishoudens ten koste van hogere tarieven voor huishoudens met kinderen.
Aangezien het verlies meer dan even-
daarbij opvalt is dat al deze argumenten zijn gebaseerd op de gedachte
dat kinderbijslag een herverdeling is
binnen generaties, van kinderloze
naar kinderrijke huishoudens.
Er is echter een alternatieve interpretatie: kinderbijslag als een herverdeling tussen generaties. Het arbeidsinkomen gedurende de levensloop
laat zich representeren als een bergparabool: de eerste 25 jaar leveren
nauwelijks iets op, dan volgen de
veertig rijke jaren, en tot slot is het
tijd voor de welverdiende rust. Een
optimaal inkomensbeleid zou het
marginale nut van geld over de levensloop moeten egaliseren. Gegeven het verloop van het arbeidsinkomen komt dit neer op een herverdeling van de middelste fase (de veertig
rijke jaren) naar de eerste en de laatste fase. De AOW draagt bij aan de
herverdeling van de tweede naar de
Deze problemen treffen iedere inkomensafhankelijke regeling. Bij de kinderbijslag doet zich echter een extra
derde fase. De kinderbijslag zorgt, op
probleem voor: hoe wordt het rele-
veel beperktere schaal, voor herverdeling tussen de eerste twee fasen.
Voor de AOW kan men volhouden
dat hier geen taak voor de overheid
is weggelegd: de kapitaalmarkt stelt
individuen in staat om zelf over de
vante inkomen bepaald? Telt alleen
het inkomen van de man of alleen
dat van de vrouw, of moeten de inkomens van beide partners worden opgeteld? Dat laatste ligt het meest voor
meest wenselijke intertemporele ver-
deling van hun welvaart te beslissen.
Dit geldt echter niet voor de kinderbijslag: kinderen zijn niet in staat om
op de kapitaalmarkt een voorschot
op hun latere arbeidsinkomen op te
nemen.
Indien de legitimatie voor de kinderbijslag ligt in de sfeer van de herverdeling niet binnen, maar tussen generaties, dan zijn de gegevens van
Van Praag en Plug niet relevant. In
dat geval is een vergelijking van nutsniveaus of marginale nutten tussen
generaties van belang.
Efficientie vs rechtvaardigheid
We verlaten nu het terrein van de normatieve theorie en richten ons op de
neveneffecten van het herverdelingsbeleid. Kosteloze herverdeling van inkomen is veelal onmogelijk, omdat
dit, vanwege de verstoring van relatieve prijzen, gepaard gaat met verlies
aan doelmatigheid. De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor
dit dilemma, met name bij de sociale
zekerheid. Van Praag en Plug plaatsen hun artikel in deze discussie: als
de herverdelingsmachinerie ter discussie staat, waarom dan niet de kinderbijslag?
de hand, maar hoe moet het dan met
gescheiden wonende ouders? Geldt
dan alleen het inkomen van de verzorgende ouder? Een dergelijk sys-
teem gaat in tegen het veelbezongen
streven naar individualisering van het
inkomensbeleid: er komen nieuwe
onderlinge afhankelijkheden tussen
de inkomens van partners bij. Dergelijke afhankelijkheden genereren
voor ouders prikkels om apart te wo-
nen, al is het maar louter formeel.
Er zijn goede redenen om te twijfe-
redig toeneemt met de hoogte van
len aan de mogelijkheden voor een
het belastingtarief, wordt de doelmatigheid zelfs negatief bemvloed: het
negatieve effect van hogere tarieven
is groter dan het positieve effect van
lagere tarieven .
volledige individualisering van inkomensbeleid, maar het lijkt weinig consistent om nieuwe vormen van onderlinge afhankelijkheid te introduceren.
Coen Teulings
Inkomensajhankelijkheid
De auteur is verbonden aan de vakgroep
Macro-economic van de Universiteit van
Amsterdam. Hij dankt C. Folkertsma voor
zijn commentaar op een eerdere versie.
3. Dit is omdat de welvaartsverliezen een
tweede-ordeverschijnsel zijn: het verlies
neemt bij benadering kwadratisch toe met
de hoogte van het tarief.