Naar een multinationaal mkb
Wereldwijd is er sprake van een explosief toenemende vervlechting
van ondernemingen over de grenzen been. Nederlandse kleine en
middelgrote ondernemingen blijken in ditproces een vooraanstaande
plaats in te nemen.
Voor ondernemers, politici en economen is internationalisering een
sleutelwoord voor de jaren negentig
geworden. Een sleutelwoord dat primair betrekking heeft op het vervagen van grenzen. Op een breed gebied raken economieen steeds meer
met elkaar verweven. Financiele
markten in de wereld hebben zich
daardoor ontwikkeld tot een stelsel
van communicerende vaten. Illustratief in dit verband is recent onderzoek waaruit blijkt dat als de effectenkoersen op de Amerikaanse beurs
stijgen, de Europese beurzen in zeven van de tien gevallen volgen.
Maar niet alleen de financiele
markten raken internationaal in toenemende mate ge’integreerd. Ook
ondernemers kijken steeds meer
over de eigen landsgrenzen been.
Daarbij kan het zowel gaan om export van goederen en diensten als
om het oprichten of verwerven van
dochterbedrijven in het buitenland
die van daaruit de markt gaan bedienen. In het laatste geval wordt doorgaans van directe investeringen gesproken. Dat zijn investeringen die
er op gericht zijn een blijvend belang
in buitenlandse ondernemingen te
verkrijgen en feitelijke invloed op
het beleid van die ondernemingen
uit te oefenen . Het is vooral deze
laatste vorm van internationalisering
Figuur 1. Mondiale directe investe-
ringsstromen, in miljarden guldens
100
‘)90
80
60
W
40
••i
20
\**U
‘» /
84
/»
!»
«5
86
85
“”^7^^:::::7!~~rS85 (
^———-^ ~W
=
m
M
.
-20
0
20
40
60
80
.
.
.to.
100 120 140 160
waar de ontwikkeling de afgelopen
jaren ronduit stormachtig is geweest.
In het onderstaande zal hierop nader worden ingegaan. Daarbij wordt
allereerst aandacht geschonken aan
de mondiale ontwikkeling van de directe investeringen. Vervolgens zal
worden ingegaan op het belang van
Nederland in dit proces en in het bijzonder op de rol die het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb)
daarbij speelt2. Het gaat bij het mkb
om een belangrijk segment van onze
economie dat bestaat uit meer dan
400.000 particuliere ondernemingen,
98% van het totale aantal particuliere
bedrijven, waar 60% van de werkgelegenheid in de particuliere sector is
geconcentreerd.
Mondialisering
In de tweede helft van de jaren tachtig hebben de directe investeringen
wereldwijd een grote vlucht genomen. Onder invloed van een voorspoedige conjuncturele ontwikkeling
en ondersteund door de vrijmaking
van het internationale kapitaalverkeer werd er in de periode 19861990 gemiddeld/ 345 miljard per
jaar in buitenlandse bedrijven gei’nvesteerd, vier keer zoveel als in de
eerste helft van de jaren tachtig. Van
het genoemde bedrag was circa 80%
afkomstig van de drie belangrijkste
handelsblokken in de wereld, Japan,
de EG en de VS. Het meest geprononceerd was de uitbreiding van de Japanse investeringsbelangen (in figuur 1 de beweging in verticale
richting). In 1989 investeerden ondernemers uit het land van de rijzende
zon voor maar liefst/ 95 miljard,
meer dan heel Europa en de VS in
dat jaar te zamen. Nadien zijn de Japanse investeringsinspanningen onder invloed van een inzakkende conjunctuur weliswaar gedaald, maar
met/ 57 miljard in 1991 nog zeer om-
vangrijk. Dit staat in schril contrast
met de ontwikkeling van de binnenkomende investeringen in Japan (in
figuur 1 de beweging in horizontale
richting). Deze bleven vrijwel nihil,
hetgeen de moeilijke toegankelijkheid van de Japanse markt illustreert.
In het dtrecte investeringsbeloop
met betrekking tot de EG komt, behalve de conjunctuuromslag in 1990,
nog een andere factor markant tot uitdrukking, te weten de naderende vorming van een grote interne markt.
Het blijkt namelijk dat de groei van
de investeringstroom die de EG verliet, na 1987 belangrijk afzwakte. Dat
kwam echter vooral doordat Europese ondernemers in de naderende gemeenschappelijke markt aanleiding
zagen om meer in de andere EG-landen te investeren. Dit ‘Europa-effect’
kwam tegelijkertijd ook tot uitdrukking in de investeringsstroom die de
EG binnenkwam. Deze gaf een forse
groei te zien doordat ondernemers
van buiten de EG zich van een plekje
op de grote Europese afzetmarkt wilden verzekeren.
Wat de VS betreft blijken vooral de
binnenkomende directe investeringen een grote dynamiek te vertonen.
In 1989 bereikten zij, met/ 160 miljard gulden, een hoogtepunt waarna
zich weer een snelle terugval voordeed. Deze ontwikkeling is in belangrijke mate de weerspiegeling van de
Japanse en Europese investeringsactiviteiten. De uitgaande investeringen
van de VS bleven daarentegen relatief beperkt. In 1984 traden er zelfs
desinvesteringen op.
Positie Nederland
Evenals elders in de wereld is ook in
Nederland de internationale vervlechting van het bedrijfsleven na het midden van de jaren tachtig sterk toegenomen. Vooral in de jaren 1989-1991
hebben de uitgaande en binnenkomende investeringsstromen een ongekend grote omvang bereikt. Nederlandse ondernemers hebben in deze
1. Tot de directe investeringen worden
naast de deelnemingen in het kapitaal
van buitenlandse ondernemingen, al dan
niet in de vorm van aandelen, ook alle
kredieten tussen moeder- en dochterondernemingen gerekend.
2. Zie ook J.M.J. Jannink, De internationale vervlechting van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, DNB, Kwartaalbericht, nr. 1, 1992.
jaren gemiddeld ruim/ 23 miljard
per jaar in buitenlandse bedrijven
gei’nvesteerd. Dat is ruim het dubbele van het bedrag dat gemiddeld eerder in de jaren tachtig in buitenlandse dochterbedrijven werd gestoken.
Figuur 2. Uitgaande directe investeringen per sector, standen infmrd.
Figuur 3. Idem, binnenkomende
directe investeringen
1986
1 1990
Omgekeerd heeft het buitenland zijn
belangen in Nederlandse bedrijven
in de periode 1989-1991 met gemiddeld/ 13 miljard per jaar uitgebreid,
een verdrievoudiging ten opzichte
rrjf
\
van het gemiddelde in de voorafgaande negen jaren.
Het aandeel van het mkb in de directe investeringsstromen geeft een
nogal wisselend beloop te zien. Gemiddeld genomen was in de periode
trekking had. Daarmee lag het aandeel van de dienstensectoren fors hoger dan in het grootbedrijf (40-45%).
mkb tussen eind 1986 en eind 1990
met circa twee derde uitgebreid tot
bijna / 22 miljard. Daarmee overtref-
1987-1991 ruim 10% van de uitgaan-
Dit hangt samen met het feit dat het
de directe investeringen van het mkb
afkomstig, terwijl van de binnenkomende investeringen 25% het Nederlandse mkb als bestemming had.
Deze percentages liggen substantieel
boven die uit het verleden. Dit betekent dat ook kleine- en middelgrote
ondernemingen in toenemende mate
met het buitenland verweven raken.
Uit het geografische patroon van
de directe investeringsstromen blijkt
dat het mkb zijn blik vooral op de andere EG-landen richt. Onder invloed
van de naderende gemeenschappelijke markt ging twee derde deel van
de uitgaande investeringen naar de
EG-partners. Dat is naar schatting
tien procentpunten meer dan gemiddeld in de jaren voor 1987. De grootste belangstelling ging daarbij uit
mkb voor een groter deel uit dienstverlenende bedrijven bestaat dan het
grootbedrijf. Bovendien laten dien-
fen zij het belang dat het mkb in het
buitenland heeft uitstaan met / 11
miljard. Dit komt vooral doordat de
naar onze buurlanden Belgie/Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland. Van de wat verder
gelegen EG-landen mocht met name
Spanje zich in een toenemende interesse van het mkb verheugen. Bij de
binnenkomende investeringen kwam
de aantrekkingskracht van de ene,
grote Europese markt niet alleen tot
uiting in een toeneming van de investeringen vanuit de andere EG-landen, maar ook in die vanuit de EVAlanden. Te zamen namen de EG- en
EVA-landen driekwart van de binnenkomende investeringsstroom voor
hun rekening, naar schatting 15 procentpunten meer dan gemiddeld in
de jaren voor 19873.
Binnen het mkb blijken vooral de
dienstverlenende sectoren meer met
het buitenland verweven te raken. Te
zamen namen zij in de jaren 19871991 circa 75% van de uitgaande en
binnenkomende directe investeringsstromen voor hun rekening, terwijl
de overige 25% op de industrie be-
ESB 20-1-1993
investeringsstroom in de praktijk
sten zich, vanwege hun aard, moei-
meer van grote naar kleine bedrijven
lijk exporteren. Om ze op buitenlandse markten aan te kunnen bieden
zijn ondernemers daardoor al gauw
genoodzaakt om over buitenlandse
dochterbedrijven te beschikken.
Het belang van de dienstverlenende sectoren in de internationalisering
van het mkb komt ook in de standen
van de directe investeringen duidelijk tot uitdrukking. Tussen eind 1986
en eind 1990, het recentste jaar waarover standengegevens bekend zijn, is
het totale belang van het mkb in buitenlandse ondernemingen meer dan
loopt dan omgekeerd.
De sterke groei van de directe investeringen in de afgelopen jaren is
zowel het gevolg van een uitbreiding
van reeds bestaande investeringsbelangen als van het aangaan van nieuwe investeringsrelaties. Vooral het
laatste aspect is interessant omdat
juist dit als een goede graadmeter
voor het voortschrijden van het internationaliseringsproces kan worden
gezien. Uit een jaarlijks door DNB ge-
houden enquete naar de standen van
laatstgenoemd bedrag kwam ruim
/ 8 miljard voor rekening van dienstverlenende bedrijven. Figuur 2 laat
zien dat het hierbij vooral ging om
handelsondernemingen en niet-bancaire financiele instellingen. Onder
de laatste zijn vooral beleggingsinstellingen en financieringsmaatschappijen begrepen. Industriele bedrijven
hadden per ultimo 1990 bijna / 3 miljard in het buitenland gei’nvesteerd.
In vergelijking tot eind 1986 zijn ook
de uitgaande en binnenkomende directe investeringen kan worden afgeleid dat er eind 1990 in het mkb en
het grootbedrijf te zamen 1.050 Nederlandse ondernemingen waren die
voor/ 1 miljoen of meer in het aandelenkapitaal van buitenlandse bedrijven deelnamen. Ten opzichte van
ultimo 1986 betekent dit een stijging
met 180 bedrijven ofwel 20%. Tabel
1 laat zien dat deze stijging voor het
grootste deel betrekking heeft op ondernemingen uit het mkb. Deze opmerkelijke constatering krijgt nog
hier de buitenlandse belangen meer
meer relief indien bedacht wordt dat
dan twee keer zo groot geworden.
De sterke uitbreiding die de verschillende sectoren aan hun buitenlandse belangen hebben gegeven,
kan vermoedelijk voor een deel worden gezien als een reactie op een toenemende concurrentie van buitenlandse bedrijven op de Nederlandse
markt. Blijkens figuur 3 komen namelijk de sectoren die het meest in het
buitenland investeren ook zelf het
meest onder buitenlandse invloed te
hierbij niet is gekeken naar kapitaaldeelnemingen van minder dan/ 1
miljoen, een segment waar het mkb
relatief sterk vertegenwoordigd is.
Nog pregnanter is de ontwikkeling
bij de binnenkomende investeringen.
Het blijkt namelijk dat het buitenland
verdubbeld tot/ 11 miljard. Van
staan. In totaal heeft het buitenland
zijn belangen in het Nederlandse
in de beschouwde periode qua aantal bedrijven uitsluitend verder in het
mkb is gepenetreerd.
3. Zie ook M. van Nieuwkerk, Europeanisering van de Nederlandse economic,
DNB, Kwartaalbericht, nr. 2, 1991.
:
• :>i^^^Hitl«M
Rendementen
Tabel 2. Rendementen op directe investeringen naar sectoren en naar landen,
procenten: gemiddelden over 1987-199O
Wanneer de rente- en dividendopbrengsten op directe investeringen, zoals gemeten in de Nederlandse betalingsbalans, aangevuld met de
door buitenlandse dochtermaatschappijen ingehouden winsten worden
gerelateerd aan de stand van de directe investeringen, dan wordt een
beeld van de behaalde rendementen
verkregen. Hieruit komt naar.voren
dat de buitenlandse belangen van
het mkb over de periode 1987-1990
gemiddeld 6,6% per jaar hebben opgeleverd. Dit percentage blijft achter
bij wat buitenlandse ondernemers in
het Nederlandse mkb verdienden
(7,7%; label 2). Een aantal factoren
kan hierbij een rol spelen.
In de eerste plaats kan gewezen
worden op een verschil in schaalgrootte. Bij de uitgaande investeringen gaat het uitsluitend om kleine
Mkb
uitgaand
Naar sectoren
Industrie
Handel
binnenkomend
3,4
11,2
8,5
11,5
8,2
Transport en opslag
^>.9,1
Bank- en verzekeringswezen ” 11,5
Niet-bancaire financiele
instellingen
Onroerend goed
Overige dienstverlening
Naar landen
EG
EVA
Verenigde Staten
Zuidoostaziatische 10
Overige landen
Gfootfee^riif
uitbinnengaand
komend
6JI
13,8
16,1
6,5
., 7,5
7,5
2,7
8,6
5,2
20,6
10,3
10,7
2,7
5,5
1,8
0,2
6,5
5,1
7,4
18,3
3,0
6,9
11,5
8,4
4,7
15,5
10,4
6,6
7,7
8,7
-0,5
8,5
Totaal
7,6
1,4
8,4
13,9
6,4
9,0
20,8
16,7
14,2
4,9
12,6
en middelgrote bedrijven die in de
ten zullen worden geconfronteerd
len. Daarentegen spelen bij ondernemers uit het Nederlandse mkb ver-
Illustratief in dit verband is een recente Amerikaanse studie . Daarin wordt
dan de grote buitenlandse onderne-
moedelijk strategische overwegingen
becijferd dat als bij de Amerikaanse
mingen die deel uitmaken van direc-
een belangrijke rol. Hierbij kan met
te investeerders in het Nederlandse
name worden gewezen op het stre-
mkb. De laatstgenoemden beschik-
ven een voldoende spreiding op de
ken doorgaans over betere mogelijk-
grote Europese markt te bereiken.
export ook de afzet wordt geteld van
Amerikaanse dochters die in het buitenland zijn gevestigd, en bij de import eenzelfde correctie wordt ge-
heden om goed renderende bedrij-
tot uitdrukking in de hogere rendementen die in het grootbedrijf worden gerealiseerd.
Ten tweede kunnen de relatief
De noodzaak daartoe loopt op met
het toenemen van buitenlandse concurrentie op de thuismarkt.
Overigens doen niet alle sectoren
van het mkb het in vergelijking tot
het buitenland minder goed. Zo halen kleine en middelgrote transportondernemingen, bank- en verzeke-
balanstekort van $ 140 miljard zouden hebben gehad maar juist een
overschot van $ 50 miljard. Het Amerikaanse bedrijfsleven zit dus heel
duidelijk in belangrijke mate buiten
de VS. Evenzeer geldt dat het Nederlandse bedrijfsleven zich niet langer
lage rendementen van het mkb ook
ringsinstellingen en onroerend-goed-
uitsluitend in Nederland bevindt.
samenhangen met verschillen in ren-
maatschappijen in vergelijking met
het buitenland betere resultaten. Dit
beeld wijkt af van dat in het grootbedrijf, waar alle sectoren qua rendement bij het buitenland achterblijven.
dat kleine en middelgrote bedrijven
relatief flexibel kunnen opereren en
alert op geboden kansen kunnen inspelen. Dat zou ook mede een ver-
Voor de grote Nederlandse multinationals gold dat al langer. Dat recentelijk ook steeds meer ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf
de stap naar het buitenland hebben
gemaakt, onderstreept de dynamiek
van het internationaliseringsproces
en het toekomstgerichte denken in
dit belangrijke segment van onze economic, dat ook zelf in toenemende
klaring kunnen vormen voor de goe-
mate onder buitenlandse invloed is
de resultaten die het mkb behaalt in
komen te staan.
regel met relatief hogere aanloopkos-
ven over te nemen dan kleinere
investeerders. De invloed van het
verschil in schaalgrootte komt ook
dementseisen. Zo is van Arnerikaan-
se ondernemers bekend, en de cijfers in label 2 ondersteunen dit, dat
zij zich relatief sterk laten leiden
door de mogelijkheid om op korte
termijn hoge rendementen te behaTabel 1. Aantal bedrijven met buitenlandse kapttaaldeetnemingen van
f 1 miljoen ofboger
1986
1990 Mutatie
de EVA-landen en in Zuidoost-Azie,
landen waar de belangen van het
mkb overigens nog vrij beperkt zijn.
Uitgaand
• mkb
•grootbedrijf
• totaal
Mogelijk komt hierin tot uitdrukking
395 495
475 555
870 1050
Binnenkomend
• mkb
900 i080
• grootbedrijf 555 555
• totaal
1455 1635
100
80
180
maakt, de VS in 1986 geen betalings-
Slot
180
Uit het bovenstaande blijkt hoezeer
het bedrijfsleven wereldwijd integreert. Landsgrenzen boeten daar-
0
180
door in als criterium om het nationale bedrijfsleven af te bakenen.
Johan Jannink
De auteur is adjunct-afdelingsdirecteur
van de Afdeling Statistische informatie en
rapportages.
4. DeAnne Julius, Global companies and
public policy; the grouting challenge of
foreign direct investment, 1990.