Ga direct naar de content

Winstdeling: perpetuum mobile of trucendoos?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 16 1990

Winstdeling: perpetuum
mobile of trucendoos?
Reeds enkele jaren geleden heeft
het PvdA-kamerlid en financieel specialist Vermeend een wetsvoorstel over
winstdeling ingediend. Als wondermiddel werd het wetsvoorstel in de landelijke dagbladen, van verschillende signatuur, onthaald. Het warmste onthaal
ontving het voorstel nota bene in de
krant die het stiefbroertje van de winstdeling, de vermogensaanwasdeling of
VAD, het hardst bejegende: de Telegraaf. Maar niet alleen de media, ook
de werknemers- en werkgeversorganisaties, VNO en FNV, en de belangrijkste politieke partijen reageerden positief.
Gehoorgevend aan deze druk heeft
het kabinet, ondanks initieel tegensputteren van twee achtereenvolgende ministers van Financien, onlangs een
werkgroep ingesteld. Deze tripartite
werkgroep moet bekijken of en hoe een
regeling die winstdeling bevordert, kan
worden ingevoerd.
De verschillende enthousiaste reacties behoeven trouwens geen verwondering. De motivatie van en financiele
voorbeelden bij het wetsvoorstel wekken namelijk de indruk dat het voor alle
betrokkenen, werknemers, werkgevers
en overheid een erg voordelig voorstel
is. Het voorstel zou loonmatiging bevorderen, werknemers laten meedelen in
de overwinst, motiverend werken en de
overheid bovendien niets kosten. Alsof
dat niet genoeg was, verschenen er
berekeningen van het CPB van de effecten van het wetsvoorstel, die dit
beeld leken te bevestigen. Het voorstel
van Vermeend om winstdeling fiscaal
gunstig te behandelen lijkt dus een
ideale vinding, een regeling die meer
oplevert dan hij kost, een echt perpetuum mobile.

Vermeends herverdeling
Hoe werkt dit perpetuum mobile? Het
financiele voorbeeld van Vermeend is
in kolom 2 (tabel 1) uiteengezet en kan
worden vergeleken met de oude, ongewijzigde situatie in kolom 1 van dezelfde
tabel. Over de winstdeling, zo luidt het
voorstel, worden geen werknemerspremies en loonbelasting afgedragen. Bij
vervanging van / 100 bruto loon door
/ 100 winstdeling, waar Vermeend bij
wijze van voorbeeld van uitgaat, gaan

478

loon. Dat staat zelfs met zoveel woorden in het voorstel voor de nieuwe wettekst. Voor zover dat ‘extra’ loon deel
uitmaakt van de reguliere loonstijging,
is het echter al in de ramingen verwerkt
en verandert dat niets aan het voorbeeld. Voor zover het ‘extra’ loon echt
additioneel is, kan echter onmogelijk
van loonmatiging worden gesproken.
Extra betekent immers meer loonkosten en niet minder.

werknemers er dus op vooruit (f 32 in
het voorbeeld).
Werkgevers hoeven over de winstBerekeningen CPB
deling evenmin sociale premies af te
dragen. Dat scheelt hun / 27 in het
Hoe komt het nu dat de berekeninvoorbeeld. Daartegenover staat dat ze
volgens het voorstel de beloning niet gen van het CPB de claims van Vermeer kunnen aftrekken bij de bepaling meend lijken te bevestigen? Winstdevan de fiscale winst en dus meer winst- ling leidt volgens het CPB namelijk ook
belasting betalen (/ 53). Per saldo tot loonmatiging, tot inkomensvooruitgaan de werkgevers er dus / 26 op gang bij de winstdelende werknemers
achteruit.
en een overheid die er financieel wel bij
Omdat de derving van de loonbelas- vaart.
ting en sociale premies groter is dan de
Het antwoord is simpel. Het CPB
extra winstbelasting die de overheid gaat ervan uit dat de winstdeling buiten
binnenkrijgt, gaat ook de overheid er de koppeling blijft. Aangezien het CPB
per saldo op achteruit (/ 6).
Het resultaat is simpel en duidelijk. Er
is geen sprake van een perpetuum mo- Tabel 1. Uitgewerkt rekenvoorbeeld bij
bile, maarvan een ‘zero sum game’ :de het wetsvoorstel-Vermeend
vooruitgang van de werknemers gaat
(1)a
(2)a
(3)b
ten koste van de werkgevers en de
Oud Ver- Internaoverheid. Het voorstel leidt niet tot de
meend tionals
loonmatiging die Vermeend claimt, en
evenmin tot de budgettaire neutraliteit Produktie
127
127 127
bij de overheid die Vermeend voorspie- Werkgeverspremies
27
0
0
gelt. De effectieve loonkosten stijgen Bruto loon/
100
immers van / 127 naar / 153 en de winstdeling
100
100
0
127
0
overheidsinkomsten dalen van / 59 Fiscale winst
0
53
0
naar / 53 (zie het onderste gedeelte Winstbelasting (Vpb)
Werknemerspremies
32
0
0
van de tabel)1.
Hoe bestaat het nu dat zo’n simpel
Werknemers
voorbeeld van een ‘zero sum game’ de Bruto
100
100
100
indruk wekt voordelig te zijn voor ieder- Belasting en werkeen? Met andere woorden, waarom nemerspremies
32
0
0
prikt niet iedereen gelijk door deze bal- Netto
68
100
100
lon heen? Een eerste reden kan zijn dat
Vermeend in zijn voorbeeld Vergeet’
om expliciet te vermelden dat de over- Commerciele winst
27
27
heid / 27 aan werkgeverspremies derft. voor belasting
Winstbelasting (Vpb)
0
53
Volgens de Memorie van Toelichting op Commercie’le winst
het wetsvoorstel: “is het resultaat als na belasting
27
0 -26
volgt: een verlies aan loon-/inkomstenbelasting van / 32 en een hogere opWerknemerspremies
32
0
brengst aan vennootschapsbelasting
27
0
van / 53″. Menige krant berichtte dus Werkgeverspremies
53
een positief saldo voor de overheid van Winstbelasting (Vpb) _0
59
53
/ 53 – / 32 = / 21 in plaats van een Totaal
negatief resultaat van / 6.
Totaal inkomen
127
127
127
Een tweede reden voor de onjuiste
a. De getallen in de kolommen (1) en (2) zijn
interpretatie kan zijn dat de indruk is
ontleend aan het wetsvoorstel van Vermeend (Kaontstaan dat alleen de / 100 winstde- merstuk 20291). Voordeduidelijkheid is alleen een
ling loonkosten zijn, terwijl de extra bedrag voor produktie toegevoegd. De getallen zijn
winstbelasting (/ 53) die de bedrijven o.a. door ‘Ooif gewijzigd, maar dit heeft geen funkwijt zijn om hun werknemers in de damentele effecten.
b. Het voorstel-Vermeend voor bedrijven die wel
winst te laten delen, wordt vergeten.
commerciele, maar geen fiscale winst maken.
Ten derde wordt elders in het voorstel
de indruk gewekt dat het niet om ver- 1. De verdeling van de fiscale voordelen tusdringing van het huidige loon gaat, zo- sen werknemers en werkgevers in het voorals in het voorbeeld, maar om ‘extra’ beeld van Vermeend is overigens willekeurig.

veronderstelt dat het normale loon (gemeten via de index van de regelingslonen) deels verdrongen wordt door
winstdeling, daalt het normale loon (ten
opzichte van een of ander verondersteld pad). Via de koppeling werkt dit
lagere normale loon door in lagere uitkeringen en ambtenarensalarissen.
De overheid compenseert de derving
van haar inkomsten die voortvloeien uit
de fiscaal gunstige behandeling van
winstdeling derhalve via lagere uitgaven aan uitkeringen en ambtenarensalarissen. Vandaar dat het financieringstekort niet stijgt. Kortom, de uitkeringsgerechtigden en ambtenaren betalen
de hogere netto-lonen van de werknemers in de bedrijven en de hogere winsten van de ondernemingen. Deze hogere winsten resulteren overigens volgens het CPB omdat wordt verondersteld dat werkgevers en werknemers de
fiscale voordelen samsam verdelen.
Er is dus wederom geen sprake van
een perpetuum mobile, maar in feite
van een goedkope true. Dezelfde positieve effecten kunnen immers heel eenvoudig bereikt worden door de koppeling voor een stukje ongedaan te maken
en hiermee de sociale premies te verlagen.
De CPB-berekeningen tonen dus
een nogal verrassende uitkomst van
een wetsvoorstel van een PvdA-kamerlid. Via een achterdeur zou hij de koppeling op de tocht zetten. Het merkwaardige is nu, dat in het wetsvoorstel
helemaal niet staat dat de winstdeling
buiten de koppeling blijft. Evenmin staat
dit in de SER-adviesaanvrage over de
vormgeving van de koppeling (de precieze vorm van de koppeling ligt namelijk nog niet vast). Dus hebben we hier:
– of de situatie dat de berekeningen
van het CPB de verkeerde suggestie
wekken (namelijk dat het voorstel tot
een kleiner financieringstekort in
plaats van een groter financieringstekort leidt);
– of de situatie dat het wetsvoorstel op
een essentieel onderdeel de ware
bedoeling verdoezelt.
Er is nog meer aan de hand met de
CPB-berekeningen. Ten eerste gaat het
CPB er, in tegenstelling tot het wetsvoorstel (de artikelen lla en III), van uit
dat de winstdeling wel aftrekbaar is bij
de bepaling van de winstbelasting. Eigenlijk gaan de berekeningen van het
CPB dus uit van een gewijzigd voorstel
met veel grotere potentiele budgettaire
implicaties (tot 2 miljard gulden).
Ten tweede, en dit heeft een groot
effect op de uitkomst van de berekeningen ongeacht de precieze vormgeving
van het wetsvoorstel, gaat het CPB ervan uit dat de netto-lonen van de werknemers zonder winstdeling of gelijk blijven of dalen2. Mijns inziens ligt het veel
meer voor de hand om ervan uit te gaan

ESB 23-5-1990

dat de netto-lonen van werknemers in
de sectoren die niet overgaan tot winstdeling ook zullen stijgen. Ik kan me niet
voorstellen dat als de werknemers van
DSM netto x% extra krijgen door winstdeling (gemiddeld overde conjunctuurcyclus) de werknemers van kleinere
Limburgse ondernemingen hun netto
looneisen daardoor zullen matigen. Integendeel, ze zullen wat extra’s eisen.
Als dit het geval is ontstaan er loonkostenstijgingen in deze bedrijven en daardoor negatieve werkgelegenheidseffecten. Dit leidt weer tot grotere aantallen werklozen en viade koppeling (want
hier werkt die wel) tot hogere uitkeringen. De budgettaire neutraliteit komt
dan behoorlijk op de tocht te staan, zelfs
als de winstdeling zelf buiten de koppeling blijft.
Ten derde gaat de veronderstelling
van het CPB dat de uitkeringen en de
ambtenarensalarissen
achterbl ijven
niet op indien winstdeling op de top van
de conjunctuur wordt ingevoerd. Als de
winsten weer gaan dalen en daarmee
de winstdeling, dan zullen de uitkeringen en ambtenarensalarissen niet of
minder meedalen, met alle budgettaire
gevolgen van dien.

De economische literatuur
In de berekeningen van het CPB
gaat het dus vooral om de verdelingsaspecten van de winstdeling. Winstdeling wordt primair als een ‘zero sum
game’ gezien. Via herverdeling kunnen
eventueel indirect positieve economische effecten ontstaan. In de economische literatuur heeft daarentegen een
hele discussie gewoed over de directe
allocatieve effecten van winstdeling,
waarbij de verdeling een ondergeschikte rol speelt.
De grote voorstanders van winstdeling in deze discussie zijn Weitzman en
Meade. Zij stellen voor om het beloningssysteem grondig te wijzigen, en
werknemers te belonen met aandelen
in de totale produktie (share economy,
let wel dit behelst heel wat anders dan
aandelen in de commerciele winst). Uit
het gewijzigde beloningssysteem zouden prikkels voortvloeien om de nettolonen-te matigen, waardoor de werkgelegenheid en de totale omvang van de
te verdelen koek zouden groeien.
Voor een discussie en detail wil ik
graag verwijzen naar enkele artikelen
van Sushil Wadhwani3. De grote lijn is
echter duidelijk. De positieve effecten
van een ingrijpende en correct uitgevoerde wijziging van het beloningssysteem zijn zeer dubieus en ook al zijn ze
aanwezig, dan betekent dat nog niet dat
overheidssubsidiering positief werkt.
Zo is het resultaat van koekvergroting
en werkgelegenheidsbevordering ge-

Tabel 2. Schijnflexibiliteit (in procenten)
Hoog

Laag

Normaal loon
Winstdeling

2
1

Loonsom

3

3
0
3

Winst

baseerd op een vergelijking van de
‘share economy’ met een systeem met
vaste lonen in plaats van een alternatief
systeem waardoor de beloning tot
stand komt (zoals onderhandelingen
tussen werkgevers en werknemers).
De intuftieve motivatie voor winstdeling is echter, denk ik, niet zozeer in de
‘koekvergrotings’-argumentatie
van
Weitzman en Meade gelegen als wel in
de idee dat door winstdeling de beloning flexibeler wordt. Hierbij past een
aantal kanttekeningen. Ten eerste is de
mate van flexibiliteit van lonen die werknemers en werkgevers overeenkomen
volgens de z.g. ‘impliciete contract’-literatuur efficient, omdat ondernemers
over grotere vermogens beschikken
(en daardoor risiconeutraal zijn), terwijl
werknemers over relatief kleinere financie’le buffers beschikken (en daarom
risicomijdend zijn).
Ten tweede gaat het om de flexibiliteit
van de totale beloning en niet van een
component. Het gevaar bestaat dat
werknemers en werkgevers het fiscale
voordeel van winstdeling ‘inpikken’ en
de flexibiliteit van de totale beloning
ongewijzigd laten (zie label 2). Het is,
met andere woorden, de vraag of overheidssubsidie de flexibiliteit van de lonen bevordert. De impliciete subsidie
zou zelfs een tegengesteld effect kunnen sorteren doordat zij in tijden van
hoogconjunctuur (met hoge winsten)
hoger is dan in tijden van laagconjunctuur.

Concurrentievervalsing
Een belangrijk praktisch effect van
het voorstel tot winstdeling, dat in de
berekeningen van het CPB en Vermeend over het hoofd wordt gezien en
dat in de theoretische literatuur ook weinig aandacht krijgt, is dat met name de
grotere internationaal georienteerde
ondernemingen in Nederland wel commerciele, maar geen fiscale winst maken. Het mag verbazing wekken dat

2. Dit is de z.g. uitstralingsvariant. Maar de

uitstraling heeft mijns inziens dus het verkeerde teken.
3. S.B. Wadhwani, Profit-sharing and Meade’s discriminating labour capital partners-

hip: a review article, Oxford Economic Papers, 1987. Zie verder de daarin genoemde
artikelen en boeken.

479

Vermeend hier niet op let omdat juist hij
zo vaak op dit publieke geheim wijst.
Hoe het ook zij, dergelijke bedrijven
laten hun f iscale winst buiten Nederiand
neerslaan, onder andere door het manipuleren van de verrekenprijzen die zij
hanteren voor handel met buitenlandse
vestigingen. Uit kolom 3 van tabel 1
blijkt dat deze bedrijven wel zeer gebaat
zijn met het voorstel van Vermeend. Ze
profiteren namelijk van de ontheffing
voor het betalen van werkgeverspremies, zonder dat ze de extra vennootschapsbelasting hoeven te betalen,
want dat doen ze toch al niet.
Afgezien van extra kosten voor de
overheid, treedt hierdoor concurrentievervalsing op ten opzichte van met
name de kleinere binnenlandse bedrijven. Bovendien zal er toch al op grote
schaal indirecte concurrentievervalsing
optreden. Voor kleinere ondernemingen wegen de vaste kosten van de
invoering van winstdeling (besteed aan
advocaten, belastingadviseurs en dergelijke) immers veel zwaarder. De winsten van kleinere gespecialiseerde ondernemingen varieren in principe ook
meer waardoor de winstdeling voor
werknemers in deze bedrijven minder
aantrekkelijk wordt. Verder zijn de commerciele winstgegevens van kleinere
bedrijven om verschillende redenen
vaak niet algemeen bekend en zullen
ze die uit concurrentie-overwegingen
ook niet prijs willen geven.
Met de kosten van invoering, controle en fraude wordt overigens in de berekeningen van Vermeend en het CPB
ook al geen rekening gehouden. In een
fatsoenlijke evaluatie moet daarvoor
een bedrag als kostenpost van de
eventuele voordelen worden afgetrokken.

Conclusie
Voor een reele beoordeling van het
idee van Vermeend om een fiscale faciliteit voor winstdeling te creeren, kan
men niet afgaan op de berekeningen
zoals die door Vermeend en door het
CPB zijn gemaakt. De berekeningen
van Vermeend zijn te simpel en maken
zijn claims (loonmatiging, budgettaire
neutraliteit) niet waar.
De berekeningen van het CPB zijn
niet vergelijkbaar met het wetsvoorstel,
hoewel ze wel als bijlage bij de Memorie
van Antwoord zijn opgenomen en pretenderen het voorstel door te rekenen.
De berekeningen van het CPB berusten op de veronderstelling dat uitkeringsgerechtigden en ambtenaren het
gelag (van de werknemers in de bedrijven waar het toch al voor de wind gaat)
betalen. Ziet men winstdeling inder-/
daad als een manier om de koppeling
voor een stukje ongedaan te make/.
480

dan nog zijn de berekeningen van het
CPB een slecht uitgangspunt. Ze zouden met reelere veronderstellingen
overgedaan moeten worden.
Wil men daarentegen winstdeling invoeren vanwege de directe positieve
effecten, dan denk ik dat men op het
verkeerde paard wedt. Gezien de economische literatuur is het zeer twijfelachtig of deze effecten bestaan. Gelet
op allerlei praktische problemen (concurrentievervalsing, kosten van invoering en controle enzovoort) denk ik zelfs
dat deze economische effecten eerder
negatief dan positief zijn.
Als de PvdA op een economisch eff iciente manier winst wil delen kan ik wel
een heel duidelijk alternatief aanbevelen. Schaf de bijzonderefiscalefaciliteiten af, die de vermogenden rijk maken
terwijl ze noch de rentevoet verlagen

noch de investeringen bevorderen zoals fictief-rendementsconstructies, rentevrijstellingen, premiespaarregelingen
enzovoort. Neem tevens de misplaatste
barrieres weg die er voorpensioenfondsen bestaan om het geld van de werknemers in (hoogrenderende) aandelen
te beleggen. Gebruik de directe en indirecte opbrengsten voor lagere sociale
premies en overheidsinvesteringen.
Dat is delen in de winst op een manier
die positieve economische effecten oplevert, de regelgeving en het ambtenarendom beperkt en de z.g. ‘rechtvaardige’ inkomensverdeling naderbij brengt
in plaats van het omgekeerde zoals het
voorstel van Vermeend.

C.B. Mulder
De auteur is verbonden aan de Katholieke
Universiteit Brabant te Tilburg.

Auteur