Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht mei 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 16 1990

mei 1990

Conjunctuurbericht
Centraal bureau voor de statistiek

Samengesteld door de hoofdafdeling Nationals rekeningen

Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest in de Industrie steeg het indexcijfer van de orderpositie in maart naar de hoogste waarde na oktober 1989. Uit de kwartaalvragen bleek in maart een licht
gestegen bezettingsgraad van de produktie-installaties. Een tekort aan arbeidskrachten werd als een
belemmering voor de produktie gesignaleerd. Het volume van de invoer van goederen was in januari
aanzienlijk groter dan in dezelfde maand van 1989. Met name de invoer van investeringsgoederen
steeg fors. De groei van de uitvoer in januari bleef achter bij de groei van de invoer. De licht dalende
tendens van het vertrouwen van de consumenten in de economie werd door de aprilresultaten van het
Consumenten Conjunctuuronderzoek bevestigd. Het volume van de bruto investeringen in vaste
activa was in het vierde kwartaal van 1989 bijna 3% groter dan in het overeenkomstige kwartaal een
jaar eerder. Het groeicijfer over het jaar 1989 bleef ruimschoots achter bij het accres over 1988. In het
laatste kwartaal van 1989 was het volume van het bruto binnenlands produkt tegen marktprijzen
3,6% groter dan een jaar eerder. Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie steeg tussen medio
maart en medio april met 0,4%. De prijsstijging van de uitvoer overtrof in januari de toename van de
invoerprijzen (beide unit value). Hierdoorverbeterdede ruilvoet, een ontwikkeling diezich langerdan
een jaar niet meer had voorgedaan.
Dit blijkt uit de cijfers die medio mei beschikbaar waren. In de Focus wordt ingegaan op de ontwikkeling van de orderpositie en het consumentenvertrouwen in Nederland in vergelijking met enige van
onze belangrijkste handelspartners.

Produktie
Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest bereikte het
indexcijfer van de orderpositie in de Industrie in maart het
relatief hoge niveau van 124 (1980=100). Dit is het hoogste
cijfer na oktober 1989. De orderontvangst in de Industrie
nam in maart, met name door meer exportorders, flink toe.
Het oordeel van de ondernemers in de Industrie over de
orderontvangst toonde een, voor de tijd van het jaar niet
ongebruikelijke, lichte verbetering. Over de orderpositie
waren de ondernemers in maart iets gunstiger gestemd dan
in februari. Uit de beantwoording van de kwartaalvragen
bleek in maart een licht gestegen bezettingsgraad van de
produktie-installaties ten opzichte van het voorgaande
kwartaal. Het tekort aan arbeidskrachten werd door 5% van
de ondernemers als een belemmering van de produktie
gemeld. Dit is het hoogste percentage na het vierde kwar-

taal van 1980. In een belangrijk aantal bedrijfsklassen, te
weten de kledingindustrie, de schoen- en lederwarenindustrie, de hout- en meubelindustrie, de bouwmaterialenindustrie, de drukkerijen, de kunststofverwerkende Industrie en
de metaalindustrie (uitgezonderd de elektrotechnische
Industrie) vonden van de ondernemers die belemmeringen
in de produktie signaleerden, de meesten het tekort aan
arbeidskrachten het belangrijkst.
Buitenlandse goederenhandel
Het volume van de invoer van goederen was in januari 10%
groter dan in dezelfde maand van 1989. Dit relatief hoge
stijgingspercentage werd met name veroorzaakt door de
sterk gestegen import van investeringsgoederen. De invoer
van deze categorie nam ongerekend personenauto’s met
30% toe. Ookde invoer van consumptiegoederen steeg fors

Toegevoegde waarde (faktorkosten, volume) per bedrijfstak

Bruto Binnenlands Produkt (marktprijzen, volume)

Proeentuele mutoties t.o.v. voorgaond jaar
Indexcijfers 1980 – 100

(A)

Totaal

cbs2

(100)

(A) =• voortschrijdend 4-kwartaalsgeniddelde
Over-held

C 13)

Bedrijven

( 87)

• procentuele kwartaalnutaties t.o.v.
voorgaand jaar

Landbouw en vlsserij
Nljverheid (incl. bouw)

I
II

!
III

1987

ESB 23-5-1990

1

IV

I

1
II

1
III

1988

1
IV

I

1
II

1
III

1989

1
IV

(

Overige diensten

I

( 15)

Transp.,opstag en comm.bedr.

I

( 34)

Handel,horeca en rep.bedr.

I

(

( 26)

4)

8)

– • • • • • • • • 0 = 1988
————• = 1989
( )
= % aondeel in totaal 1988

L
—
—2

481

Tabel 1, Kerngegevens recente ontwikkelingen in Nederland
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1983/’87 1988
gemidd.

1989

1989

2 e kw.

1990

3e kw.

4e kw.

1e kw.

Jan.

Trend2′

1990

febr.

mrt.

apr.

VOLUMEGEGEVENS
Produktie in de nijverheid
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Delfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmateriaienindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen
Buitenlandse handel (goederen)
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Totaal, excl. energie
Uitvoer, totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten
Totaal, excl. energie

3
3
3
1
-1
2
8
7

3
3
3
1
2
-2
6
6
6
11
1
7
5
4
-1
6

6

Consumptieve bestedingen van gezinnen
Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten

2
1

3
2

0
-11
5

5

8

7

2
2
6
4
4
8
8
4
5
-1

3

16
5
3
3
1

4

3
-1
4

3
8
1
3
7

4

9
1
0

6
-10

7
9
-9

7
7

4

4

4

5

2
8

4
1

8
9
-9
8
9

5

2
14
6
5

1
1
0
2

4

3
5
4

7
4

6
6
5
-10

1+

1

1+
1+
1+
1+
I++
1
1+
I++
I++

0

-13

1

2

5
11
8
9

0
5

5
-9
21

2
10
10
2
7

10
6
20
27
11

9

4

2
6
3

4

1
1
I++
1+
1+

6
6
14
6
6

4

4
3

1+

1+
1
I++
1+
1+

8

«6
11
4

4
3
5
4

I-H— 1

5

2
-2
1

5

6
6

I-H-

2

5
9
4
11
6

4
5

1+

14

7

-2
-10
3

4

8
3
4
5

5
11
7

6
12
3

3
5
5

4

20

5
8
4

4

4
2
8
3

3

1+
1+
I++
1+

2

3
3

Investeringen in vaste activa
Bruto investeringen, totaal
Bedrijven
Overheid

4
5
-2

10
11

4
5

6

4

3

7

4

2

2

0

3

3
4

1+
1+
I

Kwartaalrekeningen
Bruto Binnenlands Produkt
Bruto Nationaal Produkt
Bruto Nationaal Inkomen

2,1
2,1
2,1

3,0

3,5
4,2
3,2

4,0
5,1
4,0

3,3
3,7
3,0

3,6
4,0
2,8

1+
1+
1+

-1,3
-3,9
0

1,3
0,8
1
0

4,7
7,3

6,6
9,9

4,1
6,1

2,4
4,3

_2
8
6

0
12
8
11
9
1,0
1,3
1,7
1,8
14

-2
8
1

-2

2,6
3,4

PRIJZEN
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, verbruik
Ruilvoet, unit value (goederen)
Invoerprijzen, unit value
Invoerprijzen, excl. energie, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, excl. energie, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Regelingslonen geprem. en gesub. sector
Dollarkoers, contante notering

-4
-1
-4
-1
1,5

1,2
-0,8
-0,3
-5

2
1
2
0,7
0,8
0,3

6
6
1,1

1,3
1,7

1,0

1,9

-2

7

5
0

1,2
1,5
1,7
2.0
3

7
1
5
-1
1,3
1,5
1,7

-0,3
0,0
1
1
-1

-1,0
-1,0

1+
I++

H
I++
I++

2
0
2,2

2,3
2

-9

13
24
-7

14
10
-6

I-HI++

2,1
1,3
1,4
1,2
-8

1,2
-10

18
14

13
9

3

-12

123
-3
3

123

2,2
1,4
1.3

2,2

2,1

-9

-10

11
8
-9

10
5
-7

I++
—1

1 24
-2
3

•

I
I++

OVERIGE INDICATOREN
Consumentenvertrouwen1*
(in %)
Koersindex voor aandelen, algemeen
Uitgesproken faillissementen
Conjunctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling orderpositie1′
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten1′ (in %)

23
-15
83
101
-14

8

Arbeidsmarkt
Aantal banen van werknemers, totaal
Landbouw en visserij
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Bouwnijverheid
Handel, horeca en vervoer
Overige dienstverlening
Aantal uren uitzendkrachten
Geregistreerde werklozen3′
(x 1 000)
Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Officieel wisseldisconto
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties
1

2
-9
2
85
107
-6
2
3
5
1

13
26 v.
-4

86

86

123
0

86
124
0

2

3

2

2
6
1
0
4
2

2
5
1
0
3
2

13
376

12
394

2
7
1
1
4
2
13
365

4,7
6
12
4
23

5,0

5,1

5,7
6,6
7,2

6,0

3
4

4

8

2
12

433

390

3,5
5

1,3

7

9
7
11
3,7
4,4
6,1

4,7
6
13
6
23
5,8
7,0
7,2

8

(in %)
(in %)
(in %)

6
4,7
5,7
7,2

6

-7

15
28
-3

122
-1
3

5
1
1

3

12
28

86

86

124
-2
4

123
-3
4

6

1+
I++
I
1
1+
1+
I++

368

14
7

370

15
6
27
7,0
8,6
8,4

14
5

6
22
7,1
7,1

24
7,0
8,2
7,8

7,0
8,5
8,8

‘ Saido van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
I Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—I: kleiner dan -5%; -I: tussen -5% en -2%; I: tussen -2% en 2%; l+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.
3
‘ Driemaandsgemiddelden opgenomen onder de middelste maand. De gegevens zijn niet voor het seizoen gecorrigeerd.
• = gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.
2

482

354
1+
I++
I++
I++
I++

8

13

-4
5

25
7,0
8,6
9,0

7,0

7,0

I++

8,2

8,2

I++

9,1

9,0

1++

(8%). Met volume van de import van grondstoffen en halffabrikaten was in januari 6% groter dan in dezelfde maand
van 1989.

sten een relatief grote toename. De groei in de bedrijfstak
handel, horeca en reparatiebedrijven was iets lager, maar

De voor prijsveranderingen gecorrigeerde uitvoer van goederen nam in januari met 6% toe. De stijgingspercentages

lag boven die van de Nederlandse economie als geheel. De
toename van de toegevoegde waarde in de landbouw viel
sterk terug. In 1988 kende deze bedrijfstak het hoogste

van de hier onderscheiden categorieen gaven een veel kleinere spreiding te zien dan bij de invoer.

groeicijfer van de in de grafiek weergegeven bedrijfstakken.
In 1989 was de groei de laagste.

Consumptie

Wanneer bij het BBP het saldo van de uit het buitenland
ontvangen, respectievelijk aan het buitenland betaalde

De uitkomsten van het Consumenten Conjunctuuronderzoek over de maand april duiden, vergeleken met de cijfers
over maart, op een lichte daling van het vertrouwen van de

consumenten in de ontwikkeling van de economie. Op de
vijf vragen die aan de index van het consumentenvertrouwen ten grondslag liggen, werden in april per saldo 10%
meer positieve dan negatieve antwoorden gegeven. In
maart bedroeg dit saldo 11%. In de laatste maanden tekent
zich een licht dalende tendens in het consumentenvertrouwen af. De beantwoording van de vraag betreffende het

primaire inkomens (loon, winst, pacht en interest) wordt
opgeteld, resulteert het bruto nationaal produkt (BNP). De
volumegroei van het BNP bedroeg in het vierde kwartaal van
vorig jaar 4,0% en in 1989 als geheel 4,2%,
wat evenals bij

het BBP hoogste jaarmutatie na 1976

was. Ten gevolge van

de ruilvoetverslechtering in het vierde kwartaal en in het
jaar 1989 kwam de volumegroei van het bruto nationaal

inkomen (BNI) lager uit dan die van het BNP. Het volume van
het BNI in het vierde kwartaal was 2,8%

dezelfde periode van 1988,

groter dan in

terwijl het BNI van 1989

in ver-

oordeel over de algemene economische situatie in de
komende twaalf maanden geeft de genoemde ontwikkeling

gelijking met 1988

versterkt weer. In januari overtroffen de positieve antwoorden de negatieve met 22%. In februari daalde dit saldo

Prijzen
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie steeg tussen

tot 11%; in maart was het verschil nog 5%. In april hielden
de positieve en de negatieve antwoorden elkaar nagenoeg
in evenwicht. In deze maand werd uitsluitend de vraag of de

midden maart en midden april met 0,4%.
Vergeleken met
april 1989 namen de consumptieprijzen met 2,1% toe.
Het prijspeil van de invoer (unit value) lag in januari 1%

consumenten de tijd gunstig achten voor het kopen van
duurzame artikelen positiever beantwoord dan in maart.

boven het niveau van een jaar eerder. De prijzen van de uitvoer (unit value) namen met 2% toe. Als gevolg van deze
ontwikkelingen verbeterde de ruilvoet met1%. In devooraf-

Investeringen
Het volume van de totale bruto investeringen in vaste activa
was in het vierde kwartaal van 1989 bijna 3% groter dan een
jaar eerder. Voor het jaar 1989 als geheel resulteerde een

gaande veertien maanden heeft de ruilvoet steeds een
verslechtering te zien gegeven.

investeringsgroei van 4,4%.
In 1988 werd een toename van
9,8% gemeten. Wanneer onderscheid wordt gemaakt naar

De binnenlandse liquiditeitenmassa was in februari 14,0%
groter dan in februari 1989. In januari bedroeg de jaar-op-

de verschillende typen van activa dan blijkt dat de groei van
de investeringen in bouwwerken en machines in 1989 lager
was dan de groei in 1988. Bij devervoermiddelendaarente-

jaar mutatie 15,1%, in het laatste kwartaal van 1989 was de
groei 14,3%. De binnenlandse liquiditeitenmassa is opgebouwd uit de geldhoeveelheid en de hoeveelheid secundaire liquiditeiten. De groei van de geldhoeveelheid nam af

gen sloeg de daling die in 1988 werd gemeten, in 1989 om
in een aanzienlijke stijging.
Ondanks de lagere groei van de investeringen in vergelij-

king met 1988 namen de investeringen gemeten als percentage van het BBP, in 1989 nog toe (1988: 21,4%, 1989:
21,9%).

toenam met 3,2%.

Geld en krediet

van 6,9%

in het vierde kwartaal van 1989

tot 5,7%

in januari

en 4,7% in februari (t.o.v. dezelfde periode een jaar eerder).
De toename van de hoeveelheid secundaire liquiditeiten
was in februari 25,2%, iets lager dan de groei in januari,

maar hoger dan de groei in de laatste drie maanden van
vorig jaar.

Bruto binnenlands produkt
Het volume van het bruto binnenlands produkt tegenmarkt-

De korte termijnrente (daggeldmarktrente) bleef in april ten
opzichte van maart onveranderd op 8,2%. Het rendement

prijzen (BBP) was in het vierde kwartaal van vorig jaar 3,6%
groter dan een jaar eerder. Voor 1989 als geheel kwam de
groei van het BBP uit op 3,5%;
de hoogste groei na 1976.

op staatsobligaties, indicator voor de rente op de lange termijn, daalde van 9,1% in maart tot 9,0% in april. Indeeerste

Hiermee is 1989 het zevende achtereenvolgende jaar met
een volumegroei van het BBP. In grafiek 2 is de ontwikkeling
van de toegevoegde waarde tegen factorkosten weergege-

tien dagen van mei tekende zich een licht dalende tendens
van het rendement op staatsobligaties af. Op 10 mei werd
weer een niveau van onder de 9% geregistreerd. De daggeldmarktrente toonde de eerste dagen van mei forse

ven (1989: 3,4%

schommelingen en lag op 10 mei op een niveau van 8,1%.

t.o.v. 1988), met de bijdragedaarin van de

verschillende sectoren en bedrijfsklassen. De groei voor
de sector bedrijven bedroeg 4,0%; de toegevoegde waarde
van de overheid kromp met 0,1%. Van de in grafiek 2 onderscheiden bedrijfstakken kenden de transport-, opslag- en
communicatiebedrijven, de nijverheid en de overige dien-

Investeringen bedrijven (volume)
130-

Prijsindex gezinsconsumptie

Inflexcijfers 1980 = 100

115-

Indexcijfers 1985 = 100

(A) = voortschrijdend 4-knartaalsgemiddelde

100-

I I
’80

I

1

I

I

1
I

I I
’85

i
II

III
19B7

ESB 23-5-1990

I

I

I

(A) – voortschrijdend 3-naandsgeiiddelde
(B) =* procentuele naandnutaties t.i
voorgaand jaar

I I
’90

1

1
IV

10030-

(B) = procentuele kwartaalnutaties t.o.v.
voorgaand jaar

8570

Mutaties hebben betrekking op de overeenkomstige periode van het voorgaand jaar, tenzij anders vermeld.
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.

I

1
II

III
1988

1

1
IV

I

1
II

III
1989

1

1
IV

1 1
J

1
F M

1

1

1

A H J

!
J

1988

1
A 5 0

1

I I
N D J

I I

F M A M J
1989

1
J

A

1
S 0

1

1
N 0

1
J

1

1

1

F M A
1990

483

Tabel 2.

ftecente ontwikkelingen in het buitenland

Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1983/87 1988

1989

gemidd.

1990

1989
e

2 kw.

e

3 kw.

e

e

4 kw.

1 kw.

Trend2)

1990
jan.

apr.

febr.

Produktie nijverheid,
excl. bouwnijv. (volume)
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italic

2
2
1
3
2

4
6
5
4
7

5
4
4
1
4

1
0
1

Verenigde Staten
Japan

5
4

6
9

3
6

1
3

Europese Gemeenschap
Buitenland (gewogenpt
Nederland

3
2
3

4
5
0

4
4
5

-2

1,3

1+

2
1+

Prijzen consumptie
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italic

1,6
4,3
5,7
4,6
9,0

1.2
2,7
4.9
5.1

2,8
3,1
3,5
7,8
6,2

Verenigde Staten
Japan

3,3
1,4

4,1
0.7

4,8
2,3

5,2

Europese Gemeenschap

5,7
1,5

3,6
0,7

5,1
1,1

5,3

Nederland

2,9

3,0
3,6
8,2
6,5
2,7

1,0

6,4

2,7
3,6
3,4
7,7
6,6

2,7
3,3
3,3
7,5
6,4

3,4
3,4
8,1
6,2

1+
1+
1+
I++
I++

5,2
3,4

5,2
3,0

5,2
3,6

5,3
3,4

1+
1+

5,3
2,2

5,3

5,3
2,2

5,3
2,2

2,7
3,4
3,4
7,8

6,4

3,1
3,6
3,6
7,6
6,2

4,7
2,7

4,6
2,6

5,2
1,2

5,3
1,3

2.8
3,3

3,4
7,7

2,1

2.7

2,3

1+
2,1

Bron voor gegevens buitenland: Eurpstat; OESO.
11
Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exportlanden, gewogen met hun aandeel in de Nederlandse export in 1987.
2
‘ Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—I: kleiner dan -5%; -I: tussen -5% en -2%; I: tussen -2% en 2%; l+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.
•= gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.

Focus: Beoordeling orderpositie en consumentenvertrouwen in Nederland en het buitenland
De beoordeling van de orderpositie kan gezien worden als
een indicatie voor de toekomstige ontwikkeling van de
industriele produktie. De beoordeling van de orderpositie
door de industriele ondernemers in Nederland toonde de
eerste maanden van dit jaar een geringe verslechtering na
een geleidelijke verbetering in de loop van van 1989.
Over de gehele periode na 1988 was de ontwikkeling hiermee iets ongunstiger dan die in de Bondsrepubliek Duitsland (BRD), maar duidelijk positiever dan in Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk (VK) (zie grafiek 5). Het vertrouwen van
de consumenten in de economic toonde in deze periode in
Nederland eenzelfde verloop als in de BRD en Frankrijk. De
Engelse consumenten werden daarentegen veel pessimistischer. Dit globale beeld voor Nederland en een aantal
belangrijke Europese handelspartners komt naar voren uit
resultaten van twee conjunctuurenquetes, die aan de hand
van onderling vergelijkbare vragenlijsten door de nationals
statistische bureaus zijn uitgevoerd. De gegevens zijn door
de EG voor seizoeninvloeden gecorrigeerd en wijken hier-

door iets af van de in tabel 1 voor Nederland opgenomen
cijfers. Tot en met oktober verleden jaar toonde de beoordeling van de orderpositie in de BRD en Nederland een stijgende tendens. Vanaf november 1989 is de beoordeling in
de BRD verder verbeterd, terwijl deze bij ons licht is gedaald.Zowel in het VK als in Frankrijk is in de loop van 1989

en 1990 het oordeel verslechterd. In grafiek 6 is van de betreffende landen de ontwikkeling van het consumentenvertrouwen weergegeven. In de BRD en Nederland toonde

deze indicator globaal dezelfde ontwikkeling als die van de
beoordeling van de orderpositie. hoewel in de BRD de laat-

ste twee maanden het vertrouwen van consumenten in de
economische ontwikkeling, net als in ons land, wat is afgenomen. In het VK toonden de ontwikkelingen van het consumentenvertrouwen en het oordeel van de industriele ondernemers over hun orderpositie een grote mate van overeenstemming. In Frankrijk is het oordeel van consumenten nagenoeg ongewijzigd gebleven, terwijl de beoordeling van
de ondernemers in de loop van 1989 en 1990verslechterde.

Beoordeling orderpositie, Ned.- buitenland (seizoengecorr.)

ConsuBentenvertrouwen, Ned.- buitenland (seizoengecorr.)

Saldo van positieve en negatieve antwoorden in X van totaal

Saldo van positieve en negatieve antwoorden in van totaal

ao——————————————————————————————————!

-20——^^
Bron: EG, EuropMn EcoiMMy luppl B

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

Bron: EG, Eurooean Economy auppl I
I

I

I

I

I

I

I

J F M A M J J f c S O N D J F M A M J J A S O N D

I I I I I I I I I I

I
J

19BB

484

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

1969

1

I

F M A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D

J

III
F M A
1990

1