Ga direct naar de content

Oorlog en vrede

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 16 1990

Oorlog en vrede
Op 16 mei is in Rotterdam de vereniging ‘Economen
voor Vrede’ opgericht. Doelstelling van de vereniging is
het leveren van een bijdrage aan een integrale visie op
vrede en veiligheid met de kennis die de economische
professie ten dienste staat. Daartoe wil zij onder meer
onderzoek stimuleren naar de kosten van bewapening,
de factoren die de besluitvorming over militaire uitgaven
beTnvloeden en de gevolgen van bewapeningswedloop
en wapenhandel voor de problemen in ontwikkelingslanden. ‘Economen voor Vrede’ vormt de NederlandsVlaamse tegenhanger van de eind 1988 in de VS opgerichte vereniging ‘Economists against the arms race’.
Aanleiding voor de oprichting van deze verenigingen is
de constatering dat binnen de economische wetenschap de analyse van de oorzaken en gevolgen van
oorlog en bewapening een te beperkte plaats krijgt. Vijf
jaar geleden wees prof. J. Tinbergen in een artikel in
ESB al op het veronachtzamen van dit belangrijke
vraagstuk door de economische professie1. Hij hield
toen een pleidooi voor een andere houding van de
economische wetenschap ten aanzien van de verschijnselen van oorlogvoering en oorlogsvoorbereiding.
De economie zou deze zaken niet langer als exogene
verschijnselen moeten behandelen, maar als object van
keuze. Zijn artikel vormde een oproep aan de economische professie om meer aandacht te besteden aan een
nieuw hoofdstuk van het vak.
Economen hebben zich over het algemeen weinig
beziggehouden met het analyseren van de oorzaken en
gevolgen van oorlog en vrede. Sinds Adam Smith in The
wealth of nations oorlog als “the noblest of all arts”
omschreef en de bescherming van de staat tegen geweld en invasie door andere onafhankelijke landen als
“the first duty of the sovereign” betitelde, beschouwen
de meeste economen oorlog en militaire inspanningen
als een noodzakelijk kwaad. De hoogte van de militaire
uitgaven zien zij als een weerspiegeling van preferenties, die voor de economie een gegeven zijn. Het is de
prijs voor veiligheid die een land bereid is te betalen.
Adam Smith liet zich reeds somber uit over de hoogte
van deze prijs. Hij stelde dat er een positief verband
bestaat tussen het ontwikkelingsstadium van een staat
en de hoogte van de uitgaven voor defensie. Hiermee
gaf hij aan wel degelijk oog te hebben voor de nadelige
gevolgen van een krachtige bewapening voor de economie van een land.
Een belangrijke taak voor economen is het wijzen op
de mogelijke alternatieve bestedingen en het bewust
maken van het publiek van de werkelijke kosten die met
de zorg voor veiligheid in militaire zin gepaard gaan. De
defensie-uitgaven zijn in veel landen zo hoog opgelopen dat voor andere overheidstaken te weinig middelen
resteren. Zo kan men in de VS spreken van een ‘crowding out’ van publieke uitgaven voor onderwijs, huisvesting en infrastructuur door de nadruk die onder president
Reagan werd gelegd op het opvoeren van de Amerikaanse bewapening. Diverse onderzoeken hebben
aangetoond dat het werkgelegenheidseffect van civiele
overheidsbestedingen groter is dan van bestedingen
voor militaire doeleinden. Wereldwijde ontwapening kan
voorts een belangrijke stimulans betekenen voor het
ontwikkelingsproces in de derde wereld. Onderzoek
van Leontief en Duchin2 heeft uitgewezen dat een blijvende vermindering van de uitgaven voor bewapening
met een derde tot een stijging van het bnp en de

ESB 23-5-1990

consumptie leidt in alle landen behalve de olieproducerende ontwikkelingslanden. Met name de armste landen
in Afrika zouden sterk kunnen profiteren.
Naast bewapening en het voeren van oorlog leent
ook de totstandkoming van een vredesregeling zich
voor economische analyse. Het grote voorbeeld daarvan is de analyse die J.M. Keynes maakte van de
vredesonderhandelingen in Parijs na de eerste wereldoorlog. Als geen ander voorzag hij tot welke desastreuze gevolgen het onderhandelingsresultaat kon leiden.
Teleurgesteld over de gang van zaken verliet hij de
Engelse delegatie en werkte zijn visie uit in een boek
waarin hij zich op grond van economische argumenten
keerde tegen de herstelbetalingen die de geallieerden
aan Duitsland oplegden. Hij meende dat deze veel te
hoog waren en dat inning ervan in de praktijk gedoemd
was te mislukken3. Helaas heeft de geschiedenis het
gelijk van Keynes aangetoond: het verdrag van Versailles slaagde er niet in duurzame ontwapening op gang
te brengen, maar bleek daarentegen aanleiding te geven tot nieuwe conflicten. De actuele betekenis van
deze historische les is dat het voorbij laten gaan van de
kans voor een reallocate van militaire middelen, het
‘omsmeden van zwaarden in ploegscharen’, grote gevaren met zich brengt. De economische gevolgen van
de tweede wereldoorlog zijn zo ingrijpend dat wij een
halve eeuw later nog steeds met de tekortkomingen van
de naoorlogse vredesregeling worden geconfronteerd.
De discussie over de wijze waarop de tweedeling van
Europa tot een goed einde moet komen, heeft een
sterke economische component. In belangrijke mate
zijn het economische factoren geweest die de politieke
wending in Oost-Europa hebben afgedwongen. Nu de
ommezwaai eenmaal gemaakt is, moet een succesvolle
omschakeling van plan- naar markteconomie in OostEuropa de welvaartskloof tussen Oost en West verminderen. Daarmee komt een blijvende marginalisering van
de militaire dimensie van het veiligheidsvraagstuk binnen de Europese context in zicht.
Met de voorgenomen verlaging van de defensie-uitgaven in Oost en West is de discussie op gang gekomen
over de besteding van het ‘peace dividend’ van het
einde van de koude oorlog. Het zou een goede zaak zijn
wanneer althans een deel van de vrijkomende middelen
wordt aangewend om te voorzien in de behoefte aan
integrale veiligheid. Niet langer kan men volstaan met
louter de militaire dimensie van veiligheid tot primaire
overheidstaak te rekenen. Essentieel voor het begrip
veiligheid is dat het betrekking heeft op alles wat het
voortbestaan bedreigt. Daaronder vallen ook ecologische bedreigingen en de Noord-Zuidproblematiek. Het
gaat hierbij niet alleen om een politieke belangenafweging maar ook om het helder tegenover elkaar stellen
van de keuzen die aan een verantwoorde besluitvorming ten grondslag liggen. Economen kunnen hierin
een belangrijke taak vervullen.

A.J. Wolters
1. J. Tinbergen, De economie van de oorlog, ESB, 20 februari
1985, biz. 172-175.

2. Besproken in de bijdrage van H. de Haan in B. Goudzwaard

(red.), Economie, bewapening en ontwikkel/ng, Jaarboek studiekring post-keynesiaanse economie 1985, Samsom Uitgeverij, 1985, biz. 17-63.
3. J.M. Keynes, The economic consequences of the peace,
Penguin, Harmondsworth, 1988 (1919).

461

Auteurs