Ga direct naar de content

De Nederlandse leasemarkt

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 29 1987

De Nederlandse leasemarkt
Bij leasing wordt, net als bij pacht en huur, een goed geexploiteerd door een ander dan de
juridische eigenaar, die voor het afstaan van het gebruiksrecht een vergoeding ontvangt.
Kenmerkend voor leasing is dat de duur van de overeenkomst gekoppeld is aan de
economische levensduur van het betrokken goed. Welke voordelen leasing biedt aan de
eigenaar/producent en aan de gebruiker komt in dit artikel aan de orde. De belangrijkste
typen lease-contracten worden kort besproken. Tevens worden de ontwikkelingen op de
grootste segmenten van de Nederlandse leasemarkt – auto’s en computers – geschetst.

DRS. J.A.G. GOMMERS – DR. A.C.C. HERST*

Ofschoon er veel is gepubliceerd over leasing is er nog
weinig bekend over de huidige structuur van en de ontwikkelingen op de Nederlandse leasemarkt. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft met ingang van 1985 het statistisch onderzoek betreffende leasing beeindigd en het
onderzoek ingesteld door de Nederlandse Vereniging van
Leasemaatschappijen (NVL) concentreert zich op jaaromzetten van haar leden. Dit onderzoek leert o.a. dat de totale
lease-omzet is gestegen van f. 1,236 mrd. in 1982 tot
f. 2,17 mrd. in 1985. Op initiatief van en in samenwerking
met Peat Marwick Nederland werd vorig jaar een marktonderzoek verricht waarin is getracht meer inzicht te verkrijgen in de vraag- en de aanbodzijde van de leasemarkt. De
meerderheid van de maatschappijen verenigd in de NVL
heeft aan dit onderzoek medewerking verleend. In dit artikel geven wij enkele resultaten van het uitgevoerde onderzoek weer. Bij dit onderzoek zijn 105 maatschappijen betrokken: 96 maatschappijen hebben een vragenlijst ontvangen en met de 9 overige zijn gesprekken gevoerd. De
vragenlijst is door 40 maatschappijen ingevuld en teruggestuurd. Ten einde de omvang van dit artikel binnen de
perken te houden concentreren wij ons op leasing van
auto’s en computers: in ons land de meeste geleaste objecten.
Een lease definieren wij als een contract waarbij een
lessee zich verplicht een serie betalingen aan een lessor te
doen om het gebruiksrecht van een object te verkrijgen gedurende een periode die correspondeert met de economische levensduur van dit object 1). Net als huur en pacht behoort leasing tot de groep contracten waarbij het betrokken object wordt geexploiteerd door een ander dan de
juridische eigenaar. Kenmerkend voor leasing is evenwel
dat de leaseperiode is gerelateerd aan de economische levensduur van het object.
Leasing stamt uit de industrialisatieperiode in de vorige
eeuw toen het begrip economische levensduur een rol
ging spelen. Pas na de tweede wereldoorlog heeft leasing
een grote vlucht genomen, eerst in de Verenigde Staten
en naderhand ook in een aantal Westeuropese landen.
Wereldwijd bezien was in de jaren zestig zelfs sprake van
een explosieve groei van leasing van vliegtuigen, auto’s,
computers, complete inrichtingen van hotels en kantoren,
industriele outillage zoals voor de olie-exploratie, medische alsmede kantoorapparatuur en vrachtauto’s. Voor
ons land zien wij 1963 als het introductiejaar van leasing:
toen werden de eerste universele leasemaatschappijen
TifTi nr

(Lease Plan Nederland NV (LPN) en Leaseco Nederland
BV) opgericht.
Op leasinggebied hebben de VS een voorsprong opgebouwd, die onder meer blijkt uit het feit dat meer dan 20%
van de investeringen via leasing wordt gerealiseerd, terwijl
dit percentage voor Nederland hiervan nog niet de helft bedraagt. Daarnaast bestaat in de VS, in tegenstelling tot ons
land, een uitgebreide wetgeving op leasinggebied. Ook
zijn in de VS gedetailleerdere richtlijnen ten aanzien van
de jaarverslaggeving rond leasing uitgevaardigd.
In het navolgende geven wij een beschrijving van de Nederlandse markt voor leasing van personenauto’s en computers. Tevens geven we aan welke ontwikkelingen op deze gebieden zijn te verwachten.

Marktbeschrijving
In ons land bestaat een grote verscheidenheid van lessors, lesses, lease-contracten en lease-objecten. Lessors
laten zich onderscheiden in lessor-leveranciers en lessor-financiers. Tot de eerste categorie behoren fabrikanten, dealers of importeurs die objecten in lease aanbieden
of die gespecialiseerde leasemaatschappijen hebben opgericht die de afzet via leasing verzorgen (zogenaamde
‘captive lease companies’). Tot de tweede categorie rekenen we de zelfstandige of universele leasemaatschappijen
(zoals LPN) en financiele instellingen, die zich op de leasemarkt hebben begeven(b.v banken). In tegenstelling tot de
VS, waar de ‘captive lease companies’ een steeds groter
marktaandeel veroveren, neemt het belang van de universele leasemaatschappijen in ons land toe. Een tweede verschil tussen de beide landen is de mate van concentratie
aan de aanbodzijde: in de VS neemt deze af, in Nederland
* Verbonden aan de vakgroep Financiering en Belegging van de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De auteurs danken mr. A.W.A Joosen, algemeen directeur van Lease
Plan Nederland NV, voor zijn opbouwende kritiek op een eerdere versie van dit artikel. Voor de inhoud ervan blijven zij echter geheel verantwoordelijk.
1) De positie van de lessee is vergelijkbaar met die van de huurder in
het kader van een huurcontract, terwijl de positie van de lessor vergelijkbaar is met die van de verhuurder. De lessor blijft gedurende de
leaseperiode juridisch eigenaar van het lease-object.

valt een tegengesteldeontwikkeling te bespeuren. Een belangrijke oorzaak hiervoor is de veel actievere rol, die Amerikaanse verzekeringsmaatschappijen op de leasemarkt
zijn gaan spelen.
Ten aanzien van lessees kunnen wij een onderscheid
maken tussen bedrijfsleven, non-profit- en overheidsinstellingen. Met bedrijfsleven vormt de grootste categorie.
Non-profit- en overheidsinstellingen gingen tot voor kort
steeds meer over tot leasing. Met leasen door particulieren
komt in ons land praktisch niet voor.
We kunnen diverse typen leasecontracten onderscheiden. Uit economisch gezichtspunt is de tweedeling tussen
financiele en operationele leasing het meest relevant. Dit
onderscheid berust op het dragen van het economisch risico: het risico van waardeveranderingen. Er is sprake van
financiele leasing indien dit risico (nagenoeg) geheel door
de lessee wordt gedragen. Draagt de lessor daarentegen
een deel van het economisch risico dan spreken we van
operationele leasing. De fiscus, die deze tweedeling ook
hanteert, laat de fiscale faciliteiten toevallen aan de economisch eigenaar van het lease-object. Bij financiele leasing
is dit de lessee en bij operationele leasing de lessor.
Door een operationele lease af te sluiten konden nonprofit- en overheidsinstellingen tot voor kort (een gedeelte
van) de fiscale faciliteiten zoals WIR-premies waarvan zij
normaliter zijn uitgesloten, via de lessor incasseren. De
operationele lessor, door de fiscus als economisch eigenaar aangemerkt, ontving deze premies en gaf deze (gedeeltelijk) door aan de lessee door middel van verlaging
van de leasetermijnen. Dit was een gewichtige reden voor
de toenemende belangstelling van vooral overheidsinstellingen voor operationele leasing 2). Met ingang van 1 januari 1987 is de WIR-premie voor objecten die ter beschikking worden gesteld aan instanties die geen vennootschapsbelasting betalen, tot nul verlaagd. Operationele
leasing is voor deze instanties dus minder interessant geworden.
In ons land komen allerhande objecten voor leasing in
aanmerking. Voorbeelden hiervan zijn personen-, bestelen vrachtauto’s, computers en computersoftware, kantoormachines (kopieerapparaten, reken- en schrijfmachines enz.), meet- en regelapparatuur, medische apparatuur, containers en bedrijfspanden. Alle genoemde objecten zijn in het onderzoek betrokken. Wij concentreren ons
hier op personenauto’s en computers. Het leasen van deze objecten beslaat namelijk een groot gedeelte van de totale leasemarkt en neemt nog steeds in betekenis toe, terwijl het leasen van de overige objecten uiteenlopende ontwikkelingen vertoont.
De autoleasemarkt
Auto’s zijn de meest geleaste objecten; gerekend in guldens omzet besloeg autoleasing in 1985 zo’n 35% van de
totale leasemarkt of wel ca. f. 760 mln. In dat jaar bestond
ongeveer 11 % van de auto-omzet uit lease-auto’s. Van de
bij het onderzoek betrokken maatschappijen houdt meer
dan 40% zich bezig met leasing van personenauto’s. Bij
autoleasing kunnen we een onderscheid maken tussen
lessor-leveranciers zoals importeurs en dealers van auto’s
die uiteraard merkgebonden zijn, en lessor-financiers, die
verschillende merken auto’s in lease aanbieden. Als lessees van auto’s treden bedrijfsleven en non-profit- alsmede overheidsinstellingen op. Een vaak gehanteerde contractvorm is de operationele servicelease. Hierbij slaat
‘service’ op het feit dat de lessor zorg draagt voor o.a. onderhoud, reparaties, afwikkeling van eventuele schades
en verzekering.
Er zijn twee calculatietechnieken: de gesloten en de (in
1970 door LPN gemtroduceerde en veelvuldig toegepaste)
open calculate. Bij de eerste liggen de leasekosten vast;
er vindt geen verrekening achteraf plaats. Bij de open calculatie ontvangt de lessee bij het aangaan van de lease
een voorcalculatie, waarin diverse kosten zijn gespecificeerd zoals de aanschafprijs van de auto, de reparatie- en
onderhoudskosten, de verzekering, de wegenbelasting en
de vergoeding voor de leasemaatschappij. Tijdens de leaseperiode krijgt de lessee periodiek, in het algemeen per
706

kwartaal, een overzicht van de voorgecalculeerde en de
werkelijke kosten. Na deze periode stelt de lessor een nacalculatie op, die wordt vergeleken met de voorcalculatie.
Hierna vindt verrekening plaats, waarbij hetzij positieve en
negatieve verschillen voor rekening van de lessee komen
hetzij een positief verschil ten gunste van de lessee en een
negatief verschil ten laste van de lessor komt. Het open
calculatiesysteem beoogt de lessee meer kostenbewust te
maken.
Hoezeer autoleasing is gegroeid blijkt indien wij het aantal in 1970 geleaste auto’s stellen tegenover het aantal in
1985: ongeveer 5.000 tegenover ca. 100.000. Toch staat
de Nederlandse autoleasemarkt nog in de kinderschoenen vergeleken met de VS. Een onderzoek dat een aantal
jaren geleden door de Hertz Corporation is uitgevoerd,
heeft aangetoond dat in de VS bijna 17% van alle personenauto’s en trucks door leasemaatschappijen en dagverhuurbedrijven werd aangeschaft 3). In ons land bedroeg
dit percentage over 1984 slechts 9. Volgens de verwachtingen zal aan het einde van de jaren tachtig in de VS zo’n
40% van de totale automarkt worden geleast, terwijl dit getal voor Nederland naar verwachting dan niet boven de
20% zal komen. Daarnaast bestaan er verschillen in klantenkring: het leasen van auto’s door particulieren komt in
de VS wel, maar in ons land bijna niet voor. Hierbij speelt
ons hoge btw-tarief, dat particulieren niet kunnen verrekenen, een grote rol.

De computerleasemarkt
Na auto’s zijn computers de meest geleaste bedrijfsmiddelen. Van de omzet gerealiseerd op de leasemarkt had in
1985 plusminus 27% of wel ca. f. 600 mln. betrekking op
computers en andere kantoormachines 4). Omstreeks
25% van de totale computer-omzet bestond in dit jaar uit
geleaste computers. Evenals de markt voor autoleasing is
de markt voor computerleasing te karakteriseren als een
groeimarkt. In 1985 is de computerleasemarkt met ca.
20% gegroeid.
Deze markt, waarop zo’n 25% van de aan het onderzoek
meewerkende maatschappijen opereert, is echter een
markt met hoge risico’s. De risico’s met betrekking tot de
aanschaf en het gebruik van computers schuilen in de bijzonder snelle technologiscne ontwikkelingen en in de gewoonte van computerfabrikanten om bij de introductie van
geavanceerdere apparatuur de prijs van de oude modellen
(drastisch) te verlagen. Om deze risico’s te kunnen dragen
is specialistische kennis vereist. Hierdoor spelen de
lessor-leveranciers een grotere rol op deze markt, en op
die voor leasing van software, dan de lessor-financiers.
Een concentratie van het aanbod bij een relatief gering
aantal maatschappijen, zoals het geval bleek te zijn bij
autoleasing, doet zich bij het leasen van computers en
software niet voor.
Bij computerleasing laten zich dezelfde categorieen lessees onderscheiden als bij autoleasing. Computers kunnen zowel op financiele als op operationele wijze worden
geleast. Uit het onderzoek blijkt dat het bij leasing van
computers niet gebruikelijk is dat de lessees onderhoud
en reparaties zelf verzorgen. De verklaring hiervoor ligt in
het gebrek aan kennis en ervaring bij de lessees. Wel is het
gebruikelijk om onderhouds- en service-contracten apart
af te sluiten bij hierin gespecialiseerde ondernemingen. In
de meeste gevallen zijn dit de lessor-leveranciers zelf.
Het leasen van software blijkt zich evenzeer in een toenemende belangstelling te kunnen verheugen. De laatste
jaren is gemiddeld een groei van rond de 8% per jaar verwezenlijkt. Voordat deze deelmarkt een hoger groeipercentage weet te realiseren dient even wel een aantal problemen te worden opgelost. Hiertoe behoren de juridische
perikelen bij het opstellen van de leasecontracten, de
2) P.B. Boorsma, H. Rolleman en A.J. Waterbolk, Leasing bij lagere
overheden, Technische Hogeschool Twente, Enscheda, 1986.
3) A.W.A. Joosen, Autoleasing en wagenparkbeheer, vormen van externe dienstverlening, Stenfert Kroese, Leiden, 1986, biz. 16.
4) Vergeleken met computerleasing is het leasen van andere kantoormachines echter tamelijk onbelangrijk.

moeilijkheden bij het aanpassen van de software (vereist
in verband met o.a. organisatorische veranderingen bij de
lessee en veranderingen in de fiscale wetgeving) en de
noodzaak tot een juiste beoordeling van de kredietwaardigheid van de toekomstige lessee. Immers, de waarde
van geleaste software die is toegesneden op de onderneming van de lessee is in geval van diens faillissement (vrijwel) nihil.
In vergelijking met de VS was het belang van computerleasing hier in de jaren zestig en begin jaren zeventig vrij
gering. In deze periode boden voornamelijk internationaal
georienteerde fabrikanten van computers leasefaciliteiten
aan. In de jaren zeventig en tachtig valt een toenemende
belangstelling van lessors te constateren voor apparatuur,
die compatibel is met IBM-apparatuur maar die minder
duur is. Niettemin speelt IBM op de Nederlandse computerleasemarkt een overheersende rol. Vanaf het begin van
de jaren tachtig komt in ons land het leasen van software
tot ontwikkeling. Ondanks het feit dat de Nederlandse
computerleasemarkt veel jonger is dan de Amerikaanse,
blijken er qua groeisegmenten (micro-, mini-, en supercomputers alsmede software) overeenkomsten te bestaan. Deze overeenkomsten laten zich verklaren door de
dominante rol van enkele Amerikaanse ondernemingen
op de wereldmarkt voor computers.

Motieven voor leasing
De vraagzijde
Over het voor en tegen van leasing bezien vanuit het
standpunt van de lessee is bijzonder veel gepubliceerd.
Reeds in 1963 wist Vancil 21 voor- en 7 nadelen van leasing op te sommen 5). Andere auteurs hebben eveneens
aandacht geschonken aan het pro en contra van leasing.
Veel interessanter dan het vanuit theoretisch oogpunt filosoferen over de voor- en nadelen van leasing is na te gaan
wat ondernemers er in de praktijk toe heeft doen besluiten
om voor leasing te kiezen. Naar deze beweegredenen zijn
diverse onderzoeken uitgevoerd, eerst in de VS maar naderhand evenzo in een aantal Westeuropese landen. De
resultaten van tien van deze onderzoeken zijn samengevat door Herst 6). Blijkens deze samenvatting zijn zeer
vaak genoemde argumenten om tot leasing te besluiten:
– leasing levert belastingvoordelen op;
– leasing komt niet op de balans van de lessee tot uitdrukking;
– het geleaste object wordt voor 100% gefinancierd;
– leasing is relatief goedkoop;
– leasing houdt de leencapaciteit van de lessee in stand.
Dit wil niet zeggen dat deze argumenten thans voor elke
in Nederland afgesloten lease gelden; b.v. de tweede beweegreden is in ons land alleen van toepassing op operationele leasing. In Nederland heeft een onderzoek naar de
motieven waarom men besluit om te leasen tot nu toe nog
niet plaatsgevonden. Wel zijn wij nagegaan of lessors inzicht menen te hebben in deze motieven, en zo ja welke redenen lessees naar hun mening dan zouden hebben om
tot leasing over te gaan. In volgorde van belangrijkheid
noemden de leasemaatschappijen die bij het onderzoek
waren betrokken: belastingvoordelen, financieringsvoordelen, ‘off-balance sheet’-financiering en handhaving van
de leencapaciteit.
Tot de belastingvoordelen behoort het via de lessor incasseren van (een deel van) de WIR-premies zoals gemeenten tot voor kort met behulp van operationele leasing
wisten te bewerkstelligen. Een financieringsvoordeel
vormt de omstandigheid dat leasing een 100%-financiering is, die het bedrijfskapitaal niet aantast en de middelen
vrijmaakt voor andere, meer winstgevende aanwendingen. ‘Off-balance sheet’-financiering isfinancieren zonder
dat dit op de balans tot uitdrukking komt, b.v. door operationeel te leasen. De vermogensverhoudingen worden dus
niet beTnvloed. Dit vormt een mogelijke verklaring voor het
laatstgenoemde argument: het in stand houden van de

Computers: 25% van de omzet wordt gerealiseerd via
leasing.
leencapaciteit.
Tevens noemden diverse maatschappijen, die auto’s in
lease aanbieden, de service als belangrijk motief om tot
leasing te besluiten. Voor een deel komen de gevonden argumenten overeen met die welke buitenlandse onderzoekers aan het licht hebben gebracht. Onze bevindingen
inzake de Nederlandse leasepraktijk lopen derhalve gedeeltelijk parallel aan de resultaten van buitenlandse onderzoeken.
De aanbodzijde
Over de motieven van ondernemingen om objecten in
lease aan te bieden is veel minder bekend dan over de redenen waarom ondernemers kiezen voor leasing in plaats
van voor koop. Dit ligt voor de hand; lessors zijn goed op de
hoogte van de voor- en nadelen die leasing voor hen met
zich kan meebrengen, maar voelen gewoonlijk weinig behoefte anderen hiervan deelgenoot te maken. Wel zijn zij
uiteraard zeer gemotiveerd om de voordelen van leasing
voor de lessee breed uit te meten. Toch hebben wij uit de
literatuur en uit gesprekken met leasemaatschappijen enige informatie over leasing bezien vanuit de aanbodzijde
verzameld.
In de eerste plaats kan leasing de afzet van objecten stimuleren en aldus de winst vergroten. Voor een leverancier
is dit een reden om zijn produkten niet alleen te verkopen
maar ook in lease aan te bieden. Door middel van leasing
kunnen afnemers worden bereikt die niet willen of niet in
staat zijn om te kopen. Daarnaast kan het servicepakket
dat de lessor-leverancier te zamen met het lease-object
aanbiedt, afzetvergrotend werken. Bovendien zijn ondernemers in het algemeen sneller geneigd om geleaste dan
om gekochte objecten te vervangen door modernere
exemplaren, zeker als sprake is van operationele leasing.
Een tweede argument dat kan pleiten voor het aanbieden van lease-objecten, is de omstandigheid dat de lessor
gedurende de leaseperiode juridisch eigenaar blijft van
deze objecten. Daarenboven fungeren de lease-objecten
als zekerheid in geval van wanbetaling door de lessee.
Een forse bedreiging voor die zekerheid vormt het fiscale
bodemrecht. Dit is het recht dat de fiscus heeft om belastingschulden te verhalen op roerende goederen die
zich op het terrein van de belastingschuldige bevinden,
zelfs al behoren die goederen toe aan anderen. Behalve
dat heeft de fiscus het recht van parate executie. Dit houdt
in dat zonder tussenkomst van de rechter tot verkoop van
de in beslag genomen goederen kan worden overgegaan
ten einde de belastingschulden uit de verkoopopbrengst
te voldoen. Voor de lessor betekent dit het verlies van de
waarde van het geleaste bedrijfsmiddel 7).
5) R.F. Vancil, Leasing of industrial equipment, McGraw-Hill, New
York, 1963.
6) A.C.C. Herst, Lease or purchase: theory and practice, KluwerNijhoff Publishing, Boston, 1984.
7) Anderen dan de lessor, b.v. de huurverkoper, kunnen evenzeer
nadelen ondervinden van het fiscale bodemrecht.

Een derde reden voor leasing is de grotere kennis van
en invloed op de tweedehands markt die de lessor verkrijgt. Enerzijds kan hierdoor een nauwkeuriger schatting
worden gemaakt van de restwaarde, anderzijds is de lessor in een betere positie om een hogere restwaarde te realiseren dan iemand met minder ervaring op de tweedehands markt.
De mogelijkheid om door middel van het afsluiten van
een financiele lease (een groot gedeelte van) het economisch risico af te wentelen op de lessee kan een vierde reden zijn om objecten in lease aan te bieden. Financiele
leasecontracten worden namelijk afgesloten voor een van
tevoren vastgestelde periode, gedurende welke de lessor
noch de lessee het contract eenzijdig kan beeindigen.
Blijkt tijdens deze periode dat het geleaste bedrijfsmiddel
economisch is verouderd, dan is de lessee in beginsel toch
verplicht de leasetermijnen te blijven betalen 8).
Een vijfde beweegreden vormt ten slotte de mogelijkheid voor de lessor om in nauwer contact te komen met zijn
lessee. Voordat hij het leasecontract tekent zal de lessor
zich een zo goed mogelijk beeld trachten te vormen van de
(financiele) situatie van de toekomstige lessee, om de
kans op problemen als gevolg van diens eventuele wanprestatie te verminderen. Nadat de lease is afgesloten zal
vooral het regelmatig onderhouden van het geleaste bedrijfsmiddel door de lessor het contact met de lessee verder versterken. Enerzijds zal de lessor hierdoor beter op
de hoogte zijn van de behoeften en de wensen van de lessee, hetgeen nuttig kan zijn voor de ontwikkeling van nieuwe apparatuur. De introductie van deze apparatuur wordt
vergemakkelijkt doordat rekening is gehouden met de verlangens van de lessee. Anderzijds kan door het nauwere
contact tussen beide partijen de afzet van de overige door
de lessor gevoerde objecten worden gestimuleerd, evenals die van bijkomende materialen (zoals inkt en papier in
geval van leasing van kopieermachines). Hiermede zijn we
weer aangeland bij de eerstgenoem.de reden: de afzetstimulerende werking van leasing.

Trends_____________________
Uit ons onderzoek laten zich de volgende toekomstverwachtingen distilleren. Waar nodig confronteren we deze
met de situatie in de VS. Wat betreft auto’s mag een voortschrijdende concentratie van het aanbod worden verwacht bij twee leasemaatschapppijen (Lease Plan en Interleasing) en bij de dochtermaatschappijen van de vier
grootste Nederlandse banken (AMRO, ABN, NMB, en de
Rabobank). Op de leasemarkt voor computers doet deze
concentratie zich in veel mindere mate voor, maar is toch
nog wel waarneembaar. Hierdoor verschilt de Nederlandse leasemarkt van de Amerikaanse, waar juist een afneming van de concentratie valt te bespeuren. Het feit dat in
de VS zich steeds meer verzekeringsmaatschappijen op
de leasemarkt hebben begeven draagt hiertoe zeker bij.
Verdere vergelijking van de beide leasemarkten leert
dat er ook een tegenstelling is waar te nemen in de wijze
waarop zij zich momenteel als geheel ontwikkelen. In Nederland zijn de servicefaciliteiten van de leasemaatschappijen steeds belangrijker aan het worden. In de VS daarentegen ontwikkelt de leasemarkt zich meer en meer als een
financiele markt en steeds minder als een servicemarkt.
Hiermede hangt de verwachting samen dat de dominante
rol van de gespecialiseerde leasemaatschappijen in de VS
zal worden overgenomen door de financiele instellingen.
De verwachting bestaat dat de relatief kleine banken een
dominerende rol zullen gaan spelen bij het verstrekken
van de qua investering kleinere leases en dat de grotere
banken en de verzekeringsmaatschappijen deze rol zullen
gaan vervullen bij de qua investering omvangrijke leases.
Het laatste type leases heeft betrekking op objecten ter
waarde van enkele miljoenen guldens, zoals vliegtuigen,
schepen enz.
Terugkomend op de Nederlandse situatie kan de verwachting worden uitgesproken dat universele leasemaat708

schappijen meer zullen diversificeren en zich meer zullen
begeven op terreinen waar de specialistische kennis hen
momenteel ontbreekt. Dit blijkt nu reeds, daar objecten die
tot voor enkele jaren niet in het assortment van deze maatschappijen waren opgenomen (zoals personal computers
en medische apparatuur) thans wel in lease worden aangeboden. Het aantal van deze leasecontracten is evenwel
nog vrij beperkt. Voor zover de ontwikkelingen op de Amerikaanse leasemarkt voorlopen op die in Nederland lijkt het
aannemelijk dat ook in ons land de financieringsaspecten
in de toekomst een grotere rol zullen gaan spelen. Deze
tendens is momenteel al te bespeuren gezien het steeds
complexer en kostbaarder worden van de in lease aangeboden objecten.
Het geschatte aantal lease-auto’s voor 1986 bedraagt
zo’n 120.000. Deze leasemarkt dient nog steeds als een
aantrekkelijke groeimarkt te worden aangemerkt. De onderzochte maatschappijen verwachten echter geen groeipercentages van meer dan 20, zoals in het begin van de
jaren tachtig het geval was. Voor 1986 schatte men de gemiddelde groei op ongeveer 12%. Hierbij is het opmerkelijk dat de maatschappijen die relatief goedkope merken
auto’s in lease aanbieden hun groei lager schatten dan de
maatschappijen die duurdere merken auto’s aanbieden.
Bezien we de toekomst van de leasemarkt voor computers, dan mag worden verwacht dat het leasen van mini- en
micro-computers verder zal toenemen. Dit laat zich onder
meer verklaren uit de toenemende betekenis en het toenemende aantal ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. Ook voor de supercomputers, gebruikt voor toepassingen op onderzoekgebied en voor andere wetenschappelijke toepassingen, wordt een groei verwacht. Vooral de
noodzaak tot onderzoek op technologisch gebied (in verband met de snelle technologische ontwikkelingen) maakt
de hulp van de computer onmisbaar. Hierbij denken wij
m.n. aan ‘computer aided design’ en ‘computer aided manufacturing’ 9). Voor de mainframe-computer daarentegen lijkt het verzadigingspunt naderbij te komen.
In haar totaliteit bezien kunnen wij de Nederlandse
leasemarkt nog steeds aanmerken als een aantrekkelijke
groeimarkt. Wereldwijd gezien wordt de huidige structuur
van de leasing-industrie bepaald door nationale restricties
op kapitaalstromen en door wetgevingen die veelal zijn
ontstaan zonder dat rekening is gehouden met leasing. In
Nederland bestaan geen uniforme wettelijke bepalingen
ten aanzien van leasing, zodat het gewone recht alhier het
juridisch kader van leasing bepaalt. Aan de aanbodkant is
een tendens tot concentratie waarneembaar, maar het zou
te ver gaan om te stellen dat in de toekomst het gezicht van
onze nationale leasemarkt zal worden bepaald door de
eerder genoemde zes maatschappijen.

Jaap Gommers
Arthur Herst
8) ‘In beginsel’ aangezien het denkbaar is dat lessor en lessee in een
dergelijk geval een voor beide partijen bevredigende alternatieve
oplossing vinden. Een mogelijkheid hiertoe is, dat de lessee het geleaste bedrijfsmiddel aan de lessor teruggeeft onder betaling van een

bed rag dat gelijk is aan of dat een percentage is van de contante waarde van de toekomstige leasetermijnen.
9) Het ontwerpen via de computer respectievelijk het fabriceren met

behulp van de computer.

Auteurs