Ga direct naar de content

De verloedering van de economische geschiedenis

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 29 1987

FDe
vande
economische geschiedenis
Van de hand van de jonge economisch-historicus J.L. van Zanden verscheen op 27 juni jl. in NRC Handelsblad een opmerkelijke beschouwing
met betrekking tot de marginalisering
van zijn vak binnen de economische
faculteiten. De inhoud daarvan maakt
het zinvol er juist in de kolommen van
een ‘economenblad’ aandacht aan te
schenken. Bovendien raakt de niet onvermakelijke toon van agressieve bezorgdheid vooral de beoefenaren van
de economie.
Wat is er volgens Van Zanden aan
de hand? Zonder daaromtrent cijfers te
geven constateert hij dat ,,de laatste
tien a vijftien jaar” de belangstelling
van studenten en economisten voor
het vak economische geschiedenis
drastisch isafgenomen. Leerstoelen in
de economische geschiedenis zijn opgeheven, gehalveerd, samengevoegd
of stilzwijgend onbezet gelaten. Onevenredig veel bezuinigingen hebben
het vak getroffen. Volgens Van Zanden
is dit alles te wijten aan ,,onzinnige statusverschillen”. Aan de ene kant staat
de bedremmelde historicus die als
,,bescheiden en genuanceerd mens”
vol eerbied zwijgend opziet tegen de
economie, waarvan hij trouwens geen
kaas heeft gegeten. In de opvattingen
van alleman komt hij er bekaaid van af.
Hij is werkloos of geschiedenisleraar
en samen met sociologen, politicologen en ander ongeregeld volk f igureert
hij in de publieke opinie en onder beleidsmakers als nutteloze wetenschappelijke paria. Neem daartegenover de
econoom! Die is ,,manager of minister” en bovendien nog eens nuttig
ook. Hij lost maatschappelijke problemen op. Dat lukt dank zij de formalisering van de economie naar het model
van de natuurwetenschappen.
Het is merkwaardig dat Van Zanden
vervolgens van leer trekt tegen deze
stereotypering van de econoom, maar
de al even dwaze beeldvorming van de
historicus onverlet laat. Van de economie laat hij weinig of niets heel. Naar
zijn mening bevatten de zogeheten
,,ultieme zekerheden” waarmee economen steeds opnieuw voor de draad
komen enkel gebakken lucht. Ondanks de enorme vooruitgang die de
economie zegt gemaakt te hebben,
verschilt het huidige economische beleid daardoor niet echt van dat uit de jaren dertig en vijftig en zestig. Nog
steeds gaat het eenvoudig om het laag
houden van kosten – om de een of andere reden vooral loonkosten – om
wille van de export. Misschien boekt
het desbetreffende beleid resultaat als
het overbodig is, namelijk in het geval
van groeiende wereldmarkten. Het zet
PCR 9Q-7-1QQ7

daarentegen geen zoden aan de dijk
juist als dat nodig zou zijn: in tijden van
een stagnerende Internationale bandel, zoals in de jaren dertig en vandaag
de dag. Geen nood. De sluwe econoom legt gladjes uit dat het beleid zijn
tijd neemt en de patient trouwens heeft
geweigerd de aanbevolen medicijn te
slikken.
Maar intussen ontbreekt het die zelfde econoom toch maar aan het juiste
zicht op de werkelijkheid. Hij is namelijk vaak ,,de gevangene van korte termijnbeschouwingen”. Met dit soort let
of wat eenzijdig overtrokken opmerkingen getuigt Van Zanden niet van oorspronkelijkheid. Zijn commentaren rieken naar het geruchtmakende artikel
van de economisch-historicus J.H.
Clapham waarin deze de economie al
in 1922 honend afdeed als een verzameling ’empty boxes’. Van Zanden lijkt
ook wat al te gemakkelijk voorbij te
gaan aan de vaak fundamentele kritiek
die economen zelf hebben uitgeoefend op het gebrek aan realiteitsgehalte van hun wetenschap. Met een
achteloze uithaal van zijn pen schuift
hij bovendien stilzwijgend het historisch werk onder tafel van lieden
als Adam Smith, Karl Marx, Joseph
Schumpeter, J.R. Hicks, Jan Tinbergen en Simon Kuznets. Hij zal toch niet
serieus denken dat hun arbeid tegenwoordig in de economie niet meertelt?
Maar Van Zanden vergenoegt zich er
mee Keynes’ bekende gezegde dat wij
op de lange termijn allemaal dood zijn
te misbruiken door te suggereren dat
deze aldus wilde wijzen op het onbelang van geschiedenis. Heeft hij ooit
een blik geworpen in een van Keynes’
beschouwingen? Ik beweer dat daaruit
meer historisch besef spreekt dan
Van Zanden en ik samen kunnen opbrengen.
Dan de historicus! Die is in staat door
zijn studie van het verleden afstand te
nemen van enge en eenzijdige visies
op de eigen tijd en dat schijnt de econoom maar niet te lukken. ,,Het is tijd
dat de historicus durft uit te roepen dat
de economische keizer geen kleren
aan heeft”. De geschiedkundige is immers ,,als het goed is bij uitstek degene die nadenkt over lange termijn processen”. Nu, vaak is het helemaal niet
‘goed’. Er zijn namelijk nog al wat geschiedvorsers die om hun moverende
redenen lak hebben aan ‘lange termijn
processen’ en het oplossen van maatschappelijke problemen. Details en incidenten uit een vervlogen verleden
boeien hun aandacht. Dat is vaak een
dorre en doodse zaak. Maar er zijn
historic! die er desondanks op die manier in slagen een schitterend licht op

het menselijke bestaan te werpen.
Waarom bezig zijn met de lange termijn nu per se beter – of slechter zou zijn dan het zich verdiepen in de
korte termijn, maakt Van Zanden niet
echt duidelijk. Schept hij op dit punt
geen onwezenlijke tegenstellingen?
Er rijzen trouwens meer vragen. Is
het wel waar dat het met het imago van
de historicus zo slecht is gesteld als
Van Zanden beweert? Bekende historic! als L. de Jong, E. Kossmann en
B.H. Slicher van Bath genieten ieder
op zijn wijze algemeen waardering van
het geletterde publiek. Menig buitenlands historicus staat ook hier te lande
hoog genoteerd. Luidt anderzijds de
opinie over economie en economisten
werkelijk zo gunstig als Van Zanden
zegt? Er valt toch heel wat spotternij en
kritiek te beluisteren, niet in de laatste
plaats van historic!. De eerbied die Van
Zanden onder historici ten opzichte
van de economie denkt te ontwaren
wordt naar mijn mening geevenaard
door de laatdunkendheid die historici
zich over de economie menen te kunnen veroorloven. En binnen de serieuze economische geschiedschrijving is
de economische wetenschap toch ook
voorwerp geweest van zakelijk kritisch
commentaar – meer dan Van Zanden
het doet voorkomen. Zijn aanbevelingen om tot eerherstel van de economische geschiedenis te geraken klinken
al met al even bol als hoi: ,,Pas als
economisch-historici zeker weten lets
te zeggen te hebben kunnen zij weer
serieus genomen worden en hun
plaats aan de universiteiten heroveren”. Wie lust er nog meer van dit soort
peultjes?

Niemandsland
Het valt natuurlijk te betwijfelen of
met het ontluisteren van de status van
economie en economisten naar het recept van Van Zanden in die kring werkelijk zo veel sympathie en respect
voor de economische geschiedenis te
verdienen valt. Het lijkt op de keper beschouwd niet de hoffelijkste, de beste
of de doeltreffendste methode om de
eigen status op te vijzelen. Wat dat betreft lijken andere middelen de voorkeur te verdienen. Ik denk aan een kritischer en stringenter benoemingsbeleid met betrekking tot docenten en
onderzoekers. Ik denk voorts aan het
verhogen van het gehalte van de economische geschiedschrijving hier te
lande. Hoewel dit gehalte door de bank
genomen niet ongunstig afsteekt tegen Internationale standaarden is er
bepaald ook geen reden om zich op de
borst te kloppen. De kritiek van gezaghebbende buitenlandse historici is althans in sommige gevallen lang niet
mis.
Als voormalig houder van de leerstoel voor de economische geschiedenis aan de Rotterdamse economische
faculteit deel ik de bezorgdheid van
Van Zanden wel degelijk. Ik heb er de
711

verloedering van de economische geschiedenis nogal pijnlijk aan den lijve
ondervonden en zeg het Van Zanden
volmondig na: de economische geschiedenis dreigt bijna letterlijk in een
niemandsland terecht te komen. Het is
zelfs nog erger dan Van Zanden meedeelt. Diens eigen subfaculteit maatschappijgeschiedenis heeft, in strijd
met de oorspronkelijke opzet, eerst de
beoogde leerstoel op dat terrein onbezet gelaten en vervolgens laten opheffen. In het kader van de lopende bezuinigingsronde kalft het vak in de subfaculteit om wille van het behoud van
andere vakken nog verder af. Straks
zal er niet meer resteren dan een zogeheten ‘basisvoorziening’.
Allemaal begrijpelijk misschien in
het licht der omstandigheden, maar
geen sloopwerk dat is verricht door
economen. Het is evenmin economenwerk dat de gerenommeerde afdeling
agrarische geschiedenis aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen Van Zanden bereidde er zijn briljant
proefschrift mede voor! – met opheffing werd bedreigd. Dat is voorkomen
dank zij een actie van historici in
binnen- en buitenland. Intussen weet
nu nog niemand hoe en in welke omvang het onderzoek op dat gebied
straks voortgang zal vinden. Ook in de
faculteiten der letteren en van de sociale wetenschappen gaat het met het
vak bergafwaarts. Alleen daarom al
lijkt de eenzijdig tegen de economie
gerichte kritiek van Van Zanden misplaatst.

pline metterdaad minder centraal is komen te staan. Oorspronkelijk bracht
juist de economische geschiedenis de
aanstaande economist gevoel voor de
relativiteit van tijdsverschijnselen bij.
R. Platek e.a. (red.): Small area staMaar in de loop der tijd vond veel van tistics; an international symposiwat ooit vooral thuis hoorde in de eco- um. John Wiley and Sons, New
nomische geschiedenis – groei, eco- York/Chichester, 1987, 278 biz.,
nomische orde – ook elders onderdak £ 38,50.
in de discipline, niet in de laatste plaats
In mei 1985 is in Canada een internain de econometrie. Dynamica kreeg tionaal symposium gehouden over
naast de tijdloze statica plaats als mo- ‘small area statistics’. De papers die
del van denken. Zo schoof de geschie- op dat symposium zijn gepresenteerd
denis meer naar de rand van de discizijn verzameld in deze bundel. Aan de
pline. Geen reden tot droefenis! Juist
orde komen beleidsaangelegenheden,
als randgebied vervult zij een functie bevolkingsschattingen, theoretische
van onschatbare betekenis. De econo- aangelegenheden en organisatorische
mische geschiedenis fungeert als brug ervaringen.
naar de historische wetenschappen.
Wie zou er het intellectuele en culturele belang niet van inzien? Binnen de
L.J.G. van der Maessen: Transforhistorische opleiding neemt het vak matie van de gezondheidszorg in
een soortgelijke plaats in ten opzichte
Nederland tussen 1974 en 1987. Van
van de economische wetenschappen.
Gorcum & Comp. BV, Assen, 1987,
Het is in tijden van bezuiniging een 336 biz., f. 49,50.
uiterst hachelijke plaats. Immers, juist
De ontwikkeiing van de medische
dan zijn facultaire beleidsambtenaren technologie, gerealiseerd via de intraen hun bestuurders gespitst op het be- murale gezondheidszorg, gaat gehoud van wat zij niet anders kunnen
paard met een aanzienlijke stijging van
zien dan als de kern van opleidingen.
de kosten. Dit gaat ten koste van de exBovendien laten zij zich al dan niet
tramurale zorg. De auteur meent dat
noodgedwongen leiden door het be- deze ontwikkeling een halt is toe te roelang van de eigen instelling en organipen door de ontwikkeling van multidisatie. ‘Right or wrong, my country’ en sciplinaire samenwerkingsverbanden
waar het algemene belang van weten- met betrekking tot de gezondheidsschap en cultuur blijft weet alleen
zorg en de maatschappelijke dienstJoost nog maar. De wereld van zuiver verlening te stimuleren.
wetenschappelijk denken is al lang
niet meer in staat tot adequaat tegenspel; ook daar is per slot van rekening Van Dien Groep (red.): De praktijk
het hemd nader dan de rok.
van de buy-oat; handleiding voor
Ongeacht de gevolgen buitenshuis het verzelfstandigen van onderneBrug
komt het zo plaatselijk overal tot het mingen en bedrijfsactiviteiten.
kortwieken en afschaffen van randge- Samsom, Alphen aan de Rijn/BrusMijn ervaring binnen de Rotterdam- bieden. Het kortzichtige – in mijn mosel, 1987, 150 biz.
se economische faculteit is trouwens menten van boosheid zeg ik: stompzinEen handleiding voor het verzelfeen heel andere. Daar geen bekrom- nige – beleid van facultaire ambtena- standigen van (dochter)onderneminpen zelfingenomenheid onder econo- ren en bestuurders is troef. In het gen of (bedrijfs)activiteiten. Het boek
men. Van een arrogante minachting gunstigste geval hopen zij dat men el- put uit de rijke ervaring van accounvan het vak economische geschiede- ders wel voor het behoud van de des- tants. Theoretische beschouwingen
nis was beslist geen sprake, laat staan betreffende randgebieden zal willen en ontbreken; het boek is zeer to-thevan ,,onzinnige statusverschillen”. Ze- kunnen blijven zorgen. Vergeefse
point geschreven en biedt tal van aanker, niet een ieder koesterde uit- hoop! Wat zich immers aandient als
wijzingen en tips voor het succesvol
gesproken waardering of belangstel- plaatselijk fenomeen is feitelijk een uitvoeren van buy-outs. Het boek is
ling voor geschiedenis. Dat ligt natuur- verborgen en uit de hand gelopen na- bestemd voor managers die een buylijk ook voor de hand. Maar over het tionale ontwikkeling.
out overwegen of er al aan zijn begonalgemeen gesproken heerste wel deWie het kennisveld van de econominen en hun adviseurs.
gelijk de opvatting dat men een traditie sche geschiedenis maatschappelijk en
had hoog te houden. Tenslotte was het anderszins van betekenis vindt kan op
daar dat de economische geschiede- zijn beurt alleen maar hopen dat faculnis het eerst – en vervolgens aan an- teiten en instellingen nu eens niet aldere economische faculteiten – aca- leen (outer in naam met elkaar samen
demische erkenning had gekregen – zullen werken. Alleen een landelijke
een feit dat Van Zanden over het hoofd aanpak waarin de belangen van facullijkt te zien. Ruim vijftig jaar functio- teiten en instellingen nu eens niet bij
neerde de economische geschiedenis voorbaat prevaleren boven die van Rectificatie
als verplicht vak in de opleiding van vakken en disciplines kan de voorteconomisten terwijl de erkenning bin- gaande uitholling van een vak als de
nen de historische opleiding op zich economische geschiedenis voorkoIn het artikel ,,De wig tussen loonMet wachten. Daar werd de economi- men. Taakverdeling en concentratie kosten en netto loon” in ESB van vorische geschiedenis pas in de jaren noemt men zoiets ook wel.
ge week (22-7-1987) is het mis gegaan
zestig in het academisch statuut opgemet de aanduiding van de betekenis
P.W. Klein van de lijnen in de figuren 1, 3, 4, 5 en
nomen. Vanwaar dan nu binnen de
economische faculteiten zo’n stief6. Destippellijn……..representeerthet
moederlijke behandeling?
gemiddelde loon; de wisselend onderEen verklaring zou kunnen zijn dat Hoogleraar algemene geschiedenis aan de broken lijn – – – – – – – het 2 x gemiddelde loon.
het vak binnen de economische disci- Rijksuniversiteit te Leiden.

712

Auteur