L.l. Emmerij
Vrije val in
Afrika?
Nauwelijks 15 jaar geleden publiceerde
Gunnar Myrdal zijn driedelig werk Asian
Drama. Daarin zette hij uiteen hoe de “zachte
staat” de grootste moeite zou hebben de Aziatische landen tot economische en sociale ontwikkeling te brengen. Nu, slechts luttele jaren
later, zien wij dat Azië de wereldeconomische
crisis relatief veel beter heeft doorstaan dan
welk ander gebied ter wereld ook. Een land
als India is de elfde of twaalfde exporteur van
industriële produkten ter wereld. Natuurlijk
bevindt de uitdijende moderne sector in dat
land zich nog steeds in een oceaan van armoede, maar toch ….
Op dit ogenblik wordt er in even rampzalige termen over Afrika gesproken en geschreven. Welke zijn de belangrijkste constateringen die zich opdringen bij het stellen van een
diagnose over Afrika ten zuiden van de
Sahara?
I. de financiële, economische en sociale status quo is niet aanvaardbaar; het beleid
moet worden aangepast en in vele gevallen veranderd;
2. een hogere economische groei is van levensbelang, ook om sociale redenen;
3. de arbeidsproduktiviteit moet worden
gestimuleerd; de vergelijkbare Afrikaanse exportgoederen zijn tweemaal zo duur
als de produkten
afkomstig
uit
Zuid-OostAzië;
4. ontwikkelingshulp is gedeeltelijk verantwoordelijk voor zowel het goede als het
kwade in de resultaten van het Afrikaanse economische en sociale beleid;
5. het beheren en sturen van de economieën
is een groot probleem. Vooral op het
middenniveau ontbreken de meest essentiële managementkrachten en dit is één
van de belangrijkste limitatieve factoren
in Afrika op dit moment;
6. de ongunstige ontwikkeling van de
“terms of trade” is in bepaalde gevallen
een beslissende factor geweest omdat dit
het verschil heeft uitgemaakt tussen
vooruitgang en achteruitgang;
7. zelfvoorziening in voedselprodukt en is
een andere essentiële factor. De invoer
van levensmiddelen heeft Afrika in de afgelopen jaren meer gekost dan de invoer
van olie;
8. de interne markt van de meeste Afrikaanse landen is veel te klein. Dit wordt nog
verergerd door de dikwijls zeer ongelijke
inkomensverdeling. Regionale integratie
is daarom een minimum-vereiste;
9. het opbouwen van een institutionele infrastructuur en van menselijk kapitaal
ESB 7-8-1985
10.
11.
12.
13.
laat te wensen over. Investeren in mensen
wordt verder bemoeilijkt door de conditionaliteit van het Internationaal Monetair Fonds, waardoor de onderwijs- en
gezondheidssectoren dikwijls de eerste
zijn waarop budgettair wordt gekort. Dit
is een fatale fout, want op het moment
dat de economie weer gaat aantrekken,
zal men snel veel gekwalificeerde mensen
nodig hebben. Korte-termijnwinst dus,
met negatieve gevolgen op de lange
termijn;
de buitenlandse schuld is een tijdbom die
óók onder de Afrikaanse economieën
tikt. Hoewel minder groot in absolute
termen dan de Latijnsamerikaanse schulden, is de situatie relatief gezien ten
minste zo ernstig;
er is sprake van een demografisch probleem: de toename van de bevolking is
zeer snel. De bevolkingsdichtheid is nog
niet alarmerend;
er is een delicaat, maar duidelijk evenwicht tussen nationale verantwoordelijkheden en internationale factoren in de
moeilijke toestand waarin Afrika zich
bevindt;
het structurele probleem kan als volgt
worden samengevat: Afrikaanse economieën importeren te veel en de uitvoer
vertoont duidelijke haperingen. Er is een
tekort aan kapitaal en de “incentives”structuur laat te wensen over. De inkomensverdeling is zeer ongelijk en er is een
groeiend
werkgelegenheidsprobleem,
ook vanwege de zeer snelle toename van
de bevolking.
Wat voor beleid moet er worden gevoerd
om het Afrikaanse ontwikkelingspotentieel,
dat zonder enige twijfel aanwezig is, zo goed
mogelijk tot zijn recht te laten komen?
I. het landbouwbeleid moet sterk worden
aangepast. Het prijsbeleid, de wisselkoersen,
fiscale maatregelen moeten dusdanig worden
afgestemd, dat zij een “incentives”-structuur
vormen, die de investeringen in het verbouwen van voedselprodukten voor de Afrikaanse bevolking zelf stimuleert. Bureaucratische
structuren moeten worden afgebouwd en de
boeren dienen veel meer de kans te krijgen
hun eigen kennis van zaken op landbouwgebied toe te passen. De verantwoordelijkheid
van buitenlandse “hulp” en van de internationale economische betrekkingen in de tekortkomingen van het huidige landbouwbeleid
moet worden duidelijk gemaakt en de nodige
lessen moeten worden getrokken;
2. het industriebeleid moet in de eerste plaats
worden gebaseerd op regionale integratie. In
de tweede plaats moet er een oplossing worden gevonden voor de betalingsbalanstekorten. Daarom moet betalingsbalanshulp worden opgevoerd. Over de rol van het technologiebeleid en van de informele sector kom ik zo
straks te spreken;
3. het tekort aan kapitaal is zowel een nationale als een internationale verantwoordelijkheid. Natiönaal moet er meer worden gespaard en geïnvesteerd en de produktiviteit
van de investeringen moet worden verhoogd
door een betere investering in menselijk kapitaal en in managementkwaliteiten. Internationaal moeten er in de eerste plaats schulden
worden kwijtgescholden, zoals overigens
door minister Ruding onlangs is gesuggereerd. Daarnaast dient er sprake te zijn van
grotere kapitaaloverdrachten ter bevordering
van een autonomer Afrikaans ontwikkelingsbeleid;
4. de informele sector moet niet alleen worden gestimuleerd, maar er behoort zelfs sprake te zijn van een positieve discriminatie ten
gunste van deze sector. Speciale vormen van
krediet moeten aan de zelfstandigen en kleine
bedrijfjes in deze sector ter beschikking worden gesteld. Verder moet er nu hard worden
gewerkt aan het opbouwen van een produktieve economische relatie tussen de moderne
en de informele sectoren via bij voorbeeld het
subcontracteren door grote bedrijven in de
moderne sector aan kleine bedrijven in de informele sector;
5. bij het te volgen technologiebeleid zet ik
eerlijkheidshalve een vraagteken. Moet men
voortgaan op de weg van de zogenaamde sociaal aangepaste technologieën, of moet men
ronduit de weg inslaan van toepassingen van
de moderne technologieën, zoals de microelektronica? De laatste benadering zou in belangrijke produktiviteitsverhogingen resulteren. Bovendien is een technologie als de
micro-elektronica vrij gemakkelijk toepasbaar in de informele sector, zodat de landen
van te grote evenwichtsstoornissen tussen de
moderne, informele en traditionele sectoren
verschoond kunnen blijven;
6. het educatieve beleid moet af zien te komen van de kannibalistische tendensen in het
onderwijsstelsel: het ene onderwijsniveau
leidt eerder op voor het daarop volgende onderwijsniveau dan voor de wereld buiten de
school. Dit betekent belangrijke aanpassingen in de educatieve sector van deze landen;
7. Europa heeft een speciale verantwoordelijkheid in Afrika en daarom moet de Loméconventie – die een interessant kader vormt,
omdat zij internationale economische betrekkingen èn ontwikkelingssamenwerking in één
verband brengt ~ steeds verder worden verbeterd, evenwichtig worden gemaakt en tot
een instrument van werkelijk wederzijds
voordeel worden gesmeed.
Afrika is een immens rijk continent. We
zijn slechts 20 jaar verwijderd van de politieke
dekolonisatieperiode aan het begin van de jaren zestig. Afrika heeft een slechte start gehad, om in termen van René Dumont te spreken. Er moet van beleid worden veranderd en
misschien ook van politieke leiders.
771