Schaarste aan grondstoffen
DRS. B. VAN HOLST – DRS. J.D.M. KOPPIES*
Plotselinge verstoringen in de aanvoer van grondstoffen kunnen ernstige gevolgen hebben voor de
economische ontwikkeling. De beide oliecrises in de jaren zeventig hebben dit aangetoond. Absolute
schaarste aan grondstoffen als gevolg van uitputting van de winbare reserves kan de economie voor
nog grotere problemen stellen. Zeker voor een delfstoffenarm land als Nederland is het een
belangrijke zaak om voorbereid te zijn op mogelijke verstoringen in de aanvoer van schaarse
mineralen. In dit artikel wordt nagegaan welke metallische mineralen in de wereld schaars te achten
zijn. In dit verband worden enkele indicatoren voor het verbruik en de afhankelijkheid van import
besproken. Uit de cijfers komt naar voren dat Nederland in geval van aanbodverstoringen voor vele
metalen zou moeten terugvallen op de hulpvaardigheid van de Europese partners. Een minder
kwetsbare opstelling van de overheid achten de auteurs wenselijk. Zonder dat Nederland nu zelf
strategische voorraden gaat aanleggen, kan worden gewerkt aan spreiding van leveranciers,
onderzoek naar technische en economische substitutiemogelijkheden alsmede aan de mogelijkheden
van herbenutting van de voorraad schaarse metalen in consumptie- en kapitaalgoederen.
“Er is veel hout in een stenen stad als het moet” (bron
onbekend).
Inleiding
Binnen de economische wetenschap wordt slechts op bescheiden schaal en incidenteel aandacht besteed aan de mogelijkheid
dat een bepaald aanbod van een economische produktiefactor,
een goed of een dienst, in belangrijke mate of volledig wegvalt.
Het economisch denken en zeker de economische politiek concentreert zich hoofdzakelijk op het vraagstuk van de relatieve
schaarste en niet op een mogelijk optreden van ..absolute
schaarste”.
Op zich is het niet vreemd dat ,,absolute schaarste” op de
achtergrond staat. Enerzijds omdat wij er zelden mee worden geconfronteerd en anderzijds omdat in het algemeen de verwachting is dat, mocht er sprake zijn van ,.absolute schaarste”, dit
voornamelijk een vraagstuk op de lange termijn is. De langetermijnvooruitzichten die recent in overigens niet onverdienstelijke scenario’s zijn geschetst, blijken bovendien zo discutabel te
zijn, dat de belangstelling voor dit onderwerp weer is gedaald.
Tot slot kan worden gesteld dat de alledaagse relatieve schaarsteproblemen waarmee de ontwikkelde samenleving, mede als gevolg van conjuncturele en structured ontwikkelingen, wordt geconfronteerd, van een zodanige omvang zijn dat de korte c.q.
middellange-termijnproblematiek in de economische politiek
overheerst.
De gedachtenvorming rond ,,absolute schaarste” dient zich
evenwel niet te beperken tot de vraagstukken waarbij de mogelijkheid centraal staat dat bepaalde noodzakelijkeen natuurlijke
bronnen op de langere termijn uitgeput raken. ,,Absolute
schaarste” kan immers in bepaalde delen van de wereld ook ontstaan als gevolg van internationale (economisch) politieke crises
(sancties, boycot), rampen of oorlog(sdreigingen). De hongerwinter van 1944 in Nederland en de energlecrisis van 1973 mogen
als voorbeelden dienen. Ook kan worden gewezen op de erbarmelijke toestanden in Afrikaanse landen en binnen Europa op
Polen, waar veelvuldig sprake is van ,,absolute schaarste”.
Voor een economie, en in het bijzonder voor de open Nederlandse economie, blijft het van belang zich te bezinnen op de
620
vraag op welke wijze zij voor haar functioneren afhankelijk is
van grondstoffen, produktiefactoren, goederen en diensten. Absolute schaarste kan zich zowel op de lange als op de korte termijn voordoen als gevolg van o.a. het uitvallen van buitenlands
aanbod. Algemeen geformuleerd kan worden gesteld dat aandacht dient te worden besteed aan de kwetsbaarheid van de samenleving. In Nederland zijn binnen dit kader een aantal onderzoekingen verricht ter ondersteuning van een mogelijk te voeren
beleid 2). Gelet op de omvang van deze problematiek dienen we
ons op deze plaats te beperken tot enkele beschouwingen. Gekozen is voor het schaarstevraagstuk rond een aantal metallische
minerale grondstoffen, mede daar op diverse plaatsen reeds uitvoerig wordt ingegaan op de energievoorziening.
De opbouw van het artikel is als volgt. Eerst zal worden ingegaan op enkele gegevens inzake de reserves in de wereld en een
geografische spreiding daarvan. Vervolgens zullen enkele indicatoren voor het verbruik en de afhankelijkheid van het ,,buitenland” voor de EG en Nederland worden beschouwd. Tot slot
worden enige aspecten in ogenschouw genomen die voor het beleid van belang zijn.
De wereld reserves van enkele metalen
Schattingen van de wereldreserves worden enerzijds be’invloed
door de vigerende stand van de technologische kennis en ander-
* De auteurs zijn werkzaam bij de afdeling Maatschappelijk Economisch Onderzoek van de Stichting Het Nederlands Economisch Instituut. Zij danken de heer A.F.R. Feenstra voor het uitvoeren van enige berekeningen en drs. J.A. van Dijken voor zijn opmerkingen bij een eerdere
versie.
2) Zie bij voorbeeld de werkzaamheden van de Stuurgroep Industriele
Mobilisatie; deze is belast met de vraag welke maatregelen en voorzieningen getroffen dienen te worden voor het geval de Nederlandse economie
onder buitengewone omstandigheden komt te verkeren. De auteurs hebben ten behoeve van deze Stuurgroep een aantal studies verricht. Deze
onderzoekingen dienden als algemene orientatie op de problematiek en
resulteerden in de presentatie en uitwerking van een analytisch kader
voor de economische verdedigingsvoorbereiding.
zijds door de economische winbaarheid van de grondstoffen 3).
Mede op grond hiervan zijn dergelijke schattingen sterk afhan-
Directie Nederlands Economisch Instituut
kelijk van het tijdstip van waarneming. Gegevens betreffende de
reserves worden hoofdzakelijk samengesteld door het Bureau of
Het Curatorium van de Stichling Hel Nederlands
Mines van het Amerikaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Nagenoeg alle onderzoekingen inzake de mogelijke uitputting
van reserves gebruiken deze bron.
De laatste jaren zijn een aantal studies verschenen waarin aandacht wordt besteed aan absolute schaarste of uitputting van reserves. Genoemd kunnen worden het rapport van de Club van
Rome 4) en het rapport Facing the future van de OECD 5). In
beide rapporten worden diverse onderwerpen en op scenario’s
gebaseerde vooruitzichten behandeld, waaronder ook schattin-
Economisch Instituut heeft per 1 juli 1985 prof. dr.
L.H. Klaassen op zijn verzoek zeer eervol ontslag verleend uit zijn functie van president-directeur van het
NEI in verband met het bereiken van de pensioenge-
rechtigde leeftijd.
De directie is per 1 juli 1985 als volgt samengesteld:
prof. dr. J.H.P. Paelinck
voorzitter van directie;
prof. dr. L.B.M. Mennes
gen van de wereldreserves van een aantal grondstoffen en van
het toekomstig verbruik. Zodoende wordt inzicht verkregen in
de mogelijke tijdstippen van uitputting. Recent heeft Leontief
een onderzoek afgerond naar het mogelijk toekomstige verbruik
prof. dr. W.T.M. Molle
directeur, coordinatie
onderzoek buiten
Europa;
– directeur, coordinatie
onderzoek Nederland
6). In label 1 zijn voor enkele metalen de wereldreserves als ver-
meld in de hierboven genoemde studies opgenomen. Daarnaast
zijn enkele ramingen gepresenteerd voor de termijn van uitputting volgens voornoemde bronnen. Voor het onderzoek van de
Club van Rome en dat van de OECD zijn naast ramingen onder
en Europa;
directeur financien.
drs. E.H. Mulder
Prof. dr. L.H. Klaassen zal als adviseur van de directie
de veronderstelling van een toekomstig jaarlijks verbruik conform het verbruik in het basisjaar (respectievelijk 1970 en 1977)
verbonden blijven aan net Instituul.
ook scenario’s voor uitputting op basis van de groeiverwachtingen op dat moment samengesteld. Voor de studie van Leontief is
het waarschijnlijke tijdstip van uitputting weergegeven rond of
wordl voor een aanlal metalen verwachl dal absolule schaarsle
voor het jaar 2030 bij een ontwikkeling van de wereldeconomie
zal optreden voor of in de eersle helfl van de komende eeuw. De
meest pessimistische verwachlingen bestaan voor lood, tin, zink,
volgens respectievelijk een pessimistische en een optimistische
groeiverwachting. Aangezien er een direct verband bestaat tussen de omvang van de geschatte reserves aan grondstoffen en het
te verwachten tijdstip van uitputting, zijn in de label de op het
moment van onderzoek bekende reserves aangehouden.
Daar de diverse onderzoekingen ten aanzien van de reserves
dezelfde basisbron hanteren, mag worden geconstateerd dat
voor bijna alle melalen de geraamde wereldreserves in de periode
1970- 1980 zijn loegenomen. De grole verschillen in sommige
ramingen (aluminium, mangaan) illuslreren de mate van onze-
kerheid die verbonden is aan de schatlingen mel belrekking lol
de economisch winbare wereldreserves. De onlwikkelingen in
exploratie- en exploitalielechnieken in relatie tot de relatieve
prijsonlwikkeling zijn hier mede debel aan. Desalnieliemin
goud en zilver, terwijl voor koper en wolfraam ernslig rekening
dienl le worden gehouden mel een mogelijke uilpulling in de ko3) Een onderscheid kan worden aangebracht naar de op een tijdstip bekende economisch winbare reserves en de omvang van de potentiele reserves, die in veel gevallen meer dan het drievoudige van de economisch
winbare kunnen bedragen.
4) Dennis, L. Meadows, The limits to growth, New York, 1972; en Mihailo Mesarovic en Eduard Pestel, De mensheid op een kruispunt, Tweede rapport aan de club van Rome, Amsterdam, 1974.
5) OECD, Facing the future, Parijs, 1979.
6) Wassily Leontief, James C.M.Koo, Sylvia Nasar en Ira Sohn, The future of nonfuel minerals in the US and world economy, New York, 1983.
Tabel 1. De wereldreserves en de prognoses voor uitputting op een arietal tijdstippen voor enkele metalen
OECD
Club van Rome
Metaal
uitputtingstermijn
uitpultingstermijn
reserves a)
1970
(in mln. ton)
in jaren
op basis van
het verbruik
in 1970
op basis van
de groeiverwachtingen
reserves
1977
(in mln. ton)
in jaren
reserves
1980
(in mln. ton)
2030 b)
27
155
35
30
38
23
4.716
494
127
10
162
+
+ /- c)
– d)
op basis van
het verbruik
in 1977
in 1970
Aluminium
Koper
Lood
Tin
Zink
Uzer
Mangaan
Kobalt
Chroom
Molybdeen
Nikkcl
Vanadium
Wolfraam
Goud
Platina
Zilvfr
Leontief
op basis van
de groeiverwachtingen
in 1977
100
36
26
17
23
31
5.000
21
21
15
18
456
124
10,2
150
240
93
93.400
194
128
93.421
+
726
2,2
703
4,9
67
97
110
420
79
150
46
60
95
34
53
1.814
1,5
820
9,0
185
44
>300
108
83
1.361
+
1.039
9,5
54,4
1,3
40
28
>300
57
115
33
258
55
45
205
35
+
+
+
+
+ /-
11
130
16
9
47
110
20
78
15
1.061
279
83
4,4
112
90.270
0,011
0,013
0,16
13
54,4
9,7
2,0
0,009
0,19
>200
54
29
42
15,8
2,6
0,032
0,016
0,25
_
+
–
a) Uit de oorspronkelijke bron herleid.
b) + voldoende; – onvoldoende reserves.
c) Uitputting rond 2030.
d) Uitputting rond 2010.
ESB 26-6-1985
621
Tabel2. De verdeling van de wereldreserves in 1982 (in procenten)
Metaal
1982
absoluut
West-
wv. EC
Europa
Afrika
OostEuropa
NoordAmerika
(in mln. ton)
Aluminium
Koper
Lood
Tin
Zink
Uzer
Zuid/
Azie
Oceaan
MiddenAmerika
7
3
34
14
9
3
11
14
5
0
5
3
5
5.733
520
152
10
290
6
2
16
90.000
4
Mangaan
Koball
Chroom
Molybdeen
Nikkel
Vanadium
Wolfraam
3.653
7,2
533
9,8
92
116
33
0
1
2
–
Kwikzilver
Antimoon
Titaan
Zirkonium
0,15
4,5
307
22
53
10
6
6
0
23
31
1
38
27
34
8
14
9
26
9
16
14
9
20
_
2
15
0
28
15
1
3
2
10
45
5
13
24
3
4
11
56
20
13
_
3
6
29
16
11
0
2
3
6
7
17
–
25
16
77
38
90
5
47
1
8
2
1
–
4
1
14
3
2
12
8
2
10
7
14
27
7
10
8
16
1
61
18
13
25
9
4
23
17
7
15
17
4
9
20
7
5
15
61
10
3
13
10
14
5
4
24
Orgeringe hoeveelheden: – : nihil
Bron: Eurostat, EC Raw Materials Balance Sheets 1979 -1982, Luxemburg 1985.
mende eeuw. De komende decennia worden nog geen problemen
waarbij:
verwacht voor o.a. aluminium, ijzer, chroom en platina.
m;:
Xj:
import van metaal i;
export van metaal i;
q:
PJ:
verbruik van metaal i;
som van primaire produktie en herwinning van metaal i.
De geografische spreiding van de wereldreserves
Voor een aantal metalen zal op wereldniveau gedurende de
De lechnische afhankelijkheid is een maalslaf die inzichl geefl
komende decennia nog geen sprake zijn van uitputting of van
, .absolute schaarste”. Dit neemt niet weg dat regionaal problemen kunnen optreden in de gebieden die niet over bodemschalten beschikken. De eventueel optredende schaarste kan veroor-
in de benodigde invoer voor hel binnenlands verbruik en is (afge-
zaakt worden door het ontstaan van internationale spanningen,
zien van mulalies in voorraden) hel complemenl van de zelfvoorzieningsgraad. Wordt rekening gehouden mel de handelsfunclie van een land en wordl de exporl opgeval als een na le komen handelsverplichling, dan wordl de index voor economische
een economische boycot enz. De verdeling van de wereldreserves
afhankelijkheid gehanleerd. Deze geefl hel aandeel weer van de
is voor het jaar 1982 weergegeven in label 2.
import van een grondslof in de lolale binnenlandse en builen-
Uit label 2 blijkt dat de wereldreserves van veel van de onderscheiden melalen geconcenlreerd zijn in een beperkl aanlal
werelddelen. Duidelijk koml naar voren dal Wesl-Europa in hel
algemeen en de Europese Gemeenschap in hel bijzonder arm is
aan deze primaire grondsloffen. De voornaamsle reserves zijn
gelegen op hel Afrikaanse en Amerikaanse conlinenl. Azie heefl
landse afzel in een bepaalde tijdsperiode. Bij de berekening van
deze maalslaven wordl uilgegaan van een geharmoniseerde
brikalen en melalen uil de herwinning op een noemer zijn leruggebrachl, te weten de metaalinhoud van een goed.
De hierna le presenleren cijfers (label 3) dienen mel enige
belangrijke reserves aan lin, wolfraam en anlimoon. Voor de ge-
voorzichligheid le worden gei’nlerpreleerd, daar factoren zoals
selecteerde melalen zijn in Nederland geen bodemreserves aanwezig en ons land is derhalve voor verbruik van primaire
voorraadvorming of exportsurplussen voor incidentele jaren
evenluele jaarcijfers sterk kunnen bemvloeden. Dit geldt mel na-
grondsloffen geheel afhankelijk van import.
meeleenheid en wel op zodanige wijze dal grondstoffen, halffa-
me voor Nederland, waar de cijfers slerk worden beinvloed door
de inlernalionale handelsrol die ons land vervull. Zo was in 1982
bij voorbeeld de exporl van wolfraam hoger (754 Ion) dan de import (712 ion), lerwijl hel binnenlands verbruik 210 ton bedroeg;
De mate van afhankelijkheid
de mulalie in de voorraadvorming was 158 ton grool, terwijl uit
Hel nagenoeg niet bezitlen van bodemreserves voor de onderscheiden melallische mineralen geefl nog onvoldoende aanwijzigingen voor de male van economische afhankelijkheid van deze
grondsloffen in de Europese Gemeenschap of in Nederland.
Daarloe dient inzichl te worden verkregen in hel verbruik, de
binnenlandse produktie en/of herwinning in relatie lol de im- en
export van de grondsloffen. Voor het berekenen van de afhankelijkheid van hel builenland is hel gebruikelijk de navolgende
maalslaven te hanteren:
de herwinning 94 Ion werd verkregen. Een meer doorwrochl inzichl in de afhankelijkheid zou kunnen worden verkregen door
een analyse over een langere lermijn en wel op zodanige wijze dal
de slruclurele onlwikkelingen in de diverse componenlen zoals
internationale handel, verbruik en herwinning kunnen worden
gelraceerd in relalie lol de verklarende grootheden.
De eersle Iwee kolommen van label 3 geven een indicalie van
hel verbruik per hoofd van de bevolking op basis van Euroslal
cijfers. Hel verbruik is berekend op basis van een slroomanalyse
– technische afhankelijkheid:
—
– economische afhankelijkheid: —
Pj
– zelfvoorzieningsgraad: — x 100
Ci
ESB 26-6-1985
– x 100
xlOO
voor de melalen in de produkliekolom. Hel resullaal mag op
grond hiervan niel worden gezien als een verbruikcijfer voor de
consumplieve eindvraag, maar illuslreert het verbruik door de
industriele bedrijvigheid. De verschillen tussen de EG-cijfers en
Nederland zijn toe le schrijven aan verschillen in de induslriele
slructuren. In vergelijking tol het gemiddelde voor de Gemeenschap is met name het verbruik van tin in Nederland hoog, terwijl hel aluminiumverbruik in ons land op hel niveau van de Ge623
Tabel 3. Enkele maatstaven inzake de afhankelijkheid van de Europese Gemeenschap en Nederland van enkele metalen voor dejaren
1981/1982
Verbruik
per hoofd
Afhankelijkheid
Zelfvoorzieningsgraad c)
technisch
economisch
Ned.
herwinning
EG
EG
Ned
EG
Ned
EG
Ned
primair
16
10
5
53
56
38
68
22
0
10
47
65
46
72
58
88
74
65
93
97
28
Zink a)
59
45
32
86
80
64
207
6
16,5
6
4
347
3,5
23
43
50
31
31
68
13
32
Ijzer a)
402
253
43
35
55
76
7
48
60
•
100
•
100
99
0
96
81
85
93
79
95
71
•
80
100
•
100
99
86
1
1
–
6
16
99
73
100
100 b)
82
70
99
98
100
78
98
100 b)
20
4
–
Aluminium a)
Koper
Lood
Tin
Mangaan a)
Kobalt
4
16
Chroom a)
2
Molybdeen
108
613
31
Nikkel
Vanadium
Wolfraam
Kwikzilver
Antimoon
Titaan a)
Zirkonium
19,5
3
72
1
360
•
12,5
0
•
105
10
16,5
4
29,5
I
175
95
100 b)
83
90
73
93
56
64
61
99
98
94 b)
7
herwinning
38
55
21
5
•
7
0
•
0
2
23
33
6
37
1
28
12
14
9
0
2
0
0
• nietaanwezigi.v.m.geheimhouding; – nihil; Ogering.
a) Met verbruik per hoofd in kg.; voor de overige metalen in grammen.
b) Alleen 1981.
c) Als gevolg van voorraadmutaties is de som van technische afhankelijkheid en herwinningsgraad niet aliijd gelijk aan 100.
Bron: Eurostal, EC Raw Materials Balance Sheel 1979- 1982, Luxemburg, 1985.
meenschap ligt. Voor de overige metalen is het verbruik relatief
laag. Tin en aluminium worden voornamelijk gebruikt in de
emballage-, elektrotechnische en transportmiddelenindustrie.
Hiervoor is geconstateerd dat de primaire winning binnen de
Europese Gemeenschap beperkt is. Tabel 3 laat voor de geselec-
wil niet gezegd zijn dat voor de overige metalen geen beleid zou
kunnen worden overwogen. Ook al is het verbruik gering, bij
uitval kunnen de economische gevolgen omvangrijk zijn. Meer
algemeen geformuleerd, kan worden gesteld dat een grondstoffenbeleid enerzijds gericht dient te zijn op het verminderen
teerde metalen zien dat alleen voor kobalt in 1981 een absolute
van de risico’s van mogelijke uitputting van reserves op de lange
technische afhankelijkheid van derden bestond. Voor enkele
metalen is deze afhankelijkheid relatief laag te noemen, zoals
voor lood en ijzer. De oorzaak is mede gelegen in de relatief hoge
herwinningsgraad. Uit de cijfers kan worden afgeleid dat voor
Nederland de technische afhankelijkheid van het buitenland
voor nagenoeg alle metalen hoger is dan die voor de EG.
Wordt de economische afhankelijkheid bezien, waarbij – zoals eerder vermeld – de gerealiseerde export kan worden opgevat als zijnde een na te komen leveringsverplichting aan het buitenland, dan stijgt de afhankelijkheid van derde landen. Deze
stijging is voor Nederland, waar geen primaire winning plaats-
termijn en anderzijds op het anticiperen op mogelijke gevolgen
van verstoringen in de aanvoer bij economische of politieke crises of wel crisisbeheersing. In de nu volgende paragraaf zullen
enige aspecten van een dergelijk beleid worden belicht.
Beleidsaspecten
Ten einde de nationale economie te beschermen tegen onverwachte verstoringen in de aanvoer van grondstoffen zijn enkele
landen zoals Frankrijk, Zweden, Zwitserland, Groot-
vindt, zelfs substantieel. Een uitzondering vormen de metalen
Brittannie, en met name de Verenigde Staten overgegaan tot het
waar de herwinning een voorname rol speelt, zoals bij voorbeeld
koper, lood, ijzer en in mindere mate aluminium. Voor de overige beschouwde metalen ligt de index voor de economische afhankelijkheid in de beschouwde jaren boven de 90 procent.
Gezien het belang van de herwinning kan de volgende opmerking worden gemaakt. Hoewel ons land arm is aan primaire
grondstoffen, hebben de gecumuleerde import en verwerkingen
er toe geleid dat belangrijke voorraden zijn ,,opgebouwd” in in-
aanleggen van ,,strategische” voorraden 8). In Nederland vindt
vesteringsgoederen en eindprodukten, die voor herwinning in
aanmerking komen. Het zou interessant zijn ramingen van dit
potentieel, dat in bepaalde mate kan worden aangewend bij
langdurige internationale crises, te maken.
Wordt rekening gehouden met de hiervoor gepresenteerde
voor de metallische mineralen geen door de overheid gereguleer-
de voorraadvorming plaats. In de Nota civiele verdediging
wordt met betrekking tot dit punt gesteld: ,,Vanwege de technische en financiele consequenties is voorraadvorming op grote
schaal niet te verwezenlijken” 9). Kuijper stelt dat de noodzaak
tot nationale voorraadvorming overbodig gemaakt wordt door
de verdere uitbouw van de Europese gemeenschappelijke markt.
Hierbij is dan wel essentieel dat onder alle omstandigheden het
vrije verkeer binnen de Gemeenschap gewaarborgd blijft 10).
Wordt de huidige houding van diverse landen ten aanzien van
een gemeenschappelijk beleid inzake de economische recessie
bezien, waarbij veelal sprake is van protectionisme (scheeps-
verwachtingen inzake mogelijke uitputtingen in het begin van de
volgende eeuw, dan blijkt bij voorbeeld tin een belangrijk metaal voor Nederland, waar bijzondere aandacht aan besteed zou
kunnen worden. Immers, zowel het verbruik in Nederland als de
economische afhankelijkheid zijn relatief hoog, terwijl de herwinningsgraad relatief laag is. De vraag rijst dan of ten aanzien
van dit metaal een grondstoffenpolitiek in ons land gevoerd
moet gaan worden 7). Een dergelijk beleid dient evenwel niet alleen te stoelen op indicatoren als hier weergegeven, maar mede
op de functie van het metaal in de diverse stadia van de produktiekolom en de mate waarin substitutie mogelijk is. Hiermede
624
7) In dit verband mag er op worden gewezen dat het opmerkelijk is dat
juist voor dit metaal reeds in 1956 een International Tin Council is opgericht dat zich ten doel stelt de markt te reguleren d.m.v. continue aanvoer
en prijsstabiliteit (Bron: Bureau of Mines).
8) Mr. L. Kuijper, Verdere uitbouw van EG maakt voorraadvorming
grondstoffen per land minder noodzakelijk, Alert, nr. 5, mei 1985.
9) Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 1984-1985,
18 646.
10) Kuijper, op.cit.
bouw, staalindustrie, textiel enz.) dan rijst de vraag in hoeverre
bij ernstigere situaties het vrije verkeer zal blijven bestaan. Gelet
op de afhankelijkheid van deze grondstoffen voor de Nederlandse economic verdient een minder kwetsbare opstelling over-
weging. Hierbij is het primair van belang dat meer inzicht wordt
verkregen in diverse oplossingsstrategieen voor crisissituaties.
Oedacht kan worden aan het traceren van alternatieve aanvoermogelijkheden, waarbij niet alleen de aandacht moet uitgaan
naar mogelijke landen van oorsprong, maar ook naar de ontwikkelingen in de eigendomsverhoudingen van de op deze markten
opererende ondernemingen. Daarnaast dienen technische en
economische substitutiemogelijkheden beschouwd te worden,
zowel voor de basisgrondstoffen als voor de eindprodukten. Tot
slot mag nogmaals gewezen worden op de mogelijkheden van
herwinning; de gecumuleerde import opgebouwd in de diverse
ge- en verbruiksgoederen is een belangrijk reservepotentieel 11).
sche groei het rapport van de Club van Rome als een donderslag
bij heldere hemel, en menig politicus en/of econoom bepleitte
een nul-groei. Grosso modo werd gesteld dat de last van onze behoefte aan welvaartsverbetering niet op de schouders van de onderontwikkelde landen mocht worden gelegd of kon worden
doorgeschoven naar toekomstige generaties. Is het toeval, zonder de kwaliteit van de onderzoekingen in twijfel te trekken, dat
juist in een periode van mondiale recessie het rapport Facing the
future verschijnt en dat in het beleid de mogelijke uitputting van
de aarde een lagere prioriteit krijgt?
Echter niet alleen bij het lange-termijnvraagstuk wordt onvoldoende stilgestaan, ook het korte-termijnvraagstuk krijgt niet
die aandacht die het verdient. Plotselinge tijdelijke verstoringen
in de aanvoer als gevolg van bij voorbeeld politieke conflicten
kunnen ernstige gevolgen hebben voor de economische ontwikkeling. Gezien de schaarste aan grondstoffen binnen WestEuropa in het algemeen en in Nederland in het bijzonder dienen
we ons bewust te blijven van het feit dat een niet onbelangrijk
Slot
Is schaarste al een relatief begrip, hetzelfde geldt voor de zogenaamde,,absolute schaarste”. In deeerste plaats mag dit blijken
uit de resultaten van de diverse onderzoekingen inzake uitputting van grondstoffenvoorraden, die nogal grote verschillen
aantonen. In de tweede plaats blijkt dit uit de politieke (of maatschappelijke waardering van absolute schaarste, die tijdgebonden is. Zo kwam bij voorbeeld in de jaren van sterke economi-
deel van onze welvaart ook stoelt op de import van metallische
mineralen.
Bas van Hoist
John Koppies
11) Zie in dit verband bij voorbeeld de artikelenserie in Intermediair
over nieuwe materialen, 1984/1985.
Auteurs
Categorieën