Europa-bladwijzer
Wie valt er nog over het
staaldossier?
DRS. K. DEN BRA YEN – DRS. M. OTTOLANDER DRS. G. BARENDS*
Inleiding
De problemen in de staalindustrie (het
staaldossier, zoals onze zuiderburen zeggen) krijgen in Nederland relatief weinig
aandacht in de media. Bij ons zal er dan
ook geen kabinet over vallen, zoals in Belgig is gebeurd. Toch is ook voor ons land
de hele gang van zaken rond deze basisindustrie van belang, niet alleen voor onze
staalbedrijven zelf, maar ook als voorbeeld van Europese industriepolitiek. Het
huidige Europese beleid, gericht op een gezonde staalindustrie na 1985, wordt grotendeels bepaald door politieke overwegingen in de lidstaten. Dit betekent dat in bedrijfseconomisch opzicht niet een optimale
situatiezal kunnen wordengerealiseerd, in
de zin van de meest rationele verdeling van
de produktie over de in de EG bestaande
installaties. Het hangt van de discipline
van de nationale staten en de kracht van de
communautaire samenwerking af of geschapen kansen daadwerkelijk worden benut.
Geen enkel ander door de Nederlandse
regering gevoerd industrieel sectorbeleid is
zo internationaal bepaald als het beleid gericht op de herstructurering van de ijzer- en
staalindustrie. Dit vormt tegelijkertijd de
beperktheid van de nationale beleidsruimte. Geen enkele andere industriele markt in
Nederland wordt zo intens door de (internationale) politick gereguleerd als de staalmarkt. Het zijn de unieke karakteristieken
van het EGKS-verdrag die een dergelijke
regulering op Europees niveau mogelijk
hebben gemaakt. Hoewel de totstandkoming van dit verdrag in 1951 minder industriepolitieke als wel veiligheidspolitieke
achtergronden had, is vanaf 1977 tot op
heden in steeds grotere mate gebruik gemaakt van de reguleringsmogelijkheden
van het verdrag vanwege juist industriepolitieke redenen. De Europese Commissie
(voor 1967 de Hoge Autoriteit) maakt,
gedwongen door crisissituatie op de staalmarkt, momenteel alle gebruik van de bevoegdheden die zij zich als dagelijks bestuur kan toeeigenen. Aarzelingen van de
lidstaten en meningsverschillen tussen
staalproducenten dwongen de Commissie
steeds meer in die richting.
De Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal
In een sfeer van toenemende teleurstelESB 1-2-1984
ling bij de voorvechters van Europese samenwerking op politick en economisch gebied kwam de Franse regering, en in het
bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken Schumann, in 1950 met een voorstel
om de Europese Gemeenschap voor Kolen
en Staal (EGKS) tot stand te brengen. Met
de tweede wereldoorlog nog vers in het geheugen werd door velen enigerlei vorm van
Europese integratie op het strategisch belangrijke vlak van de basisindustrieen
mijnbouw en staal als uiterst wenselijk beschouwd. Het scheppen van een Gemeenschappelijke kolen- en staalmarkt en de
mogelijkheid tot supranationale controle
op de (m.n. Duitse) zware industrie werd
gezien als een vorm van praktische vredespolitiek. De Frans-Duitse verzoening zou
hiermee een belangrijke stap dichterbij
worden gebracht. De Duitse Bondsregering zag bovendien in deze samenwerking
een mogelijkheid om een einde te maken
aan de geringe beslissingsbevoegdheid die
zij had over de eigen Ruhrindustrieen. In
de preambule bij het EGKS-verdrag staan
verwijzingen naar genoemde veiligheidsoverwegingen 1).
De gedeeltelijke integratie lukte: Frankrijk, Italic, de Bondsrepubliek Duitsland
en de Benelux-staten sloten in 1951 het
EGKS-verdrag dat in 1952 in werking trad.
Tegelijkertijd werd hiermee duidelijk welke landen wel en welke niet bereid waren
supranationale bevoegdheden te accepteren. Met name Engeland behoorde tot de
laatste groep.
Het EGKS-verdrag bevat in principe ongekend vergaande supranationale bevoegdheden tot (kolen- en staal-)marktregulering door de Europese Commissie op
het gebied van produktie, investeringen,
prijzen en sociale maatregelen. Van toepassing zouden zij slechts worden indien
bepaalde omstandigheden zich zouden
voordoen. Pas sinds 1977 worden deze bevoegdheden op ruimere schaal daadwerkelijk voor bei’nvloeding van de staalmarkt
gehanteerd; na lange aarzeling bij zowel de
politici als de industrie. Deze terughoudendheid in de praktijk dient te worden gezien tegen de achtergrond van de liberale
geest die uit het verdrag spreekt 2). De mate waarin marktregulering kan worden
aanvaard, hangt af van de mate waarin het
structurele karakter van een (dreigende)
crisis als onomstotelijk vaststaand wordt
beschouwd. Als voorbeeld hiervoor moge
het feit gelden dat de Commissie na uitgebreide voorbereidingen om minimumprijzen voor staalprodukten in te stellen, in het
zeer slechte staaljaar 1975 en in begin 1976,
toch overwoog om een en ander o’p te
schorten toen het eerste kwartaal 1976 een
licht herstel van de staalmarkt liet zien: het
structurele karakter van de dreigende crisis
was niet aangetoond! Pas nadat een noodsituatie was ontstaan op de markt – o.a.
als gevolg van te optimistische investeringsbeslissingen van de industrie en het op
een noodlottige wijze intervenieren van afzonderlijke nationale overheden – werd
met behulp van het verdrag op gecoordineerde wijze ingegrepen. Wat eens gold als
praktische vredespolitiek werd uiteindelijk
een instrument voor gecoordineerde herstructurering van de staalindustrie.
Bevoegdheden van de Europese Commissie
De inhoud van de verdragsartikelen en
hun onderlinge samenhang dienen te worden geinterpreteerd in het licht van de bovenomschreven voorgeschiedenis en de
daaruit volgende geest van het verdrag. De
doelstellingen en de reikwijdte van de interventiebevoegdheden van de instellingen
van de Gemeenschap (m.n. de Europese
Commissie als dagelijks bestuur) worden
in de artikelen 2 en 3 omschreven. De
EGKS beoogt de economische ontwikkeling, de werkgelegenheid en het levenspeil
in de lidstaten te verhogen door de omstandigheden te scheppen als gevolg waarvan
uit zich zelf de meest rationele verdeling
van de produktie op een zo hoog mogelijk
peil ontstaat. Daartoe is een aantal aspecten van de gemeenschappelijke markt onderwerp van zorg voor de Commissie, namelijk produktie (omvang en kwaliteit),
verbruik, prijsstelling, grondstoffen, arbeidsvoorwaarden en buitenlandse handel
3). Bovendien zijn derhalve grensbelemmeringen binnen de Euro-staalmarkt verboden, evenals prijs- en andersoortige discriminatie, subsidies en marktverdeling en
-uitbuiting (art. 4).
Uit deze artikelen spreekt dus een duidelijk streven naar een staalmarkt van een zo
volledig mogelijke mededinging waar een
terughoudende rol van de Commissie bij
hoort 4). Expliciet staat in art. 5 dan ook
* De auteurs zijn werkzaam bij de Afdeling
Uzer en Staal van het Ministerie van Economische Zaken. Het artikel is geschreven op persoonlijke titel.
1) ,,Vastbesloten voor eeuwenoude wedijver
een samensmelting hunner wezenlijke belangen
in de plaats te stellen…”
2) Art. 2 van het verdrag stelt bij voorbeeld:
,,De Gemeenschap moet in toenemende mate de
omstandigheden scheppen die uit zichzelj(cursivering auteurs) de meest rationele verdeling van
de produktie op een zo hoog mogelijk peil verzekeren (…)”
3) Voor een nadere uitwerking zie Heusdens en
De Horn, Crisisbeleid Europese Staalindustrie
in het licht van het EGKS-verdrag, SEW, mei
1979, met name onderdeel II.
4) ,,Ordnungspolitik war die EGKS liberal angelegt”, uit: Stahlkrise im Schatten des Integra-
tionsmodells, Neue Zuricher Zeitung, augustus
1983.
117
vermeld: ,,Bij het vervullen van haar taak
bod zelve worden beperkt d.m.v. toepas-
ring vormden voor verder ingrijpen.
overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag grijpt de Gemeenschap zo weinig mogelijk rechtstreeks in”. De Commissie
heeft in principe slechts een over de normale concurrentieverhoudingen wakende
taak en tracht de doorzichtigheid van de
markt te vergroten door het verzamelen
de, in de loop van de tijd zo belangrijk geworden, opening, namelijk dat slechts dan
sing van artikel 58. Indien nodig kan een en
ander vergezeld gaan van maatregelen op
grond van art. 74 (handelspolitiek).
In de praktijk is van belang gebleken dat
niet exact in het verdrag is omschreven
wanneer er sprake is van een dreigende of
een bestaande ,,crise manifeste”. Problematisch is derhalve om de zwaarte van de
te nemen maatregelen goed af te stemmen
op de bestaande marktsituatie. Om deze
reden kan het voor de Commissie oppor-
Het Simonet-voorstel bevatte een aantal
maatregelen die het doel hadden om de optimistische investeringsbeslissingen door
de ondernemingen (belangrijke oorzaak
voor de situatie van overaanbod) af te remmen. Verbetering van de door de Commissie op te stellen marktvooruitzichten en
striktere toepassing van art. 54 m.b.t. investeringsadviezen (van de Commissie aan
de ondernemingen) en investeringskredieten waren de belangrijkste. Bovendien
wordt overgegaan tot een rechtstreekse
tuun zijn om gebruik te maken van art. 95
zouden richtprijzen worden afgegeven
bei’nvloeding van de produktie en de markt
wanneer de omstandigheden dit vereisen.
Karakteristiek is de negatieve wijze van
formulering: ,,slechts dan”.
Europees Commissaris Spinelli reageerde in 1975 op de forse teruggang van de
staalmarkt (volgend op het topjaar 1974)
door het uitvaardigen van twee beschikkingen die de doorzichtigheid van de markt
moesten vergroten 5). Maandelijks moesten de staalproducenten hun gerealiseerde
staalproduktie en hun prognoses voor de
eerstvolgende maand melden. Bovendien
dienden zij maandelijks de werkgelegenheidsontwikkeling door te geven. Er werden gesprekken gestart met de belangrijkste naar de EGKS exporterende landen
i.v.m. de noodzakelijke sanering van de
Euro-staalmarkt. Geen nieuw soort maat-
waardoor een ,,meer geeigend” pakket
van maatregelen kan worden afgekondigd,
die niet in het verdrag zijn voorzien.
Op grond van het verdrag (art. 95 en 96)
kunnen drie soorten aanpassingsprocedures worden gehanteerd om nieuwe bevoegdheden in te stellen. Artikel 96 geeft
de mogelijkheid om via een conferentie,
bijeen te roepen door een meerderheid van
tweederde van de Raad, en in onderlinge
overeenstemming, het verdrag zelf te wijzi-
toepassing van het verdrag, door de ervaring aan het licht gekomen, of een ingrij-
(art. 46) indien de opbrengstprijzen van de
staalindustrie verder terug zouden vallen.
Ten slotte zouden staalondernemingen afzonderlijk worden verzocht om zich tegenover de Commissie te verbinden tot beperking van leveringen op de Euro-staalmarkt
7). Verzoeken van derde landen om bilaterale overeenkomsten te sluiten ter regulering van hun staalexport naar de EGKS
werden door Simonet positief bejegend.
De voorstellen van Simonet werden uiteindelijk ten uitvoer gebracht door Commissaris Davignon. Laatstgenoemde werd
door de staalmarkt gedwongen om in de
loop van 1977 al terug te komen op het vrijblijvende karakter van de Simonet-maatregelen. Dit resulteerde in de eerste gebruikmaking van art. 61 (dreigende ,,crise
manifeste”) d.m.v. installing van minimumprijzen voor betonstaal (5 mei 1977).
De vrijwillige leveringsbeperkingen werkten niet voor deze produktsoort zodat al
snel de omstandigheden zoals omschreven
bleek dat dit eerste pakket onvoldoende
pende wijziging van de economische of
in art. 61 van toepassing werden verklaard.
was. Staalbedrijven zowel als nationale
overheden waren onderling verdeeld. Met
name het (liberale) Duitse standpunt was in
deze van belang.
Het EGKS-verdrag biedt een aantal mogelijkheden om verdergaand de markt te
bei’nvloeden. Globaal zijn deze in te delen
naar bevoegdheden bedoeld voor een dreigende ,,crise manifeste” en voor een daadwerkelijke ,,crise manifeste”. Daarnaast
kunnen op grond van het verdrag (art. 95
en 96) aanpassingsprocedures worden gehanteerd om geheel nieuwe bevoegdheden
in te stellen indien nodig. Art. 57 van het
verdrag stelt expliciet dat de Commissie bij
voorkeur gebruik maakt van de indirecte
middelen die haar ter beschikking staan zoals het ingrijpen op het gebied van prijzen
en de handelspolitiek. Het prijzenartikel
technische omstandigheden welke rechtstreeks de gemeenschappelijke markt bei’nvloedt, dit noodzakelijk maken. Instemming van de Raad met gekwalificeerde
meerderheid is nodig evenals toetsing door
het Hof van Justitie en goedkeuring door
het Europees Parlement.
In de praktijk van het EGKS-staalbeleid
sinds 1977 hebben de opvolgers van Europees Commissaris Spinelli (resp. Simonet
en Davignon) de eerste tijd op uiteenlopen-
De benadering van de problematiek door
Davignon verschilde in zoverre van die van
zijn voorgangers dat hij nadrukkelijk een
adempauze voor de staalindustrie wenste
om hen in de gelegenheid te stellen te herstructureren. De fase van het slechts bei’nvloeden van investeringsbeslissingen was
gepasseerd: overcapaciteit diende te worden afgebouwd.
Vooralsnog betekende dit slechts dat de
Commissie bij het afgeven van investe-
van gegevens en het opstellen van marktvooruitzichten. Artikel 5 geeft echter ook
regelen, maar meer van de bestaande regelgeving. Spinelli heeft de ondankbare taak
gehad om de discussies over verdergaande
regulerende maatregelen te starten toen
zelf specificeert dit door de omstandighe-
gen. Art. 95 voorziet in soepele procedures
door de Commissie de mogelijkheid te geven om in gevallen, niet in het verdrag
voorzien, een aanbeveling te doen of een
beschikking te nemen om de doelstellingen
van het verdrag (art. 2, 3, 4) te bereiken.
Unanimiteit van de Raad is vereist. Bovendien geeft dit artikel de mogelijkheid om
een aanpassing door te voeren indien onvoorziene moeilijkheden in de wijze van
de wijzen gelaveerd tussen verschillende
ringsadviezen (art. 54) met name lette op
formele bevoegdheden op grond van het
verdrag (zie hieronder) om uiteindelijk in
oktober 1980 artikel 58, de ,,crise manifeste”, van kracht te verklaren. Ook toen
nog waren drie bijzondere Ministerraden
nodig alvorens met name de Duitse regering hiermee instemde, hoewel Duitse instemming formeel niet nodig was.
de daaraan gekoppelde capaciteitsafbouw.
De maatregelen die onder Davignon tot
oktober 1980 werden genomen, betroffen
de reeds vermelde minimumprijzen voor
betonstaal en eind 1977 tevens voor warmbreedband en staafstaal. Daarnaast werden richtprijzen ingesteld voor de overige
staalprodukten. Er werd bovendien een
nadrukkelijke koppeling gelegd tussen
vrijwillige leveringsbeperkingen en controle over invoer. Dit uitte zich in eerste aan-
den van een dreigende ,,crise manifeste” te
noemen als reden voor prijsingrepen 6).
Daarmee is dit het enige artikel dat spreekt
over dreigende crisis. Van belang is derhalve dat de uitingen van een slechter wordende markt, in casu de dalende prijzen dienen
te worden aangepakt in geval van een dreigende crisis. Op grond van de vage omschrijvingen in het handelspolitieke artikel
(artikel 74) en de koppeling in artikel 57
tussen prijs- en handelspolitieke maatregelen kan in zo’n situatie ook al op het handelspolitieke vlak worden ingegrepen. In
principe voorziet het EGKS-verdrag niet in
eeii gemeenschappelijke handelspolitiek
zodat hier slechts sprake kan zijn van coordinatie. Is de ,,crise manifeste” een feit
dan kan de produktie en daarmee het aan118
De praktijk tot oktober 1980
Commissaris Simonet kwam eind 1976
leg in (automatisch af te geven) invoerver-
met een voorstel tot verdere maatregelen
gunningen voor derde landen en nagestreefde grotere effectiviteit met betrekking tot anti-dumpingprocedures. Met ingang van 1978 werden bovendien basis-in-
gericht op bevordering van herstel van de
staalmarkt. Niettegenstaande de voortdurende zwakte van de markt maakte de
Commissie geen gebruik van art. 61 (dreigende ,,crise manifeste”) of art. 58 (,,crise
manifeste”). Bovendien werden geen invoerbeperkingen voorzien op basis van art.
74. Het verloop van de crisis zou hiervoor
de reden zijn. Afgezien van deze discussie
over het structurele karakter van de (dreigende) crisis is — achteraf gezien ook van
belang geweest dat de geest en de voorgeschiedenis van het verdrag een belemme-
5) Beschikkingen 1272/EGKS en 1870/75
EGKS resp. gepubliceerd op 21 mei 1975 en 17
juli 1975.
6) Door middel van dwingende minimumprijzen (art. 61) of niet-dwingende richtprijzen (art.
46).
7) Het begin van de z.g. Eurofer-akkoorden.
voerprijzen van kracht 8) en werd het afsluiten van vrijwillige leveringsakkoorden
(arrangementen) met derde landen bevorderd. Met gebruikmaking van art. 95 werden handelaren die formeel niet onder het
Tabel 2. Verbruik in mln. tonnen ruwstaalequivalent voor de verschillende landen(groepen)
Feitelijke ontwikkeling
Prognose
verdrag vallen, verplicht tot naleving van
de ingestelde prijsregels.
1977/1979
1980
1981
1985
139
141,5
103
152
64
212
147
103.8
132,2
78,8
207,0
161,7
132,9
100,9
142,6
72,2
138,2
103.5
137,5
80,0
204,0
158,5
220,0
183,5
714
721,2
710,2
759,5
Davignon reserveerde ten slotte aanvul-
lende gelden voor sociale maatregelen nadat Simonet reeds nieuwe richtlijnen had
afgekondigd voor omschakelingsprogramma’s voor ex-staalwerknemers. Deze
maatregelen van de Commissie konden
niet voorkomen dat tegelijkertijd enkele
lidstaten hun verlieslijdende staalindustrie
fors gingen steunen. Ondanks het in artikel
4 van het verdrag opgenomen steunverbod
ontstond een ,,steunrace” tussen met name Italic, Frankrijk, Belgie en het Ver-
TOTAAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bron: Algemene Doelstellingen EGKS en IISI
enigd Koninkrijk. Het is geen toeval dat
het lagere niveau gehandhaafd volgens de
de Commissie nog slechls 20,5 mln. ton
het deze landen betreft. Juist in deze landen bevinden zich de meest verouderde
produktie-installaties. Van Duitse en ook
Nederlandse kant werd eind jaren zeventig
in toenemende mate aangedrongen op een
z.g. steuncodex zodat een einde zou komen
,.Algemene Doelstellingen”.
zijn. Twee elemenlen kunnen hiervoor mel
name veranlwoordelijk worden geachl:
prolectionistische maatregelen en specifieke kenmerken van de EGKS-slaalinduslrie
(hoogle produkliekosten, gefragmenteerde induslriele slructuur op staalgebied, financiele positie). De druk op de comparalieve voordelen leidt ertoe dal de EGKSstaalindustrie als geheel, bij ongewijzigd
beleid, terrein zal gaan verliezen op de
aan de ongecoordineerde en op grond van
Tabel 1. Zichtbaar verbruik van eindprodukten in de EGKS
1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1985
het verdrag zelfs verboden interventies
door nationale overheden.
Een volgende stap in de richting van grotere supranational bevoegdheden op het
gebied van staal werd onvermijdelijk. De
fundamentele oorzaken van het falen van
eerdere plannen tot oktober 1980 waren
het onvermogen van de industrie zelf om
dergelijke op vrijwilligheid geente maatregelen te respecteren en de door de nationale
overheden verstrekte steun aan vooral de
grote gei’ntegreerde staalbedrijven. Rijk
aan in de afgelopen jaren opgedane ervaringen waren zowel de Commissie zelf als
Ten opzichte van andere landen(groepen) valt de EGKS op door het duurzame
karakter van de terugval in verbruik. De
hevigheid van de terugval is in het verleden
vooral in Noord-Amerika vaak groter
maar ook van kortere duur geweest. De
prognoses voor 1985 laten echter een verbruiksniveau in Noord-Amerika zien dat
lager ligt dan in 1981. Het verbruik in de
de nationale overheden gedwongen meer
EGKS groeit naar verwachting slechts
verantwoordelijkheid te nemen. Dit betrof
niet slechts het beheer van het crisismechanisme van na oktober 1980, maar zeker
ook de verantwoordelijkheid welke de
Raad van Ministers op zich diende te nemen bij haar goedkeuring van vergaande
ingrepen in de markt. De voortdurend pessimistischer wordende marktverwachtin-
marginaal gedurende de periode 1981 tot
wachten in Oost-Europa, Japan en overige
regie’s (jonge induslriele landen) (zie label
2).
Kijken we naar de produktiecijfers in de
verschillende wereldregio’s dan is de verwachle slerke produkliegroei in de jonge
gen vormden hierbij een belangrijke drijf-
induslriele landen (overige) opvallend.
veer. Een korte beschrijving van de ontwikkeling van de staalmarkt is hier dan
ook op zijn plaats.
Duidelijk is ook dal de EG als enige haar
produklieniveau in 1985 lager uil ziel komen dan in 1981 (zie label 3). Dil zal voornamelijk le wijten zijn aan een afname in
De algemene doelstellingen en de structu-
de export. Het exportoverschol bedroeg in
rele aanpassingen
1981 25,8 mln. ion; in 1985 zal dil volgens
Volgens het EGKS-verdrag dient de Europese Commissie de zogenaamde Algemene Doelstellingen te bepalen voor de
ijzer- en staalsector. Op 22 april 1983 zijn
de meest recente doelstellingen gepubliceerd, Inmiddels bereidt de Europese
Commissie een nieuwe versie van de „Algemene Doelstellingen” voor, waarin de
prognoses een verdere verslechtering te
zien geven.
Tabel3. Ruwstaalproduktie in mln. tonnen a)
120
100 113,1 107,3 106,4 114,4 108,7 105
106
exportmarkten.
Bron: Algemene doelstellingen EGKS
1985. Meer subslanliele groei is te ver-
Structured aanpassingen
De ,,Algemene doelstellingen” geven
aan dal wanneer er niels gebeurd de capacileit voor eindproduklen in 1985 151,3 mln.
Ion zal bedragen terwijl de geraamde benodigde produklie dan ca. 80,9 mln. ton bedraagt. Uitgaande van een minimale bezetlingsgraad voor de slaalinduslrie van 80%,
is voor de benodigde produklie een capacileil nodig van 101,1 mln. De overcapacteit
in 1985 bedraagt derhalve 151,3 mln 101,1 mln. = 50,2mln.ion
In de informele Industrieraad in Helsingor eind 1982 zijn de ministers hel erover
eens geworden dal een vermindering van
de capacileil van 30 a 35 mln. ton benodigd
is om de Europese slaalinduslrie na 1985
onder aanvaardbare condilies le kunen lalen produceren. Impliciet is er daarbij van
8) Met name onder druk van Frankrijk, Italic en
Engeland (zie o.a. de Volkskrant, 21 december
1977).
1979
Japan . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1980
1981
1982 a)
1983 a)
(lehelft)
1985 a)
173,9
140,2
139,3
111,7
209,4
112,8
161,5
127,7
117,6
111,4
209,2
117,4
158,7
125,2
123,6
101,7
206,6
143,6
111,4
62,5
54,5 b)
159,0
120,8
78,4
99,5
203,2
46,7
747
716
707
754,1
110,0
220,0
Wereldmarkt en de EGKS-staalmarkt
TOTAAL . . . . . . . . . . . . . . . .
759,5
Het verbruik in de EGKS daalde van
1974 op 1975 met ca. 20%. In de daarop
volgende jaren is de markt niet duurzaam
hersteld (zie label 1). Ook voor 1985 blijft
ESB 1-2-1984
a) De cijfers voor 1982 en de eerste helft van 1983 en 1985 zijn schattingen.
b) Exclusief Griekenland en lerland.
Bron: Algemene doelstellingen /ECE/IISI.
119
uitgegaan dat de staalindustrie met een bezettingsgraad van 70% rendabel kan pro-
duceren.
Om deze situatie te bereiken dienen de
volgende structurele ingrepen te worden
tiequota. Ten slotte moest een oplossing
worden gezocht voor het Duitse dreigement om de grenzen te sluiten voor de import van overmatig gesubsidieerd staal
vanuit enkele lidstaten.
doorgevoerd:
de landen om te komen tot een arrangement. Voor 1984 zijn de afspraken in het
kader van deze arrangementen aangescherpt. Dit betreft met name de zoge-
naamde ,.triple-clause”, dat wil zeggen
een betere spreiding van de import in de
tijd, per produkt en per regio (of beter: per
lidstaat in de Gemeenschap). Voor de
EFTA-landen en voor speciaalstaal gelden
– modernisering en rationalisering van
de produktie-installaties ter verhoging
van produktiviteit en toegevoegde
waarde;
De prijsmaatregelen
– het ontmantelen van onrendabele en
verdrag. Hierin worden oneerlijke concur-
afwijkende voorschriften. Niet onvermeld
onder deze maatregel kan blijven de met de
rentie en discriminerende praktijken ver-
VS gesloten overeenkomst over de beper-
Uitgaande van eerdergenoemd art. 2 van
boden. De Commissie beveelt de producenten een bepaalde prijs aan, de z.g. richt-
king van de EG-export van gewone staalprodukten naar de VS.
marginale installaties.
De voorschriften voor de prijsmaatregelen liggen vast in art. 60 van het EGKS-
het verdrag zouden de beschikbare midde-
prijs of orientatieprijs, die dan als ba-
Onder druk van de Amerikaanse indus-
len zoveel mogelijk moeten worden gecon-
sisprijs in de prijsschaal zou kunnen wor-
trie en met het tegelijkertijd indienen van
centreerd op de sterke punten van de produktie. Onder druk van nationale belangengroeperingen is sluiting zeer moeizaam
den gehanteerd. Van belang is vast te stellen dat dit geen verplichting is. Bovendien
te bereiken, met name wanneer de betrok-
Commissie verplicht opgave te doen van
hun leveringen in de EG-lidstaten. Om het
systeem zo waterdicht mogelijk te maken
een groot aantal anti-dumping-klachten en
,,countervailing-duty”-kiachten (dit zijn
klachten gebaseerd op overmatige overheidssteun waarbij een kostprijs en verkoopprijs wordt of kan worden bei’nvloed)
is tussen de Amerikaanse overheid en de
gevolg hiervan is dat in enkele gevallen ook
zijn halverwege 1981 ook de grotere hande-
Commissie een overeenkomst gesloten.
sluiting van meer rendabele installaties no-
laren verplicht de prijsschalen en verkoopvoorwaardenbekendtemaken. In de Staal-
Deze overeenkomst is ingegaan op 1 november 1982 en is in principe van toepassing tot 1 januari 1986. De regeling beperkt
de uitvoer van de Gemeenschap. Recente
acties van Amerikaanse zijde op het gebied
van speciaalstaal, steeds weer dreigende
klachten van individuele Amerikaanse
staalproducenten en dreigende moeilijkheden bij de export van halffabrikaten doen
steeds meer vermoeden dat de Amerikaanse overheid, onder druk van de industrie,
uit is op verdere importbeperking en dat
het beleid dreigt een sterk protectionisch
karakter te krijgen. Het Nederlandse aandeel in de export van de EG naar de VS is
relatief gunstig en laat zich verklaren door
de relatief geringe overheidssteun die tot
op heden aan de Nederlandse staalindustrie is verstrekt waardoor een goed onderhandelingsresultaat kan worden bereikt bij
het tot stand komen van het arrangement.
ken installaties zich bevinden in gebieden
met hoge werkloosheidspercentages. Het
dig is om de 30 a 35 mm. ton te bereiken.
Aan de andere kant dient weer een rol te
zijn de Ondernemingen in 1982 door de
raad van 22 december 1983 is vervolgens
spelen het feit dat enkele lidstaten met zeer
door de Commissie op basis van art. 61 en
omvangrijke overheidssteun de afgelopen
art. 47 van het EGKS-verdrag, een systeem
jaren delen van het produktie-apparaat
hebben gemoderniseerd en gerationaliseerd. Ondernemingen die niet dit voordeel
van minimumprijzen ingesteld voor de belangrijkste produktcategorieen. Een wezenlijk onderdeel daarbij is een systeem
van te storten waarborgsommen. Dit
systeem werd door de Raad op basis van
art. 95 van het Verdrag met de vereiste
genoten mogen niet daarvan de dupe worden.
Wanneer de nodige discipline door betrokken partijen kan worden opgebracht,
unanimiteit goedgekeurd. Wanneer een
ligt een aanvaardbare oplossing in het ver-
onderneming zich niet houdt aan de gepu-
schiet. Deze oplossing zal in die zin ,,next
to best” zijn dat niet een in theorie mogelij-
bliceerde minimumprijzen, wordt dit be-
ke optimale herstructurering kan worden
bereikt van maximale rentabiliteit van
overgebleven Europese installaties. Wel
een bereikbaar optimum wanneer ook andere doelstellingen een rol spelen.
Het einddoel blijft het bereiken van een
communautaire staalindustrie die na 1985
voldoende levensvatbaar is en in staat
boet en verrekend met de gestorte waarborgsom. Overschrijving van de produktiequota wordt eveneens verrekend met
deze waarborgsom. Voor naar de EG exporterende landen geldt een systeem van
basisinvoerprijzen die periodiek worden
gepubliceerd. Deze prijs is gebaseerd op de
laagst bekende kostprijs in de wereld. De
basisinvoerprijzen worden beschouwd als
minimale prijzen die bij onderbieding kun-
Het systeem van produktiebeperking
onder normale marktomstandigheden
zonder overheidssteun.
nen leiden tot anti-dumping-procedures.
De crisismaatregelen tijdens de herstructurering
een arrangement is afgesloten.
Het systeem van produktiequota heeft
tot op heden met wisselend succes gewerkt.
Tussentijds is daarbij steeds getracht om,
in ieder geval op onderdelen, terug te keren
moet worden geacht te kunnen produceren
Een uitzondering op dit systeem van basisinvoerprijzen vormen de landen waarmee
naar vrijwillige afspraken. Echter onenig-
Het externe volet
De huidige van toepassing zijnde maatregelen staan niet los van elkaar, maar
kunnen worden onderscheiden in enerzijds
de prijsmaatregelen, het externe volet en
het systeem van verplichte produktiebeperking en anderzijds de steuncodex, de herstructurering en de begeleidende sociale
maatregelen. In de Staalraden van 19 november, 14 en 22 december zijn de crisismaatregelen op onderdelen verscherpt
en is nauwelijks nog iets aan het toeval
overgelaten. Het is nog te vroeg om een
oordeel uit te spreken over de werking van
het totale pakket van maatregelen in de
praktijk. Duidelijk was evenwel dat door
de hardnekkigheid van de crisis en een verdere prijsverslechtering in het vierde kwartaal van 1983, verscherping van de maatregelen nodig was. Bovendien speelde een rol
dat de producenten zich zelf niet voldoen-
de discipline wisten op te leggen met betrekking tot de afspraken over de produk120
Aan ge’interesseerde derde landen die
staalprodukten naar de Gemeenschap exporteren wordt de mogelijkheid geboden
een arrangement af te sluiten. Voor 1983
heid tussen de producenten zelf leidde tot
weinig of geen succes. Inmiddels is duidelijk gebleken dat de fundamentele problemen ten tijde van het uitroepen van de
,,crise manifeste” nog onveranderd bestaan. Het niet verlengen van het systeem
zijn met een vijftiental derde landen derge-
van produktiebeperkingen leidt ook nu on-
lijke overeenkomsten afgesloten. In de
getwijfeld tot chaos. Het is dan ook niet
onverwacht dat de Raad van Ministers op
25 juli 1983 akkoord is gegaan met een verlenging van het systeem tot 1 februari 1984
Raad van 29 november 1983 hebben de ministers de Commissie het mandaat gegeven
om ook voor 1984 met deze landen weer
een arrangement af te sluiten. Essentie van
deze overeenkomsten is dat betreffende
derde landen op de communautaire markt
mogen verkopen tegen een prijs die 6% ligt
(voor normaal staal) onder die van de
meest efficiente communautaire producent, terwijl de hoeveelheden zijn afgeleid
uit een bepaalde referentieperiode. Voor
produkten waarvoor een minimumprijs
geldt mag de 6%-marge op deze minimumprijs worden toegepast. Deze marge kan
worden gezien als een ,,premie” voor der-
met daarbij de uitdrukkelijke wil om voor
die tijd een verdere verlenging tot I januari
1986na te streven.
De Staalraad van 26 januari 1984 zal definitief moeten beslissen over verlenging
tot 1986. Om te voorkomen dat iedere partij zich door middel van langdurige onderhandelingen een groter deel van de staal-
produktie-koek zal willen toeeigenen zou
een tel-quel-verlenging het meest voor de
hand liggen. De Commissie is de mening
toegedaan dat na de Raad van juli iedere
lidstaten Belgie, Frankrijk, Italie en het
lingen van de herstructurering te bereiken.
Ook blijkt dat het EGSK-verdrag de keus
biedt uit een aantal wegen, maar het bepalen van de route overlaat aan de Commissie in samenspraak met de lidstaten. De
noemde waarborgsom moet de garantie
Verenigd Koninkrijk bijna f. 40 mrd. aan
Commissie had de lidstaten hun ,,eigen
bieden dat de ondernemingen zich houden
aan de hun toegewezen produktiequota.
Overschrijding hiervan wordt, evenals onderschrijding van de minimumprijzen,
beboet.
steun verstrekt. Te constateren viel dat het
prijsniveau daardoor nadelig werd bei’n-
weg” kunnen laten gaan (leidend tot een
steunwedloop) of had iedere vorm van
overheidsinterventie kunnen verbieden om
lidstaat een bevredigend aandeel heeft verkregen en stelt dan ook een tel-quel-verlenging voor met hooguit enkele marginale
aanpassingen om de werking van het
systeem te vergemakkelijken. De eerder ge-
Commisie hiermede verkreeg op het subsidiebeleid van de lidstaten onvoldoende
was. In de periode 1975 t/m 1980 werd
door de overheden in de meest gesteunde
vloed en de concurrentieverhoudingen verstoord.
Van een werkelijke doorbraak was spra-
Begeleidingsdocumenien en produktiecertificaten
ke bij het tot stand komen van de tweede
EGKS-steunbeschikking. Deze beschikking van augustus 1981 is tot stand gekomen onder (een in ieder geval op dit punt
Geheel nieuw en zeer ingrijpend is de
succesvol) Nederlands voorzitterschap.
beslissing van de Raad van 22 december
Deze steunbeschikking vormt de spil van
1983 geweest om met ingang van 1 januari
de herstructurering. De looptijd van de beschikking is tot 1 januari 1986 terwijl de
1984 een systeem in te voeren van begeleidingsdocumenten en produktiecertificaten. Dit systeem houdt in dat alle grens-
overschrijdende transacties van de belangrijkste staalproducenten binnen de Gemeenschap vergezeld moeten gaan van een
begeleidingsdocument en/of een produktiecertificaat. Wanneer dit ontbreekt moet
een waarborgsom worden gestort van 43
zodoende de markt haar werk te laten
doen. Deze laatste gedragslijn laat zich
vergelijken met de situatie in het ,,bolwerk
van het kapitalisme”, de Verenigde Staten.
Om na te gaan of een minder ingrijpende
bemoeienis van de (supra)nationale overheid in de EG niet dezelfde of zelfs betere
resultaten zou hebben opgeleverd, kan een
blik over de grens verhelderend werken. In
betrokken steun uiterlijk op 1 juli 1983
de VS is de staalcrisis later begonnen dan in
de EG, maar heeft in 1982 hard toegesla-
moet worden goedgekeurd.
gen (zie ook label 3). De resultaten van de
De herstructurering
10 grootste staalondernemingen spreken
boekdelen: in 1981 maakten ze nog $ 1.885
mln. winst, maar in 1982 $ 2.843 mln. ver-
Op 29 juni 1983 nam de Commissie een
beslissing inzake de door de lidstaten inge-
lies en ook 1983 ziet er niet bemoedigend
uit met een verlies van $ 1.236 mln. in de
eerste helft.
rekeneenheden per ton. Het systeem mag
diende steun- en herstructureringsplannen.
De totale capaciteitsreductie die met de
in principe niet leiden tot oponthoud aan
beslissing is gemoeid bedraagt 26,7 mln.
gang van zaken is voorlopig nogal defen-
de grens. De Benelux wordt beschouwd als
ton. De Commissie schat dat deze reductie
sief van aard: de vakbonden worden onder
een lidstaat. De Commissie (en geleidelijk
ook de lidstaten) achtten het noodzakelijk
om het crisismechanisme hiermede te completeren om een exact inzicht te krijgen in
de ontwikkeling van de handelsstromen
binnen de Gemeenschap. Hiermee zal te-
uiteindelijk boven de 30 mln. ton zal uitvallen omdat de per lidstaat vereiste reduc-
druk gezet om de – inderdaad relatief hoge — lonen te verlagen en de overheid om
ties absolute minima zijn en omdat verdere
de invoer aan banden te leggen. Dit laatste
samenwerkingsmogelijkheden tussen de
Industrie aanvullende reducties met zich
brengen. Bovendien is in de opstelling van
de Commissie niet meegeteld de mogelijke
capaciteitsreductie bij het Duitse bedrijf
Klockner. De Commissie moet voor 31 januari 1984 in kennis worden gesteld van de
nog door te voeren capaciteitsverminderin-
heeft geleid tot de al eerder besproken
vens kunnen worden opgespoord wie ver-
antwoordelijk is voor waargenomen verstoringen. Naar onze mening kan niet worden ontkend dat dit systeem op de rand ba-
lanceert van wat men nog een communautaire markt noemt. Onder druk van met
name Duitse zijde met als dreiging het sluiten van de Duitse grens voor import, is de
Raad evenwel uiteindelijk akkoord gegaan. Door middel van de informatie die
wordt verkregen uit de begeleidingsdocumenten kan een lidstaat, welke meent dat
gen terwijl sluitingen voor 31 december
1985 moeten plaatsvinden. Het aantal arbeidsplaatsen dat bij de Commissiebeslissing in het geding is bedraagt netto ca.
100.000.
Het antwoord van de industrie op deze
overeenkomst met de EG tot beperking
van de invoer van gewone staalsoorten.
Daarnaast heeft op 5 juli 1983 president
Reagan de beslissing genomen om importquota en tarieven in te stellen voor speciaalstaal, voor een periode van 4 jaar. Ten
slotte dreigt (een deel van) de Amerikaanse
staalindustrie met acties tot beperking van
de import van halffabrikaten. Tegelijkertijd bestaat er echter een grote Amerikaanse vraag naar halffabrikaten op de wereld-
markt, omdat deze in eigen land vanwege
de verouderde installaties nauwelijks meer
Begeleidende sociale maatregelen
haar markt wordt verstoord door een af-
concurrerend kunnen worden geproduceerd. Niet voor niets zijn enkele grote bedrijven bezig zich via samenwerking met
en le helft 1982. De Commissie zal de on-
Het herstructureringsbeleid zou niet
complect zijn zonder begeleidende maatregelen in de sfeer van voorzieningen voor
overtollig geworden staalwerknemers. In
derneming die verantwoordelijk is voor de
de periode 1978 t/m
1983 zijn bijna
walsen. Dit wijst crop dat de crisis ook in
geconstateerde verstoring verzoeken in de
200.000 arbeidsplaatsen in de staalin-
volgende periode de verstoring teniet te
dustrie van de EG vervallen. Verwacht
wordt dat daaraan nog eens per saldo
de VS structurele trekken vertoont. Het gepaste antwoord – modernisering en slui-
wijking van traditionele handelsstromen,
een klacht indienen. Als referentieperiode
is daarbi j genomen de periode 2e helf11981
doen. Wanneer deze dit weigert kan de
Commissie, na overleg met betrokken
lidstaten, overgaan tot een sanctie in de
vorm van een aanpassing van de produktiequota.
De steuncodex
100.000 arbeidsplaatsen tot 1986 zullen
worden toegevoegd. Art. 56 lid 2b van het
EGKS-verdrag voorziet in hulp bij wijzi-
gingen in de bedrijvigheid van ondernemingen.
De reikwijdte en middelen van dit artikel
zijn onvoldoende. Aanvullend zijn hier-
Het EGKS-verdrag, art. 4 lid c, stelt ex-
voor in 1981 212 mln. rekeneenheden be-
pliciet dat overheidssteun onverenigbaar is
bruikt. De Commissie heeft een nieuw programma voorgesteld van 330 mln. rekeneenheden dat loopt tot 1986.
ten te verzekeren om deze daarna zelf uit te
ting van verouderde overcapaciteit – is
nog niet gegeven. Wel zijn veel installaties
stilgelegd en mensen tijdelijk naar huis
gestuurd, in afwachting van een opleving
van de vraag. In de periode 1978- 1982
werd 6 mln. ton of wel ca. 4% van de capaciteit van ca. 150 mln. ton definitief ontmanteld, terwijl de werkgelegenheid zich
als volgt ontwikkelde:
schikbaar gesteld. Dit is inmiddels opge-
met de goede werking van de Gemeenschappelijke markt voor staal. Niettemin
buitenlandse ondernemingen (VK, Brazilie) van een constante stroom halffabrika-
is er in de periode vanaf 1975 een wildgroei
opgetreden in door enkele overheden ver-‘
leende steun. Om te trachten deze wildgroei aan banden te leggen is na zeer langdurige discussies op 1 februari 1980 een
steunbeschikking tot stand gekomen. Geleidelijk werd duidelijk dat de greep die de
ESB 1-2-1984
1974 1977 1979 1981
1982
mei
1983
324
243
Verschillende wegen naar Rome
Arbeidsjaren
522
(x 1.000)
In het bovenstaande is beschreven welke
wegen de Europese Commissie in de loop
van de tijd heeft bewandeld om de doelstel-
werknemers met lay-off-status, d.w.z. met
470
479
424
In juni 1983 waren er ruim 110.000
121
behoud van loon c.q. speciale overheids-
den. Wat hoeveelheden betreft, is dit via
uitkering, tijdelijk thuis. Schattingen om-
het
trent de benodigde omvang van definitief
produktie- en leveringsquota aardig gelukt
stil te leggen capaciteit lopen op tot 20%
van de thans bestaande produktiemoge-
(op een enkele uitzondering, zoals Klockner, na). Op het gebied van prijzen blijft
kwartaalsgewijs
vaststellen
van
en de Commissie is dan ook niet uitgebleven; de laatste zou zijn verminderd, de
eerste daarentegen sterk zijn toegenomen
als de Commissie zich passief was blijven
opstellen. Italic voerde prikacties uit door
lijkheden. Tegelijkertijd schat het Ameri-
het een zaak van vallen en opstaan. Veel
het aantal doorlaatposten voor staal sterk
can Iron and Steel Institute (AISI) dat er de
komende 10 jaar voor $ 60 mrd. moet worden gei’nvesteerd om de technische achterstand op Japan en Europa weg te werken.
Fiscale faciliteiten zouden onontbeerlijk
zijn om dit te realiseren.
Het is de vraag of er voldoende geld beschikbaar komt en zo ja, of het in de staal-
meer dan in de VS waren sommige Europese staalondernemingen bereid elkaar via
prijsonderbieding klanten af te troggelen
en werden hiertoe ook in staat gesteld
doordat de nationale overheden de tekorten wel aanvulden. Zelfs de modernste ondernemingen konden toen niet meer rendabel produceren en hadden, zonder overheidssteun, het hoofd uiteindelijk niet boven water gehouden. Voortduring van deze
situatie zou ertoe hebben geleid dat oude
te verminderen, het VK stelde alles in het
werk om het traditionele binnenlandse
marktaandeel terug te krijgen. Duitsland
heeft op’een gegeven moment gedreigd aan
neming van Marathon Oil door US-Steel.
produktie-installaties kunstmatig in stand
ger weten te maken en kunnen omvormen
De kans is groot dat een aantal ondernemingen een langzame dood zal sterven,
omdat de noodzakelijke moderniseringen
niet worden doorgevoerd. Nauwere sa-
zouden worden gehouden en dat te weinig
zou worden gei’nvesteerd in vernieuwingen. Internationale concurrentiekracht op
langere termijn levert dit niet op.
tot een daadwerkelijk saneringsinstrument. De Commissie heeft zodoende de
voorwaarden geschapen voor een uitzicht
op succesvolle herstructurering, rekening
houdend met de politieke doelstelling van
industrie wordt gei’nvesteerd. Diversifica-
tieprojecten met een hogere rentabiliteit
zijn aantrekkelijk, getuige de recente over-
zijn grens een compenserende heffing in te
stellen om de in andere lidstaten gegeven
subsidies te neutraliseren. Dit was het eind
geweest van de vrije interne markt.
De Commissie heeft echter via de tweede
steuncodex de overheidssteun doorzichti-
menwerking tussen ondernemingen (voor
Ook het gedrag ten aanzien van samen-
de hand liggend omdat van veel bedrijven
werking tussen staalproducenten is moei-
het EGKS-verdrag. Zonder deze laatste
slechts delen sterk verouderd zijn) wordt
lijk te bei’nvloeden. Duidelijk is wel dat sa-
doelstelling was wellicht een louter op eco-
door de overheid eerder bemoeilijkt via de
menwerking in Europa op het gebied van
anti-trust-wetgeving
gestimuleerd.
prijs- en produktie-afspraken niet zou zijn
Wel stelt de overheid zich welwillend op
door het opschorten van milieu-eisen.
Het blijkt dat de overheid zelf niet goed
gelukt zonder supranationaal controleorgaan. Nauwere samenwerking tussen
ondernemingen (specialisatie, uitbesteden,
marktafspraken, fusie) wordt enerzijds geweerd als daaruit monopolieposities dreigen te ontstaan, anderzijds bevorderd om
zodoende tot een meer rationele produktie
te komen. Deze laatste zienswijze lijkt momenteel te prevaleren (zie de houding van
de Europese Commissie t.a.v. een mogelijke fusie tussen Usinor en Sacilor in Frank-
nomische criteria gee’nt herstructureringsbeleid mogelijk geweest, dat had geleid tot
een mogelijk nog betere uitgangspositie in
1986. Deze optimale verdeling van de produktiemogelijkheden zou hetzij door de
vrije markt, hetzij door volledige planning
dan
weet wat ze met de staalindustrie aanmoet.
Niet voor niets heeft president Reagan onlangs besloten een tripartite adviescommissie in te stellen, die moet nagaan
of, en zo ja welk industriebeleid in de staalsector moet worden gevoerd.
Via Parijs of Washington
rijk) 9). In het overleg over de capaci-
Op grond van het verdrag van Parijs oefent de Commissie thans aanzienlijke invloed uit op het gedrag van ondernemingen. Het is dit gedrag dat uiteindelijk de
herstructurering moet bewerkstelligen. In
de eerste plaats het (des)investeringsgedrag. Op grond van de tweede steuncodex
en een aantal raadsbesluiten heeft de Commissie in haar beschikkingen eisen per land
gesteld t.a.v. de te sluiten capaciteit. In bi-
laterale gesprekken heeft de Commissie
echter wel degelijk bepaalde fabrieken of
installaties daarvan op het oog. In principe
geldt daarbij de rentabiliteit tegen de achtergrond van de marktverwachtingen van
de Commissie, als toetsingscriterium.
Nieuwe investeringen worden eveneens
aan dit criterium getoetst.
Door de eisen van de Commissie wordt
de afwachtende houding van de staalondernemingen (de buurman zal wel eerst
dichtgaan) doorbroken. De Commissie
gaat alleen akkoord met definitieve ontmanteling. Zodoende wordt de dreigend
boven de markt hangende surpluscapaciteit, thans kenmerkend voor de VS, vermeden. Maar tegelijkertijd worden ook investeringen in rationalisering gestimuleerd, (o.a. via EGKS-leningen), een stimulans die in de VS ontbreekt.
Niets is zo eigen aan de onderneming als
het gedrag als aanbieder op de markt. De
Commissie heeft dan ook haar toevlucht
teitssluitingen in de Benelux stuurde de
Commissie zelfs doelbewust aan op verdere samenwerking. In de VS prevaleert tot
op heden de eerste tendens in het overheidsbeleid: toetsing aan de anti-trustwetgeving. Als werkgever aan ca. 800.000
mensen in 1974 speelt de staalindustrie een
belangrijke rol. Het doel van supranationaal zowel als van nationaal beleid is enerzijds deze werkgelegenheid zoveel mogelijk zeker te stellen, anderzijds omschakeling op alternatieve werkgelegenheid mogelijk te maken. Desalniettemin biedt de
staalindustrie nu nog maar aan zo’n
tot stand kunnen zijn gekomen. Het recht
van de sterkste (bij volledig vrije mededinging) is echter in strijd met de politieke
doelstelling van het verdrag, terwijl volledige planning weer niet strookt met de liberale geest daarvan. Door rekening te hou-
den met de specifieke situatie in de lidstaten is zowel aan de politieke als aan de economische doelstelling zo veel mogelijk
recht gedaan.
Uiteraard geldt voor de VS een dergelij-
ke politieke doelstelling niet. Wel is het
waarschijnlijk dat een actievere opstelling
van de overheid aldaar en de formulering
van een offensief beleid ten aanzien van de
staalindustrie zou leiden tot een beter image (i.p.v. het thans bedreven protectionisme) en tot een beter toekomstperspec-
tief voor de VS-staalindustrie.
Aldus kan de vraag of de Commissie het
ook anders had kunnen doen, bevestigend
worden beantwoord. Dit had vermoedelijk
500.000 mensen werk, terwijl verwacht
een betere staalindustrie, maar een zwak-
wordt dat na de beoogde herstructurering
in 1986 dit er nog 400.000 zullen zijn. Ter
vergelijking: in de VS Hep de werkgelegenheid tussen 1974 en medio 1983 met 53%
ker en ongelijker Europa opgeleverd. De
vraag of de Commissie met minder ingrijpende maatregelen had kunnen volstaan,
moet als antwoord nee krijgen, gezien de
gevolgen van een overheidsbeleid dat het
op veel punten laat af weten zoals in de VS.
terug, in de EG met 37%. Daarbij moet be-
dacht worden dat in de VS de echte sanering nog moet beginnen.
Het tweede deel van het sociale beleid,
het scheppen van nieuwe banen elders, is
moeilijk te beoordelen. Ten voordele van
het EG-beleid is te zeggen dat in de loop der
jaren vele miljoenen rekeneenheden zijn
uitgegeven voor dit doel. Ook in de VS zijn
de overheid en de bedrijven zelf op dit terrein actief, maar op veel kleinere schaal.
Ten slotte verdient de politieke omge-
K. den Braven
M. Ottolander
G. Barends
ving waarin de herstructurering zich af-
speelt de aandacht. lets samen doen stelt de
9) Een complicatie bij samenwerking over de
moeten nemen tot een zeer extensieve inter-
samenwerking altijd meer op de proef dan
grenzen been vormt het gegeven dat nationale
pretatie van het EGKS-verdrag om hier
daadwerkelijk regulerend te kunnen optre-
iets samen nalaten. Wrijving tussen de
lidstaten onderling en tussen de lidstaten
belangen dreigen te prevaleren, getuige ook de
recente Estel-scheiding.
122