Ga direct naar de content

Wagner II

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 7 1982

Wagner II
In juni yorig jaar kwam de Adviescommissie inzake
het industriebeleid (commissie-Wagner I) met haar opzienbarende rapport Een nieuw industrieel elan. Precies een
jaar later, in juni jl., kwam de Adviescommissie inzake de
voortgang van het industriebeleid (commissie-Wagner II)
met het Verslag van werkzaamheden tot nu toe. Wat is er in
dat jaar terechtgekomen van alle aanbe velingen die werden
gedaan? Is het nieuwe elan aangeslagen? Om uw geheugen
op te frissen hier eerst nog eens een overzicht van alles wat
door de commissie-Wagner I werd geadviseerd om gunstiger condities voor het bedrijfsleven te scheppen en het
industrieel reveil in Nederland vorm te geven:
1. verlaging van de collectieve-lastendruk;
2. vermindering van het financieringstekort;
3. flexibeler systeem van loonvorming op basis van decentrale
afspraken tussen werkgevers en werknemers;
4. beheersing van de reele-lponontwikkeling;
5. differentiate in de beloningsverhoudingen;
6. een zelfstandig beloningsbeleid voor de overheid;
7. invoering van investeringsloon;
8. een volumebeleid voorde sociale zekerheid;
9. koppeling van de sociale uitkeringen aan de gemiddelde
loonontwikkeling bij ambtenaren;
10. onderscheid in het inkomensbeleid tussen ,,echte minima”en
situaties waarin er meer dan een inkomen per huishouding is;
11. maatregelen om de arbeidsmarkt beter te laten functioneren;
12. betere afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt;
13. geleidelijkheid bij de invoering van arbeidstijdverkorting;
14. concurrerende energieprijzen voor het bedrijfsleven;
15. concurrerende milieulasten voor het bedrijfsleven;
16. fiscale stimulansen om het aanbod van risicodragend vermogen te bevorderen;
17. mobiliserend herindustrialisatiebeleid via inventarisatie van
mogelijke projecten;
18. oprichting van een Maatschappij voor Industriele Projecten
(MIP);
19. gerichte acquisitie van buitenlandse ondernemingen;
20. ombuiging van het steunverleningsbeleid naar een stimuleringsbeleid;
21. afschaffing van de selectieve investeringsregeling (SIR);
22. bevordering van R & D en aanpassing van het wetenschapsbeleid aan het herindustrialisatiestreven;
23. betere afstemming van het overheidsaankoopbeleid op de
belangen van het Nederlandse bedrijfsleven;
24. stroomlijning van vergunningenprocedures voor bedrijven;
25. verbetermg van de codrdinatie op het Ministerie van Economische Zaken (EZ);
26. training van ambtenaren om beter samen te werken met het
bedrijfsleven.
Wat is er met al deze punten gebeurd? Telling leert
dat van de zesentwintig aanbevelingen er yijf voor een
deel zijn gerealiseerd; zeven aanbevelingen zijn door Wagner c.s. verder uitgewerkt; zeven andere worden in het
tussenrapport min of meer herhaald en over nog eens zeven
punten wordt niets meer gezegd, zij het dat sommige ervan
op de agenda voor de tweede helft van 1982 zijn geplaatst.
Aan de agenda wordt tevens een nieuw onderwerp toegevoegd.
Tot de vijf punten waarop de commissies-Wagner I en II
tot nu toe al iets hebben bereikt behoren: 1. de oprichting
van een MIP (18) (wetsontwerp ingediend), 2. het buiten
werking stellen van de SIR (21), 3. het verlagen van de
energieprijzen voor het bedrijfsleven (14) (m.n. deelektriciteitstarieven, 4. stimulansen voor het risicodragend vermogen (16) (verhoging van de vermogensaftrek) en 5. de
•coordinatie op EZ (25) (al blijft er op dat punt nog veel te
verbeteren, zie ook 26). Ook is men op EZ begonnen met
het inventariseren en selecteren van projecten die passen
in het herindustrialisatiebeleid (17).
Daarnaast is een aantal aanbevelingen door de commissie-Wagner II nader uitgewerkt. Zeer veel aandacht is besteed aan de loonvorming (3). Zoals uitgebreid in de pers
is beschreven wordt een vrijere loonvorming bepleit. Het
cao-overleg moet onder de dreiging van het overheidsingrijpen vandaan worden gehaald. In de afgelopen tien
jaar hebben achtereenvolgende kabinetten met al dan niet
particle loonmaatregelen zeven keer in de loonvorming
ingegrepen. Daarvan is ongetwijfeld een matigende wer-

ESB 14-7-1982

king op het loonniveau uitgegaan, maaf het heeft ook tot
ernstige frustraties bij de sociale partners, met name de
vakbeweging, geleid. Bovendien belemmeren loonmaatregelen de gewenste differentiatie vande beloningsverhoudingen (5). Een vrijere loonvorming is echter alleen mogelijk wanneer de doorwerking vande loonafspraken naarde
ambtenarensalarissen en uitkeringen wordt beperkt. Daarom bepleit de commissie tegelijkertijd een doorbreking
van de automatische koppelingen. Voor de uitkeringen
moet er een ,,beleidsmatige” koppeling komen (in plaats
van de onder 9 genoemde koppeling), terwijl voor de ambtenaren en trendvolgers de overheid een zelfstandig arbeidsvoorwaardenbeleid zal moeten gaan volgen, compleet met stakingsrecht voor de ambtenaren (6). De commissie gaat ervan uit dat de ongunstige arbeidsmarktsituatie vanzelf wel tot een gematigde loonontwikkeling
zal leiden (4), zoals ook in West-Duitsland en Zwitserland
het geval is. Wel moet volgens haar ook de automatische
prijscompensatie op de helling. In het pas bereikte caoakkoord bij Philips is de automatische prijscompensatie
echter nog opgenomen en in het landelijk cao-overleg betekent een schaap over de dam meestal dat er meer volgen.
Veel aandacht wordt door de commissie-Wagner II ook
besteed aan de werking van de arbeidsmarkt (11). Verruiming van het begrip ,,passende arbeid”, opname van
schoolverlaters in het arbeidsproces, mobiliteitsbevorderende maatregelen en uitbreiding van scholingsmogelijkheden zijn enkele van de aanbevelingen. Van belang zijn
ook de voorstellen om ontslagprocedures te vergemakkelijken als er overeenstemming is tussen werkgeveren werknemer. Maar het grootste knelpunt op de arbeidsmarkt
blijft natuurlijk toch de tekortschietende vraag naar arbeid. Concrete voorstellen doet de commissie voorts nog
over het overheidsaankoopbeleid (23), waarop veel kritiek
van de kant van het bedrijfsleven bestaat.
Weinig of geen voortgang is nog bereikt in de strpomlijning van de vergunningenprocedures (24), de beeindiging van het steunverleningsbeleid (20), de gerichte acquisitie van buitenlandse ondernemingen (19) en de heroverweging van het milieubeleid (15). De laatste twee punten
zijn wel op de agenda voorhetkomendehalfjaargeplaatst.
Daarop verschijnt ook het onderwijs-en het scholingsbeleid (12) en als nieuw punt het exportbeleid, waarvoor de
eerste commissie-Wagner nog lovende woorden overbad.
In dit verband is opmerkelijk dat de proef met de vijf speciale exportbevorderaars van het Ministerie van Economische Zaken vermoedelijk niet zal worden voortgezet. Problemen zijn er ook rond het technologiebeleid (22) waarover een competentiestrijd woedt tussen het Ministerie van
Economische Zaken en dat van Onderwijsen Wetenschappen. Verder blijft de commissie zich nogal huiverig tonen
voor al te snelle arbeidstijdverkorting (13).
Aan het verlagen van de collectieve-lastendruk en het
verminderen van het financieringstekort (1 en 2) maaktde
commissie-Wagner II geen woord meer vuil. De staatsfinancien zijn in het afgelopen jaar echter nog aanzienlijk
verder uit de hand gelopen, zoals in dit nummer van ESB
door Haselbekke en Van der Hoek wordt beschreven. Vermoedelijk staat de commissie op het standpunt dat er al te
veel over is gezegd. Er moet nu gehandeld worden. Ook
over het investeringsloon (7) wordt niets meer vernomen.
Dat geldt ook voor het volumebeleid in de sociale zekerheid (8). De commissie is kennelijk tot de conclusie gekomen dat er nu een prijsbeleid dient te worden gevoerd
om de vraag naar sociale zekerheid te beperken. Ook
waagt de commissie zich niet meer aan uitspraken in de
omstreden kwestie van de ,,echte minima” (10). Daarvoor
moet de Tweede Kamer zelf maar een oplossing zoeken.
Al met al zijn van de zesentwintig aanbevelingen er nog
maar vijf gedeeltelijk opgeyolgd. Toch is het duidelijkdat
er op allerlei terreinen veel in beweging is om de voorwaarden waaronder het bedrijfsleven moet werken te verbeteren. Nu maar hopen dat het effect sorteert.
L. van der Geest

705

Auteur