Polen — de offlciele prognoses
voor 1981 en 1982
PROF. DR. M. J. ELLMAN* — DRS. B. SIMATUPANG*
Aan de hand van recent gepubliceerde officie’le cijfers
kan een duidelijk beeld worden gegeven van de miserabele
economische toestand in Polen. De cijfers in de tabellen
1 en 2 maken duidelijk dat de economische catastrofe, die
Polen op het ogenblik teistert, vergelijkbaar is met de
crisis in de jaren dertig (1929-1932) in het westen, of
de nasleep van de Grote Sprang Voorwaarts (1959-1961)
in China.
Tabel 1. Geschatte resultaten voor 1981 a)
1980
(werkelijk)
1981
(geschat)
1981 in procenten van
1980
I. Industrie
a. industriele produktie
3150
87
b.grondstoffenproduktie
— elektriciteit (in mrd. KWh) …
— koper (in tonncn X 1.000) …
122
357
5,2
13
114
340
85
93
95
90
82
De netto materie’le produktie is zowel in 1979 als in
1980 gedaald. Dit jaar zal de dating van de netto materiele produktie beschikbaar voor distributie zich naar
verwachting voortzetten met 13%. Voor 1982 wordt nog
een 1 ” ‘
~
1 tot
punt
lijke variant” in het eerste kwartaal van 1982 liggen.
Daarna zal de economic zich herstellen. De geweldige
kloof tussen de ,,slechte” en de ,,goede” variant vormt een
indicatie voor de onzekerheid met betrekking tot de
nabije toekomst van de Poolse economic.
Uit tabel 1 blijkt dat in de huidige situatie de oogst van
akkerbouwprodukten het enige lichtpuntje is. Een goede
oogst van graan, aardappelen en suikerbieten betekent
— als we ervan uitgaan dat er inderdaad sprake is van
een goede oogst — dat niemand zal omkomen van de
honger. Daarentegen zullen de mensen wel kou lijden en
de gevolgen van een tekort aan kwalitatief hoogwaardig
Tabel 2. Planvarianten voor 1982
13
1981
(geschat)
2. Landbouw
a. akkerbouwprodukten
— suikerbieten (in mtn. ton) ….
— aardappelen (in mln. ton) ….
b. staatsaankopen van veeteeltprodukten
— slachtvee
levend gewicht (in tonnen X
10
26
15
41
108b)
lOOb)
1982
(meest
waarschijnlijke
variant)
2. Industrie’le produktie (in %) . . .
3. Buitentandse handel van goederen (d.w.z. ,,zichtbare handel”; in
, .buitenlandse handel”-zloties)
— export naar socialistische
2000
100
24,5
— export
89
24,5
100
25,5
105
25,5
naar kapitalistische
22,9
— import uit socialistische lan26,3
24,2
30,7
26,7
24,5
19,2
32,0
20,5
93
79
104
77
– 7,5
— ..zichtbare” handelbalans met ka- 2,5
1,3
4. Aanbod van consumpiegoederen
32,0
— import uit kapitalistische lan20,5
— ,,zichtbare” handelsbalans
met socialistische landen . .
— ,, zichtbare” handelsbalans
met kapitalistische landen .
4. Nominate inkomen van de bevolking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15,0
21,0
22,0
– 7,5
– 1,8
– 4,0
– 5,5
– 1,3
+ 4,0
0
+ 0,9
(2111)
1590
(2526)
1828
(2595)
1739
(2551)
1695
(1925)
1303
(1325)
5. Vraag naar consumptiegoederen
5. Vraag naar consumptiegoederen
(1372)
1260
(1797)
1280
(1817)
287
(283)
663
(567)
479
(172)
415
(108)
87
84
96
99
1590
6. Aanbod van consumptiegoede-
6. Vraagoverschot
consumptiegoederen (d.w.z. post 5 minus post 4) …
7. Netto materie’le produktie, geprodu-
287
2000
8. Netto materie’le produktie, beschikbaar voor verdeling (in mrd. zloties) e)
(goede
variant)
1. Produktie van steenkool (in mla
gewicht na slacht (in tonnen
X 1.000) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3. Buitenlandse hande! in goederen
(in mrd. ..buitenlandse handel”-zloties)c)
— export naar socialistische landen
— export naar kapitalistische landen
— import uit socialistische landen .
— import uit kapitalistische landen
— ,,zichtbare” handelsbalans met
(slechte
variant)
1710
86
2069
1792
7. Vraagoverschot consumptiegoederen (d.w.z. post 5 minuspost 6;
87
8. Netto materie’le produktie, geproduceerd (in % van het voora) Zowel in deze label als in tabel 2 is een aantal cijfers afgerond. Hierdoor zijn er een
paar in het oog lopende verschillen opgetreden.
b) De cijfers van 1981 zijn uitgedrukt als een percentage van het gemiddelde van de
jaren 1977-1980.
c) De ..buitenlandse handel”-zloty is een rekeneenheid die gebruikt wordt in buitenlandse handelsstatistieken. De koers van de ..buitenlandse handeP-zloty fluctueert
t.o.v. de dollar maar de marges zijn erg klein. In 1979 was de officie’le koers van de
..buitenlandse handel”-zloty $ 0,32 (Rocznik Statystyczny Handlu Zagranicznego
1980, Warschau 1980, biz. XVII). Op 24 maart 1981 was de officie’le koers $ 0,31.
d) In prijzen die golden op 31 augustus 1981.
e) De ,,netto materie’le produktie” is het M PS-equivalent van het nationale inkomen.
MPS (Material Produkt System) is de benaming voor het systeem van nationale
rekeningen dat in Oost-Europa gangbaar is; het moet onderscheiden worden van
SNA (System of National Accounts) welk systeem in het Westen gebruikt wordt.
Het veschil tussen n netto materiele produktie geproduceerd” en ,,netto materie’le
produktie beschikbaar voor verdeling” wordt veroorzaakt door verliezen en de
buitenlandse handelsbalans.
Bron: Zycie Gospodarcze, 1981, nr. 38, 20 September, biz. 4.
1054
9. Netto materie’le produktie, beschikbaar voor verdeling (in %
van het voorgaande jaar) …..
a) Er zijn telkens twee cijfers weergegeven: de eerste zonder doorberekening van
prijsstijgingen en prijscompensatie, de tweede, tussen haakjes, met doorberekening
van prijsstijgingen en prijscompensatie.
Bron: Zycie Gospodarcze, nr. 38, 20 September 1981, biz. 5.
*Prof. dr. M. J. Ellman is hoogleraar in de economic van de
centraal geleide volkshuishoudingen aan de Universiteit van
Amsterdam. Drs. B. Simatupang is wetenschappelijk ambtenaar
bij de vakgroep micro-economic van de Universiteit van Amsterdam. Zij danken W. Zant voor zijn vertaling.
voedsel aan den lijve ondervinden. Verder betekent een
relatief goede oogst van graan en aardappelen ook dat
voldoende veevoeder beschikbaar zal zijn om gedwongen
slacht van vee te voorkomen.
Aan de hand van de tabellen wordt duidelijk dat het
grote verschil tussen nominate inkomens en de beschikbaarheid van consumptiegoederen op het ogenblik een
kernprobleem vormt. Bind 1980 was er al sprake van een
der dan voorheen) zal de crisis zich het duidelijkst in de
consumptiegoederenmarkt manifesteren, en niet op de
arbeidsmarkt. Daar komt nog bij dat in een kapitalistische economic, waar de effectieve vraag de beperkende
factor is, een vraagmultiplicator bestaat die garandeert
dat een initiele stijging van de vraag (b.v. een stijging
van de netto export) uiteindelijk een nog grotere
vraag en een hogere produktie tot gevolg heeft. In een
omvangrijke liquiditeitenmassa in handen van de bevolking. Dit jaar zal het vraagoverschot van consumptiegoederen enorm zijn. Zelfs als de ,,goede” variant als uitgangspunt gekozen wordt en als wordt verondersteld dat
staatssocialistische economic vormt het aanbod de beperkende factor, d.w.z. dat een stijging van de effectieve
vraag (b.v. een stijging van de nominate inkomens) hele-
wezenlijke prijsstijgingen worden doorgevoerd, dan nog
maar simpelweg de tekorten versterkt. (Het is zelfs mogelijk dat een stijging van de vraag door de ontregeling van
de economic een produktiedaling veroorzaakt m.a.w. een
,,negatief multiplicator-effect” tot gevolg heeft.) Toch bestaat er een bepaald type multiplicator in een staatssocialistische economic, de zogenaamde ,,bottleneck”-multiplicator. Deze multiplicator geeft aan hoe het tekort van
zal er het volgend jaar een vraagoverschot zijn van zo’n
6% van de jaarlijkse stroom van consumptiegoederen.
(Hierbij wordt geen rekening gehouden met de reeds bestaande voorraad aan liquiditeit bij het publiek). Het is
dan ook niet verwonderlijk dat de koers van de zloty t.o. v.
de dollar op de zwarte markt een nieuw dieptepunt heeft
bereikt, dat de kansen van een monetaire hervorming
groot zijn, en dat de verkoop aan de staat van landbouwprodukten verstoord is. Het dagelijks bestuur van het
Genootschap van Poolse Economen heeft vastgesteld dat
het aanbod van gerantspeneerde goederen door de verstoorde verkooprelaties in gevaar wordt gebracht 1).
De twee voornaamste ,,bottlenecks” in de Poolse economic zijn momenteel de steenkolenproduktie en de beschikbaarheid van buitenlandse valuta. De twee cruciale
verschillen tussen de ,,goede”en de ,,slechte” variant zijn
hiermee nauw verbonden. De steenkolenproduktie in de
,,slechte” variant is 20 mln. ton lager genomen dan in de
,,goede” variant. In de ,,slechte” variant is het Polen
slechts toegestaan een klein tekort op de handelsbalans
met de CMEA(Oostblok)-landen te hebben, samen met
een overschot op de handelsbalans met de westerse landen
(ten behoeve van de renteverplichtingen). In de ,,goede”
variant is een groter tekort met de CMEA-landen toegestaan en bovendien zullen de westerse schuldeisers volgens dit scenario een bij benadering evenwichtige convertibele valutahandelsbalans tolereren.
De centrale overheid heeft een aantal maatregelen
afgekondigd om de steenkolenproduktie te stimuleren.
Hoge bonussen worden aan mijnwerkers uitgekeerd yoor
werk op zaterdagen, extra financie’le vergoedingen zijn in
het vooruitzicht gesteld aan mijnwerkers die hun pensionering uitstellen, dienstplichtigen kunnen nu een gedeelte
van hun diensttijd vervangende dienst doen door in de
mijnen te gaan werken. De autoriteiten werven dit jaar
tienduizend nieuwe mijnwerkers en zijn van plan het komende jaar er nog eens tienduizend te werven. De pogingen van de centrale overheid om de steenkolenproduktie
te vergroten zijn center tot nog toe niet succesvol geweest.
Polen wordt in deze crisis zowel door het westen als
door de CMEA-landen met ecpnomische hulp ondersteund. Het westen heeft de leningen die dit jaar moesten worden afgelost opnieuw uitgezet. De CMEA-landen
hebben het afgelopen jaar en dit jaar aanzienlijke handelstekorten toegestaan, en verwacht wordt dat dat ook het
volgend jaar zo zal zijn. (Dat betekent dat Polen, als het
uiteindelijk van de economische crisis herstelt, niet alleen
omvangrijke schulden aan het westen zal hebben maar
ook aan zijn CMEA-partners.)
De huidige crisis in Polen maakt duidelijk dat er twee
belangrijke verschillen zijn tussen economische crises
onder kapitalisme en onder staatssocialisme. Deze verschillen hebben betrekking op de werkgelegenheid en de
multiplicator. In een kapitalistische economic zou een
dating van de produktie zoals heeft plaatsgehad in Polen,
een enorme en snel stijgende werkloosheid veroorzaken.
In Polen echter blijft volledige werkgelegenheid gehandhaafd. Dit betekent dat grote aantallen mensen, hoewel
niet vereist yoor het niveau van produktie, toch als werknemer in dienst blijven. Dit weerspiegelt de gebondenheid van de partij aan de economische doelstelling
,,volledige werkgelegenheid”. Aangezien enerzijds de
werknemers wel betaald worden, maar anderzijds geen
consumptiegoederen produceren (of in ieder geval min-
ESB 28-10-1981
maal geen stijging van het produktieniveau veroorzaakt,
een produkt, b.v. steenkolen, het tekort van een ander
produkt, b.v. elektriciteit, veroorzaakt, hetgeen op zijn
beurt het tekort van andere produkten veroorzaakt, b.v.
staal, hetgeen weer het tekort van talloze industrieprodukten veroorzaakt, hetgeen weer het tekort van ……
Op deze manier kan een aanvankelijk gering tekort zich
verspreiden over de hele economic en een economische
ontwrichting teweegbrengen. De huidige economische
toestand in Polen is een goed voorbeeld van een dergelijk
proces.
Er zijn nog twee andere verschillen tussen een crisis
onder kapitalisme en onder staatssocialisme. Deze verschillen hebben betrekking op het aanpassingsmechanisme en de vraag wie de schuld krijgt van de crisis. Een
markteconomie heeft ingebouwde negatieve terugkoppelingsmechanismen die er normaliter vopr zorgen dat de
recessie zich zelf corrigeert. In een recessie dalen zowel de
groei van de nominate inkomens als de rentevoet, en de
prijzen van vele goederen dalen door het achterblijven van
de effectieve vraag. De lage rentevoeten, lage grondstoffenprijzen, de beschikbaarheid van goedkope arbeid en
innovatie maken winstgevende investeringen mogelijk. In
een staatssocialistisch land bestaan dergelijke ingebouwde terugkoppelingsmechanismen niet. Integendeel, het
werkgelegenheidsbeleid van de staat betekent automatisch dat een daling van de produktie van consumptiegoederen gewoon de tekorten verhoogt, hetgeen de produktie weer verder terugbrengt aangezien een tekort aan
consumptiegoederen de arbeiders niet stimuleert om te
werken, en aangezien het de boeren ervan weerhoudt hun
produktie aan de staat te verkopen …. Onder staatssocialisme kan een crisis alleen worden opgelost door een
succesvol beleid van de staat. De staat heeft echter maar
weinig ervaring met de verschillende beleidsalternatieven
en veel noodzakelijke maatregelen (zoals prijsstijgingen)
stuiten op heftige protesten van de arbeiders. De ppsitie
van de arbeiders is versterkt door de crisis terwijl de
positie van de arbeiders onder kapitalisme verzwakt
zou zijn.
In een markteconomie is het altijd mogelijk om onper-
3Oonlij ke economische krachtenals schuldige aan te wijzen
van een economische crisis. Niemand heeft de recessie
door een welbewust beleid veroorzaakt. De meeste men-
sen vinden het aannemelijk om onpersponlijke krachten
als ,,de wereldrecessie” verantwoordelijk te stellen voor
de crisis. In een staatssocialistisch land is de centrale
overheid verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de
hele economic: de leiders van de staat moeten dan ook
de schuld van een crisis op zich nemen. Daardoor heeft
de crisis, die in het westen juist de neiging heeft behoudende elementen te versterken, in staatssocialistische landen
de legitimiteit van het regime ondermijnd en, naast de
economische crisis, ook een politieke crisis gecreeerd.
M. J. Ellman
B. Simatupang
1) Zycie Gospodarcze, no. 39,27 September 1981, biz. 3.
1055