(dat zijn aanspraken ontleend aan opgebouwde besparingen) te spreken.
Herstructurering van de AOW is onontkoombaar bij de huidige verwachtingen
omtrent de economische groei. Het buiten
beschouwing laten van de AOW bij politieke discussies over het terugbrengen van het
financieringstekort doet dan merkwaardig
aan. Of je nu door het financieringstekort
of door de AOW wordt gebeten, het doet
allebei AOUW.
J. M. M. Rit:en
AOUW
Het overdragen van kennis, macht en inkomen is zo oud als de mensaap. Het is
zelfs nog ouder, getuige de overdrachtspatronen in de dierenwereld. Er werd en
wordt overgedragen binnen en tussen generaties. Er is wel een ontwikkeling in het patroon van overdragen. Overdrachten vinden steeds meer via de collectiviteit plaats
en steeds minder rechtstreeks via individuen.
Overdrachten van inkomens tussen generaties — waar het hier verder over gaat
— komen voor in een bonte verscheidenheid. Alles wat leidt tot een vermindering
van inkomen bij de ene en een navenante
verhoging van het inkomen van een andere
generatie is een intergenerationele inkomensoverdracht: overerven in de particuliere sfeer of collectieve investeringen in
de collectieve sfeer. Laten we niet vergeten
dat we ons water-beschermingssysteem
goeddeels hebben geerfd. Zo hoort dat ook.
Ouders horen de wereld voor hun kinderen
beter achter te laten. De overheid hoort het
klimaat voor een toekomstige generatie te
verbeteren, als een wijze vader of moeder.
Zo’n opmerking luidt meestal een stellingname in over het milieu of de kruisraketten. De pretenties zijn hier wat bescheidener en beperken zich tot het financieringstekort en de AOW. Het financieringstekort en de financieringsthematiek van
de AOW hebben gemeen dat ze overhevelen van toekomstige naar huidige generaties: de ouders die hun kinderen belenen.
Voor klassieken en monetaristen is de huidige omvang van het financieringstekort in
dit licht een doodzonde. Voor de laatste
der keynesianen is er wel sprake van zonde,
maar die kan met een lichte penitentie nog
wat worden inverdiend, of via Schouten- of
Kuipersachtige scenario’s worden voorverdiend.
Met de ,,band wagon” van het crisisdenken komt ook de AOW in de focus. Hoe
sterk dit ..band wagon”-effect wel is, kan
gei’llustreerd worden met het Rapport van
de Staatscommissie bevolkingsvraagstuk
van 1977. Daarin werd het AOW-probleem uitvoerig gedocumenteerd en gesignaleerd 1). Consequenties werden daar
toen niet uit getrokken. De conclusies verdwenen onder het karpet van een 3%-groei
(tot het jaar 2000). Vijf jaar en een nieuwe
bevolkingsprognose verder zijn analyse en
beleidsaanbevelingen van de commissie,
die juist bedoeld waren voor de langere termijn, op dit essentiele punt volkomen achterhaald, de uitmuntende voorzitter ten
spijt. Wie gemiddeld tot het jaar 2000 veel
groei verwacht, heet nu een optimist en zo
ESB 20-10-1982
rijdt de wagon van de verwachtingen achter de wat droeve muziek van vandaag
mee.
De aard van de problematiek is bekend.
De verhouding tussen ouderen (65+) en de
actieve beroepsbevolking neemt geleidelijk
aan toe. In het jaar 2015 (het piekjaar in de
verhouding ouderen en actieve beroepsbevolking) is die verhouding 1,6 keer zo groot
als nu. Door de sterke relatieve groei van
de hoeveelheid overheidspersoneel zal deze
piek zich bij het ABP al eerder(rond 2005)
manifesteren 2). Bij een ongewijzigd nationaal inkomen betekent handhaving van
het huidige AOW-niveau dan een vergroting van de premie met een factor 1,6 of
zou — bij handhaving van het huidige premiepercentage — de uitkering tot minder
dan % dalen. De intergenerationele overdracht die daarmee gepaard gaat is gigantisch. Een manchetberekening leert als
volgt: degene die nu begint met werken en
40 jaar lang z’n AOW-premie betaalt. zou
bij een reele rente van 5% (resp. 0%) een
vermogen van zo’n f. 600.000 (resp.
f. 200.000) hebben gecumuleerd, waarvan
hij of zij bij een gemiddelde levensverwachting op 65-jarige leeftijd van 16,5 jaar aan
uitkering gecumuleerd zo’n f. 200.000
(f. 150.000) ontvangt (in niveaus van
1979). Daarbij is nog geen rekening gehouden met de premies van degenen die de
leeftijd van 65 jaar niet halen. Bij een omvang van een jaargroep van zeg 100.000
mensen betekent dit per jaargroep een netto overdracht van f. 40 (resp. 5) mrd., ofte
wel 13 (resp. 2)% van het netto nationale
inkomen.
De kern van het probleem zit in de financieringsstructuur van de AOW. Het is
een omslag- en niet een kapitaaldekkingsstelsel. Wijsheid achteraf is geen wijsheid.
maar toch: het was een kapitale blunder
om om te slaan. Een van de gevolgen was
een lagere particuliere spaarquote 3). Het
appeltje voor de dorst hoefde niet langer en
kon voortijdig worden verorberd of werd al
aan kinderen overgedragen. Een andere de
volkomen ontwrichting bij een niet-stationaire bevolkingsstructuur. Het wordt dan
een farce om van premie (die een verzekeringselement inhoudt) en van pensioen
Het is onjuist om de financieringsproblemen die zich zullen gaan voordoen te negeren. De problemen zijn immers alleen op te
lessen door ze te voorkomen, door tijdig te
reageren. Makkelijke oplossingen doen
zich daarbij niet voor. Het is altijd in de
politiek ondankbaar om moeilijke oplossingen uit te voeren, zeker als het effect
daarvan pas op langere termijn merkbaar
is. De politiek kent een hoge mate van sociaal ongeduld en lijkt zich daardoor vaak
gedwongen te voelen een hoge sociale disconteringsvoet toe te passen.
Het moeilijke van de oplossingen bestaat
in feite niet uit het concipieren van een
AOW-stelsel, al dan niet gei’ntegreerd in
pensioenvoorzieningen, dat gebaseerd is
op kapitaaldekking. Het is de invoeringsstrategie, met als ,,deadline” verwezenlijking tegen ongeveer het jaar 2000, die het
probleem vormt. Verlaging van uitkeringen ten gunste van een opbouw van kapitaaldekking moet — in mijn ogen — daarbij worden uitgesloten. Inkomensafhankelijkheid van AOW-uitkeringen (in samenhang met andere inkomensbronnen) zou
een straf betekenen op sparen (al dan niet
via een pensioenfonds) in het verleden en
kan ook naar de toekomst toe aanleiding
geven tot ongewenste omzetting van vermogen in consumptie (vlak) voor de AOWgerechtigde leeftijd. In de combinatie opbouw kapitaaldekkingsstelsel en inkomensafhankelijkheid van de AOW is zorgvuldige afweging dus op zijn plaats. De laatste
mogelijkheid lijkt de autonome opbouw
van een kapitaaldekkingsstelsel naast de
huidige voorziening. Ligt hier een mogelijke koppeling met investeringsloon?
1) J. M. M. Ritzen, Leeftijdsstructuurbevolking
en rijksoverheids- en sociale verzekeringsuitgaven 1995-2000, Sociaal en Cultured Planbureau,
1975. Uitgegeven als rapport no. 16 van de
Staatscommissie Bevolkingsvraagstuk, Bevolking en welzijn in Nederland, Staatsuitgeverij,
1979, biz. 105-107.
2) J. W. v. d. Dussen, Rede voor het Beroepsverband Katholieke Burgemeesters, 1 September,
1982.
3) Zie bijvorbeeld M. Feldstein en S. Seligman,
Pension funding, share prices and national saving, Journal of Finance, 1981, jg. 36 nr. 4, biz.
801-823.
1119