Ga direct naar de content

Zorgelijk tempo

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 20 1993

Zorgelijk tempo
In de loop van 1991 verzuchtte staatssecretaris Simons dat hij wel eens wanhopig werd van de traagheid waarmee veranderingen in onze maatschappij
gepaard gaan. In deze column wordt ingegaan op
twee problemen verbonden aan de stelselwijziging,
waarbij hij zelf debet is aan de traagheid, althans
mede-debet.
Allereerst het probleem van het stijgende integrale tarief van de loon- en inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over de eerste inkomensschijf. Naarmate meer voorzieningen uit de ziekenfondsverzekering en de particuliere verzekeringen
worden overgeheveld naar de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), stijgt ook het integrale
tarief over de eerste schijf. Er is sprake van een stijging van zeg 36% twee jaar geleden naar circa 45%
na voltooiing van de stelselherziening.
Nu heeft de regering de laatste jaren de belastingvrije voet enkele malen verhoogd, waardoor vooral
mensen die parttime werken en een bescheiden inkomen verdienen, vrijstelling kennen van de loonen inkomstenbelasting en geen premie volksverzekeringen hoeven te betalen. Dit betekent dat op termijn, wanneer de basisverzekering 95% van de zorg
dekt, een grote groep mensen (afgezien van him nominale premie) niets meer voor de zorg hoeft te betalen. De kosten zullen moeten worden opgebracht uit
hogere premies volksverzekeringen, waardoor het tarief over de eerste schijf makkelijk kan oplopen naar
50%!
Dit fiscale probleem is door de regering niet onderkend en is pas in de loop van 1991 onder de aandacht gebracht door VNO en CPZ. Bij de behandeling van het wetsvoorstel Tweede Fase Stelselwijziging is door ondergetekende op het probleem gewezen. Het probleem werd behandeld te midden van
vele andere punten van kritiek, op basis waarvan
een ‘time out’ werd gevraagd, voor herbezinning.
Dat was najaar 1991. Een adequate reactie is tot nog
toe echter uitgebleven. Binnenkort heeft de staatssecretaris twee jaar verloren laten gaan.
En de oplossing? De AWBZ uit het ge’integreerde
tarief halen, zou een duidelijke oplossing zijn, maar
administratief een ramp opleveren. Een andere oplossing is het probleem te reduceren door de basisverzekering veel kleiner dan 95% te houden en dus
een groter deel van de premie nominaal te laten betalen. Die oplossing is ook om andere redenen gewenst.
Een tweede probleem is minder bekend en misschien nog interessanter. Enkele jaren geleden is besloten om geen garanties meer te geven voor leningen aan zorginstellingen. Na het stopzetten van deze
garanties hebben de iristitutionele beleggers zich geheel uit de zorgsector teruggetrokken. De financiering werd overgenomen door het bankwezen. In januari 1992 zijn de revalidatiecentra voor hun bekostiging overgeheveld naar de AWBZ. Het gevolg is dat

ESB 19-5-1993

nu ook banken aan deze instellingen geen leningen meer willen verstrekken. Hetzelfde gevaar bedreigt
de ziekenhuizen indien het wetsvoorstel Verpleging en Verzorging,
dat in behandeling is bij de Tweede Kamer, wordt aangenomen.
Waarom? In een situatie van
contracteerplicht en automatisch
verrekende kapitaallasten is er
geen enkel risico verbonden aan
leningen die aan zorginstellingen
worden verstrekt. Voor de revalidatiecentra geldt deze situatie niet
meer, zodat zij door de banken als
elke andere onderneming worden
P.B. Boorsma
beoordeeld op rentabiliteit en solvabiliteit. Om dezelfde reden is op kredieten die
aan revalidatiecentra worden verstrekt, inmiddels
de 8%-solvabiliteitseis van de Nederlandsche
Bank van toepassing.
Wat de solvabiliteit betreft: de meeste revalidatiecentra (en andere zorginstellingen!) hebben een gering of negatief eigen vermogen. Wat de rentabiliteit
betreft: de bekostiging is door de opheffing van de
contracteerplicht en door de andere wijzigingen van
het stelsel niet langer gewaarborgd.
Dit hele probleem van de kapitaallasten en het
negatieve eigen vermogen is in 1989 voor het eerst
gesignaleerd. In die tijd werd gesteld dat er een probleem was, en dat dat probleem naderhand zou moeten worden uitgezocht. Het probleem is echter blijven liggen. Voordat het adequaat geregeld is, zullen
er weer twee jaar zijn verlopen, niet in de laatste
plaats door tekortschietende aandacht van de staatssecretaris.
Wat is de oplossing? Het geven van garanties
stuit natuurlijk op problemen bij Financien, waar op
de ‘debudgetteringsregel’ zal worden gewezen. Een
andere oplossing kan de oplossing zijn die is gezocht bij de woningbouwcorporaties in de vorm van
een waarborgfonds. Zo’n fonds kan als achtervang
van de zorginstellingen fungeren en zou garanties
kunnen verstrekken. Dit zal de bereidheid bij banken om leningen te verstrekken sterk vergroten,
omdat de solvabiliteitseis van DNB dan wellicht
weer tot 0% zal dalen. Maar de banken zijn gewaarschuwd: vanaf dat moment raken ook de institutionele beleggers weer gei’nteresseerd.

Auteur