Ga direct naar de content

Zo brengen we de Europese defensiesector op orde

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 17 2025

Met de oorlog in Oekraïne en de terugtrekkende beweging van Amerika onder Trump 2, moeten Europese defensiecapaciteiten snel opgeschaald worden. Hoe krijgen we de meeste ‘bang’ voor onze ‘euro-buck’?

In het kort

  • De gefragmenteerde defensiesector in Europa kent lage volumes, hoge kosten, en beperkte interoperabiliteit van systemen.
  • Er is behoefte aan actief marktbeleid, gezamenlijke inkoop en vergoedingen voor het aanhouden van voorraden en capaciteit.
  • Maak het financieren van defensiebedrijven makkelijker en ­stimuleer innovatie van het midden- en kleinbedrijf.

Sinds de grootschalige aanval van Rusland op Oekraïne van februari 2022 staat de verdediging van Europa weer volop in de schijnwerpers (Sweijs en Michaels, 2024). De recente toenadering van de Verenigde Staten onder president Trump richting Rusland dwingt Europa om zelf voor zijn eigen veiligheid te gaan zorgen, nu er twijfel bestaat over de Amerikaanse veiligheidsgaranties voor Europa. Niet alleen de Baltische staten, Finland en Polen, maar ook West-Europese landen nemen de dreiging van een verdere uitbreiding van de oorlog uiterst serieus.

Decennia van besparingen hebben de Europese defensiecapaciteiten echter gefnuikt. Als een gevolg hiervan schiet Europese slagkracht op heel veel gebieden ernstig tekort terwijl de afhankelijkheid van de VS groot is. Het gaat hier niet alleen om de Amerikaanse nucleaire paraplu en de ruim 84.000 Amerikaanse soldaten en duizenden wapensystemen die gestationeerd zijn in Europa (Carlough et al., 2025), maar bijvoorbeeld ook om command & control en digitale infrastructuur, satellietcapaciteiten en inlichtingen, geïntegreerde lucht- en raketafweersystemen, vijfdegeneratie-jachtvliegtuigen en deep strike-capaciteiten. Europese krijgsmachten kennen daarnaast een lage militaire paraatheid terwijl ze grote personele tekorten kennen (Europese Commissie, 2025a). Europa heeft ook tekorten aan munitievoorraden en snel opschaalbare productiecapaciteit.

Europese landen investeren nu massaal in de wederopbouw en modernisering van hun krijgsmachten, en werken hard aan het verstevigen van de aan defensie en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis. In maart kondigde de Europese Commissie (2025a) bovendien het ReArm Europe Plan aan, inmiddels omgedoopt tot Readiness 2030, waarbij ze 800 miljard euro vrijspeelt voor defensie. Daarnaast werd er een White paper for European defence gepubliceerd die de ambities en plannen nader specificeert (Europese Commissie, 2025b).

Het opschalen van de Europese defensiecapaciteiten kent echter een aantal structurele obstakels. De defensiemarkten van Europese landen zijn allereerst hoofdzakelijk nationaal georiënteerd, waardoor er een enorme fragmentatie van productie en standaarden is ontstaan. Ook hebben bedrijven meer langetermijnperspectief nodig, is de defensiemarkt moeilijk toegankelijk voor het midden- en kleinbedrijf (mkb), en verloopt de toegang tot financiering voor defensiebedrijven niet altijd soepel. Dit alles maakt Europa buitengewoon kwetsbaar in een oorlog tegen Rusland zonder Amerikaanse steun.

In dit artikel gaan wij nader in op de belemmeringen en obstakels op de Europese defensiemarkt en schetsen wij een set aan oplossingsrichtingen. Het aanpakken van die problemen vergroot niet alleen de Europese weerbaarheid, maar zorgt er ook voor dat Europese landen bij de besteding van de honderden miljarden euro’s meer ‘bang’ voor hun ‘euro-buck’ krijgen.

Structurele onderinvesteringen

De Europese defensiemachten komen uit een geopolitieke sluimer die ruim drie decennia heeft geduurd. Tijdens de periode van de Koude Oorlog schommelde het defensiebudget in Nederland rond de drie procent van het bruto binnenlands product (bbp). Na de val van de Berlijnse muur nam dit snel af naar rond de anderhalf procent, met als dieptepunt 2014, toen er slechts 1,09 procent van het bbp aan defensie werd uitgegeven (CBS, 2019). In datzelfde jaar haalden maar drie van de 31 NAVO-landen de gestelde norm van twee procent van het bbp (NAVO, 2024).

De laatste jaren stijgen de defensie-uitgaven weer (figuur 1). Afgelopen jaar kwam Nederland voor de eerste keer in ruim dertig jaar weer boven de twee procent uit. Zo stegen de uitgaven aan defensie van 11 miljard euro in 2021 naar 21 miljard in 2024. Tegelijkertijd bedroegen de defensiebudgetten in de EU-lidstaten in 2024 met 362 miljard dollar nog altijd maar ruwweg een derde van het defensiebudget in de Verenigde Staten, dat dat jaar 967 miljard dollar bedroeg (NAVO, 2024). Europa loopt ook nog behoorlijk achter op de VS wat betreft de R&D-uitgaven in de defensiesector. De EU en individuele EU-landen gaven hier in 2022 ongeveer tien miljard euro aan uit (Europees Defensieagentschap, 2023a), een groot contrast met het Amerikaanse bedrag van 140 miljard dollar (Draghi, 2024).

Door het ReArm Europe/Readiness 2030 Plan, en verdere druk vanuit de regering-Trump, zullen de uitgaven zeer waarschijnlijk verder omhooggaan. Als de uitgaven stijgen van twee naar ruim drie procent van het bbp, zoals Rutte eind vorig jaar suggereerde, zou dat voor Nederland gaan om een slordige 35 miljard euro.

Om zich effectief tegen Rusland te kunnen verdedigen, zal Europa jaarlijks maar liefst 250 miljard euro extra moeten uitgeven, zo schatten Burilkov en Wolff (2025). Deze gelden zijn nodig om bestaande eenheden te bemensen en verder uit te breiden, grootschalig militair materiaal aan te schaffen, en opnieuw een ecosysteem te creëren van bedrijven, laboratoria en daadwerkelijke fabrieken die zich specialiseren in defensie. Dat vereist aanvankelijk grote investeringen omdat bedrijven die in defensie actief waren, zich sinds het einde van de Koude Oorlog vaak zijn gaan specialiseren in andere activiteiten.

Het ReArm Europe/Readiness 2030 Plan voorziet in de versoepeling van de begrotingsregels van het Groei- en Stabiliteitspact voor defensie-uitgaven (650 miljard). De lidstaten zelf wordt een ‘ontsnappingsclausule’ geboden die hogere staatschulden mogelijk maakt voor een periode van vier jaar, mits het geld naar defensiegoederen gaat. Daarnaast gaat de Commissie zelf de internationale kapitaalmarkt op om gemeenschappelijk geld te lenen – via Eurobonds waar lidstaten vervolgens aanspraak op kunnen maken. De Whitepaper for European Defence stelt ook voor om het bestaande Europese Cohesiefonds – dat normaal fondsen beschikbaar stelt voor ‘armere’ EU-lidstaten – te gebruiken voor defensiedoeleinden. Tot slot is er een rol weggelegd voor de Europese Investeringsbank (EIB), die haar investeringen zal verdubbelen naar twee miljard, en voor private financiering, waarbij de Commissie actief aan de slag gaat om ervoor te zorgen dat banken, investeringsfondsen en pensioenverzekeraars de zelfopgelegde restricties op investeringen in de defensiesector afschaffen.

Fragmentatie van vraag en aanbod

Een van de grootste obstakels voor de Europese defensie-industrie is marktfragmentatie. In tegenstelling tot de VS, waar er in eerste instantie slechts één afnemer is, is de EU-defensiemarkt verdeeld over 27 lidstaten, elk met een eigen inkoopbeleid, regelgeving en voorkeuren. Slechts 18 procent van de inkopen door EU-lidstaten wordt gezamenlijk gedaan, ondanks de doelstelling van 35 procent aan gezamenlijke inkopen, zoals gesteld door het Europees Defensie­agentschap (Europese Commissie, 2024b).

De defensiemarkten in Europa zijn hoofdzakelijk nationaal georiënteerd. In veel landen is het gebruikelijk dat de defensiecontracten gegund worden aan binnenlandse partijen, voornamelijk vanuit politieke, economische en aan de werkgelegenheid gerelateerde overwegingen (Fiott, 2018). Deze partijen gaan doorgaans tijdrovende ontwikkelings- en productietrajecten in om zowel de vraag vanuit de overheid vorm te geven als de uitwerking ervan te specificeren. Er is dus geenszins sprake van een Europese markt, maar eerder van een verzameling nationale monopsonieën.

De huidige vormgeving van de defensiemarkten in Europa leidt tot een aantal problemen. Ten eerste hebben de uiteenlopende typen defensiematerieel in Europa gevolgen op het slagveld. Veel landen hebben hun eigen typen gevechtstanks, gemechaniseerde houwitsers en fregatten (tabel 1), die elk hun eigen onderhouds- en bevoorradingsketens nodig hebben. Dat is desastreus in een uitputtingsoorlog zoals die plaatsvindt op de strijdvelden in Oekraïne: het verhoogt de materieelkosten en bemoeilijkt onderhoud en reparatie, hetgeen het voortzettingsvermogen ernstig beperkt.

Ten tweede leidt de fragmentatie tot inefficiëntie en ineffectiviteit van defensieonderzoek. Meerdere landen ontwikkelen vergelijkbare technologieën parallel aan elkaar in plaats van samen te werken. Zo zijn er in Europa verscheidene geavanceerde droneprogramma’s, zoals, de dure en vertraagde Eurodrone (Duitsland–Frankrijk–Italië–Spanje) en de uiteindelijk gecancelde EADS Talarion (Duitsland–Frankrijk–Spanje). Ondanks – of misschien wel dankzij – al deze verschillende projecten kopen diverse Europese defensiemachten nog steeds drones van buiten Europa, zoals uit de Verenigde Staten en Israël.

Ten derde voorkomt de fragmentatie dat bedrijven gebruik kunnen maken van de economische voordelen van productie op schaal, waarbij kosten per geproduceerde eenheid lager komen te liggen. De VS hebben in de jaren negentig de eigen productie van geavanceerd materiaal geconsolideerd van 51 naar 5 grote defensiebedrijven (Draghi, 2024). Dit heeft de VS in staat gesteld om op grote schaal gestandaardiseerde producten te produceren, en zo de kosten te verlagen (Hensel, 2010). Aan Europese zijde is het landschap een stuk meer geschakeerd. Wantrouwen tussen EU-lidstaten heeft in het verleden de consolidatie van de Europese defensie-industrie verhinderd. Zo werd een voorgestelde fusie tussen BAE Systems en EADS (nu Airbus) door Duitsland en Frankrijk geblokkeerd omdat ze bang waren dat het Britse BAE Systems te veel invloed zou krijgen in deze nieuwe samenwerking (Barbaroux en ­Laperche, 2013).

Het probleem van de fragmentatie is dat er voor de ontwikkeling van geavanceerde wapensystemen meerdere miljarden aan ontwikkelingskosten nodig zijn. Die miljarden komen alleen maar beschikbaar als er daarna op voldoende schaal kan worden geproduceerd. De fragmentatie in Europa beperkt deze mogelijkheid en kan er toe leiden dat deze wapensystemen niet worden ontwikkeld.

Zelfs wanneer EU-landen met elkaar samenwerkten, ging dat niet altijd even soepel. Door het gebrek aan coördinatie en botsende belangen kwam het geregeld voor dat deelnemende landen het niet eens konden worden over de uitvoering van het project. Van de Frans-Duitse ‘Tiger’-gevechtshelikopter werden bijvoorbeeld twee verschillende versies ontwikkeld, omdat de Duitsers en de Fransen beide andere doelen voor ogen hadden. Dit leidde tot hogere kosten en complexe logistieke ketens.

Om consolidatie van de sector te bevorderen, zullen krijgsmachten minder specifieke eisen aan wapensystemen moeten stellen. De Nederlandse landmacht geeft het goede voorbeeld hierin door 46 Leopard 2A8-gevechtstanks te bestellen volgens dezelfde specificaties die Duitsland stelt. Het aggregeren van vraag tussen lidstaten is een van de manieren om schaalvoordelen voor defensieproducenten te verwezenlijken. Een ander succesvol voorbeeld hiervan is de Airbus A330 MRTT. Dit brandstofvliegtuig werd in 2016 besteld door Nederland en Luxemburg. Later volgden Duitsland, België en Tsjechië, en ook Noorwegen. De vloot van negen toestellen opereert vanuit Nederland en Duitsland (Europees Defensieagentschap, 2023b).

Een andere, bijkomende optie is om de inkooporder centraal uit te vaardigen, bijvoorbeeld door de Europese Commissie. Op 13 maart suggereerde Ursula von der Leyen dat de Europese Commissie deze taak op zich zou kunnen nemen (Foy en Tamma, 2025). Om dit te verwezenlijken zou bijvoorbeeld het Europees Defensiefonds gebruikt kunnen worden (Europese Commissie, 2025c).

Aan de aanbodzijde zouden Europese landen zich in onderlinge afstemming kunnen specialiseren in de productie van bepaalde typen defensiematerieel waarin ze al sterk zijn. Zo is de Duitse Leopard 2-tank ook buiten Europa populair, worden Franse gevechtsvliegtuigen (Dassault Rafale) in vier defensiemachten buiten Europa gebruikt, en vinden ook de Italiaans-Franse Aster-luchtdoelraketten gretig aftrek in de rest van de wereld. Ook kleinere landen zouden hier een deel van de werkgelegenheid en industriële spill-overs kunnen verzilveren. Voor Nederland zou dit bijvoorbeeld kunnen zijn in de maritieme sector, de ruimte- en luchtvaartindustrie of op het gebied van laser- en radartechnologie.

Voor het behoud van bestaande productiecapaciteit van landen die bij die specialisatie buiten de boot vallen, kan er gedacht worden aan licentiebouw. In zo’n model kunnen producten van bedrijven uit andere landen bijvoorbeeld in Nederland geproduceerd worden, waarbij banen en productielocaties behouden kunnen blijven. Een voorbeeld hiervan is de pantservoertuigproductie van het Duitse bedrijf Rheinmetall, die ook in Ede plaatsvindt.

Beperkt langetermijnperspectief producenten

Aan ander obstakel is dat zwalkend overheidsbeleid de investeringen en adequate opschaling van productie in de weg kunnen zitten (Galema et al., 2025). De uitgaven aan defensie schommelen over de jaren heen, zowel omdat overheidsuitgaven conjunctuurgevoelig zijn als omdat defensiebudgetten elke kabinetsperiode opnieuw worden vastgesteld. Hoewel het logisch is dat opeenvolgende kabinetten hun eigen financiële prioriteiten willen stellen, heeft dit impact op de continuïteit in de defensie-industrie. De doorlooptijden van ontwikkelings- en productieprocessen kunnen gemakkelijk tien jaar beslaan. Om te investeren hebben producenten dus zekerheid nodig dat er op langere termijn perspectief is op structurele afname.

Bedrijven hebben bovendien een prikkel nodig om in vredestijd al voorraden en productiecapaciteit aan te houden die nodig zijn in geval van oorlog (Kooi, 2025). In een oorlogssituatie moet er in de eerste uren, dagen en weken van de oorlog snel gereageerd kunnen worden. Daar zijn permanente voorraden en snelle opschaalcapaciteit voor nodig. Het aanhouden van grote voorraden of productiecapaciteit kost echter geld, en kan gezien worden als ‘verspilling’: het just in time-principe, waarbij er zo min mogelijk voorraden aangehouden worden, is vaak goedkoper. Aangehouden voorraden moeten bovendien met enige regelmaat worden vervangen, wat kan leiden tot kapitaalvernietiging. Dat maakt dat er voor defensiebedrijven geen prikkel is om ongebruikte voorraden en productiecapaciteit aan te houden, al kunnen die in momenten van nood het verschil maken tussen leven of dood. Er is hier dus sprake van een collectief-actieprobleem, waarbij de individuele producent zijn financiële situatie optimaliseert, waardoor op collectief niveau het verdedigen van de nationale veiligheid in het geding komt.

Om bedrijven te prikkelen om voorraden of productiecapaciteit aan te houden, zou de overheid kunnen werken met een vaste vergoeding aan defensiebedrijven als compensatie voor de meerkosten van de aanleg van voorraden en extra productiecapaciteit. Zo’n capaciteitsmechanisme kan helpen om sneller op te schalen in tijden van nood. Het gebruiken van capaciteitsmechanismes gebeurt al in de energiewereld. Energiecentrales die op afroep elektriciteit kunnen produceren, krijgen dan een standaardvergoeding om de kosten van niet-gebruik te compenseren. Zo’n vergoeding hoeft niet alleen nationaal te gebeuren. Zoals ook in de Whitepaper van de Europese Commissie wordt voorgesteld, kunnen landen in samenwerking strategische voorraden aanleggen van defensieproducten, componenten en grondstoffen.

Onbenut potentieel midden- en kleinbedrijf

Er lijkt veel innovatiepotentieel bij het midden- en kleinbedrijf in Europa. Een recent voorbeeld is het Nederlandse dronespotterbedrijf Robin Radar Systems. Aanvankelijk specialiseerde het bedrijf zich in radars om vogels rondom vliegvelden en windmolens te spotten. Uiteindelijk bleek er een effectieve toepassing in de defensiesector mogelijk: de radar kon ook uitstekend vijandige drones spotten.

Toch zien veel innovatieve mkb’ers zichzelf niet meteen als potentieel defensiebedrijf. Door de gesloten en nationaal georiënteerde aard van de defensiemarkt zijn er hoge toetredingsdrempels, waardoor kruisbestuiving tussen civiele en defensiebedrijven onvoldoende plaatsvindt. Veel innovatieve bedrijven werken buiten de defensie-industrie.

Ook zijn de aanlooptijden van defensieverwervingstrajecten in de regel lang en de bureaucratische procedures uitgebreid, wat met name voor het mkb financiële barrières opwerpt. Maar liefst 44 procent van het mkb in de defensiesector geeft aan moeite te hebben met het vinden van financiering (Europese Commissie, 2025b). De financieringskloof voor defensiebedrijven in het mkb wordt geschat op vier miljard euro, uitgesplitst naar een equity finance-deel van twee miljard euro en een debt finance-deel van twee miljard (Europese Commissie, 2024a).

De Europese Commissie (2025b) probeert de mkb-financiering te versoepelen door de giften van het Europese Defensiefonds te verbinden aan deelname van het mkb uit andere lidstaten, en door bonussen uit te delen op basis van betrokkenheid van het mkb bij projecten.

Restricties op investeringen in defensiesector

Maar ook in een bredere context vormt financiering een belangrijke belemmering voor defensiebedrijven. Naast ontoereikende directe financiering van de overheid zijn ook institutionele investeerders en banken soms huiverig om kredieten te verstrekken. Veel institutionele investeerders hebben zelfs defensie-investeringen uitgesloten vanwege hun Environmental, Social and Governance-standaarden. Zo gaf verzekeraar a.s.r. Nederland bijvoorbeeld in 2018 aan om niet te beleggen in de defensie-industrie, omdat ze dit niet beschouwde als een duurzame sector (a.s.r., 2018).

Ook sommige commerciële banken sloten defensie-investeringen uit in het kader van hun ESG-beleid. In 2021 nog gaf de CEO van het Duitse defensiebedrijf Rheinmetall aan dat de Duitse banken BayernLB en LBBW hadden besloten om daarom geen zaken meer met het bedrijf. Banken waren ook huiverig om met defensie-gerelateerde bedrijven in zee te gaan vanwege de mogelijke compliance-risico’s die ze liepen (Reuters, 2024).

Meer recentelijk lijkt deze trend zich te keren. Investeerders lijken meer open staan om te investeren in de defensie-industrie, al blijft dit een langzaam proces. Zo nam pensioenfonds ABP een aandeel in het Nederlandse dronedetectiebedrijf Robin Radar Systems (ABP, 2025). Ook gaf eerdergenoemde verzekeraar a.s.r. Nederland eind 2024 aan dat het voor bepaalde defensie-investeringen een uitzondering wilde gaan maken (a.s.r., 2024). En eind maart gaf Ronald Wuijster, CEO van pensioenuitvoerder APG (die ruim 600 miljard euro aan pensioenen beheert), aan dat ze van plan waren meer in de Europese defensie-industrie te gaan investeren (NRC, 2025).

Toch ontbreekt het nog aan een duidelijk regelgevingskader voor defensie-investeringen vanuit de private sector. Investeringen in defensiebedrijven kunnen aantrekkelijker gemaakt worden voor institutionele en private investeerders door onzekerheid over compliancerisico’s weg te nemen. Een mogelijke optie is om in de bestaande ESG-vereisten ruimte vrij te maken voor ‘veiligheid’ als belangrijk maatschappelijk doel (Vijselaar, 2025). Dit zal het signaal afgeven naar kapitaalverstrekkers dat deze investeringen ‘veilig’ en gewenst zijn. De Europese Commissie (2025b) heeft aangegeven dat ze de rol van defensie-investeringen en de duurzaamheidsregels wil verduidelijken.

Tot slot

Europa’s geopolitieke vakantie is nu echt voorbij. De initiatieven die momenteel in Brussel en Den Haag gelanceerd worden, zijn een goede eerste aanzet, maar staan of vallen met de mate waarin Europa erin slaagt defensierelevante productie te coördineren, stimuleren en garanderen. De keuzes die nu gemaakt worden, zullen bepalen of Europa in staat zal zijn binnen drie tot vijf jaar zichzelf te verdedigen tegenover Rusland. Mocht Europa er niet in slagen de eigen defensiesector succesvol op te schalen, dan vergroot dat de kans op een directe betrokkenheid bij een grootschalige conventionele oorlog. Tijd om aan de slag te gaan.

Getty Images

Literatuur

ABP (2025) ABP financiert verdere groei van Nederlandse dronespotter. ABP Persbericht, 30 januari.

a.s.r. (2018) Verantwoord beleggingsbeleid. A.s.r. Bericht. Te vinden op asrvermogensbeheer.nl.

a.s.r. (2024) a.s.r. creëert uitzonderingsmogelijkheid om in Nederlandse defensie-industrie te kunnen investeren. A.s.r. Persbericht, 9 december. Te vinden op www.asrnederland.nl.

Barbaroux, P. en B. Laperche (2013) The failed birth of a giant: Lessons learned from the collapse of the EADS / BAE systems merger. Journal of Innovation Economics & Management, 12(2), 103–125.

Burilkov, A. en G.B. Wolff (2025) Defending Europe without the US: First estimates of what is needed. Analyse op www.bruegel.org, 21 februari.

Carlough, M., B. Harris en A. McGowan (2025) Where are U.S. forces deployed in Europe? Council on Foreign Relations Publicatie, 27 februari. Te vinden op www.cfr.org.

CBS (2019) Defensie-uitgaven 1,2 procent van bbp in 2018. CBS Statistiek, 5 september.

Draghi, M. (2024) The future of European competitiveness. Part B: In-depth analysis and recommendations. Rapport Europese Commissie, september.

Europees Defensieagentschap (2023a) Defence data 2022: Key findings and analysis. European Defence Agency. Te vinden op eda.europa.eu.

Europees Defensieagentschap (2023b) EDA-initiated multinational fleet of tanker transport now deployable worldwide. European Defence Agency. Te vinden op eda.europa.eu.

Europese Commissie (2024a) Study results: Access to equity financing for European defence SMEs. European Commission Nieuwsbericht, 11 januari.

Europese Commissie (2024b) A new European defence industrial strategy: Achieving EU readiness through a responsive and resilient European defence industry. European Commission, JOIN/2024/10 final, 2024. Te vinden op eur-lex.europa.eu.

Europese Commissie (2025a) Acting on defence to protect Europeans. European Commission Bericht. Te vinden op commission.europa.eu.

Europese Commissie (2025b) Commission unveils the White paper for European defence and the ReArm Europe Plan/Readiness 2030. European Commission Persbericht, 19 mei. Te vinden op ec.europa.eu.

Europese Commissie (2025c) European Defence Fund: Over €1 billion to drive next-generation defence technologies and innovation. European Commission Nieuwsbericht, 30 januari. Te vinden op defence-industry-space.ec.europa.eu.

Fiott, D. (2018) Strategic autonomy: Towards ‘European sovereignty’ in defence? European Union Institute for Security Studies. Te vinden op www.iss.europa.eu.

Foy, H. en P. Tamma (2025) Brussels proposes collective arms purchases for EU member states. Financial Times, 13 maart.

Galema, R., A. Plantinga en B. Scholtens (2025) Hogere defensie-uitgaven leiden niet per se tot grotere productiecapaciteit. ESB, 110(4844), 162–163.

Hensel, N. (2010) Can industry consolidation lead to greater efficiencies? Evidence from the U.S. defense industry. Business Economics, 45(3), 187–203.

Kooi, O. (2025) Overheid moet voortouw nemen bij organiseren weerbaarheid. ESB, 110(4844), 151–153.

NAVO (2024) Defence expenditure of NATO countries (2014–2024). NATO Persbericht, 12 juni.

NRC (2025) Nederlandse pensioenfondsen kunnen komende jaren met meer risico investeren, onder andere in defensie-industrie. NRC, 30 maart.

Reuters (2024) Europe’s small arms companies struggle for cash despite military spending boom. Reuters Bericht, 31 oktober.

Sweijs, T. en J.H. Michaels (red.) (2024) Beyond Ukraine: Debating the future of war. Londen: Hurst Publishers.

Vijselaar, F. (2025) Welvaart vraagt ook om weerbaarheid. ESB, 110(4841), 39.

Auteurs

  • Tim Sweijs

    Directeur onderzoek bij het Haags Centrum voor Strategische Studies (HCSS)

  • Ron Stoop

    Strategisch analist bij het HCSS

Plaats een reactie