Ga direct naar de content

Zelfrijzend bakmeel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 15 2001

Zelfrijzend bakmeel
Aute ur(s ):
Stuiveling, S.J. (auteur)
President van de Algemene Reken-kamer.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4315, pagina 507, 15 juni 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Geld, beleid, mensen en tijd: zie hier de vier dimensies die telkens kloppend gemaakt moeten worden. Aan geld hebben we de laatste
twintig jaar veel aandacht gegeven. Er is bezuinigd, de boekhouding is op orde gebracht, de staatsschuld wordt gesaneerd. De bel voor
de volgende ronde luidt: beleid.
De begroting voor 2002 zal de eerste zijn die aan de regels van VBTB moet voldoen: van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording. De
begrotingen moeten ontworpen zijn langs de antwoorden op drie vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat
mag dat kosten? Die antwoorden moeten uiteraard kloppen met elkaar. En daar zal de schoen regelmatig blijken te wringen.
Beleid en de implementatie daarvan zijn op tal van terreinen niet met elkaar in overeenstemming. Dat is zo in de gezondheidszorg, het
onderwijs, in gevangenissen, bij politie en bij de rampenbestrijding. De werkelijkheid is dat iedereen zijn uiterste best doet, roeit met de
riemen die hij heeft en zelf die prioriteiten oppakt die hij aankan onder het motto “Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals
het kan”.
De sanering van de financiële overschrijdingen en disciplinering van de boekhouding hebben niet geleid tot sanering en disciplinering
van beleid. Integendeel. Tot laat in de jaren negentig heeft de beleidscultuur vanuit de jaren zeventig als zelfrijzend bakmeel geleid tot
overproductie van beleid, die zoals het hoorde ook nog eens in evenzovele regels is vastgelegd.
Vooral dat laatste werd als beklemmend ervaren en heeft geleid tot de mdw-operatie. Menig kabinet, inclusief het huidige, heeft deze
operatie ondersteund. Om de beleidsberg de baas te blijven is veel beleid gedecentraliseerd – maar het is de vraag of daarmee niet 537 te
grote bergjes bij de gemeentes zijn gecreëerd, waarbij het slechts een kwestie van tijd is voor de structurele consequenties duidelijk
worden.
Beleid zonder de bijbehorende mensen, geld en tijd voor een goede uitvoering leidt in alle stadia van de uitvoering tot fricties. Zo ook in
het stadium handhaving. Jaren hebben we onszelf tevreden gesteld met de poldermodeloplossing ‘gedogen’. De grenzen van die
oplossing lijken in zicht. Het is onmogelijk gebleken alles te handhaven. De kloof tussen de regels en de praktijk is daarvoor te groot
gebleken.
Illustratief daarvoor zijn de uitkomsten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar het vergunningenbeleid van het rijk 1. Er
bleken in totaal 544 rijksvergunningstelsels te zijn, gebaseerd op 112 wetten. In onze steekproef van honderd vergunningstelsels zaten
106.714 vergunningen die in 1994 van kracht waren. In dat jaar waren daarvan 60.000 beschikkingen uitgegeven. Het gaat dan om
uiteenlopende zaken zoals vergunningen voor het werken met genetisch gemodificeerde organismen, jachtvergunningen, toestemmingen
voor luchtvaartvertoningen en ontheffingen voor de verwerking van asbest. Voor 71 procent gold dat er geen richtlijnen waren hoe een
vergunningaanvraag te beoordelen, bij 35 procent vond geen tot zeer beperkte controle van de aanvraag plaats, bij 57 procent bestonden
er geen beleidsregels voor de toekenning, 6 procent werd helemaal niet gehandhaafd en voor 26 procent gold een gedoogbeleid. De
discussie over handhaving en gedogen is opnieuw actueel. Het zou een gemiste kans zijn als de discussie zich zou beperken tot beter
handhaven en meer mensen ervoor. In sommige gevallen zal het nodig zijn. Die vaststelling zou echter de uitkomst van een integrale
discussie moeten zijn. Handhaven zit achteraan in de beleidscyclus. Daarom is het van de mensen die daarin werken teveel gevraagd om
vanuit hun schijnbare tekortschieten de vraag naar nut en noodzaak van het beleid zelf aan de orde te stellen.
Het zou wellicht een goed idee zijn als de gemeenten voor zichzelf eens in beeld brachten hoeveel vergunningstelsels zij elk hebben en
hoe het met de aanvrageprocedure, beoordeling, controle en handhaving is gesteld. Zonder overzicht kan geen inzicht bestaan in waar
de uitvoering verbeterd kan worden, wat daarvoor nodig is en hoe eventueel door beleid te schrappen, te bundelen en te prioriteren de
capaciteit daar ingezet kan worden waar dat de voorkeur verdient. Door de extra aandacht die nu naar bepaalde vergunningen uitgaat,
lopen we het risico dat de handhaving daarvan, hoe terecht ook, prioriteit gaat krijgen zonder dat er overzicht bestaat over het geheel aan
te handhaven regels.
Bij mij is het beeld blijven hangen van de analyse van de oorzaak van de ramp van de Harold of Free Enterprise. Er waren tal van
veiligheidsvoorschriften die nageleefd moesten worden bij het afmeren, lossen, laden en afvaren van de veerboot. Maar er was ook een
commercieel geïnspireerde kadetijd: kort. Te kort voor het naleven van alle op zichzelf begrijpelijke veiligheidsvoorschriften. De selectie
van wat wel of niet werd uitgevoerd werd op de werkvloer gemaakt – maar daar hoort die selectie niet thuis.

Mensen moeten niet met onmogelijke opdrachten worden opgescheept. Ik vrees dat we er veel van hebben. We zullen er de handen aan
vol hebben daar verstandige én uitvoerbare keuzes in te maken

1 Vergunningen, 29 maart 1996, Tweede Kamer, nr. 24 656, nrs 1-2.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur