Ga direct naar de content

Zakelijke diensten, een complementaire sector

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 27 1983

Zakelijke diensten,
een complementaire sector
PROF. DR. J.G. LAMBOOY* – N. TAXES**

De zakelijke dienstverlening staat momenteel in het middelpunt van de belangstelling. Naast de
aandacht voor een heropleving van de Nederlandse Industrie, is er nu ook meer oog gekomen
voor de sector van de zakelijke dienstverlening die van oudsher in de Nederlandse economie een
vooraanstaande positie inneemt. In dit artikel worden enkele belangrijke aspecten van de
zakelijke-dienstensector belicht. Aan de orde komen het belang van deze sector voor de
werkgelegenheid, het nationaal produkt en de export. Voorts gaan de auteurs in op de
ruimtelijke concentratie en de complementariteit tussen de zakelijke-diensten- en de industriele
sector. Zij wijzen er op dat een sterk ontwikkelde dienstensector in bepaalde regie’s tevens
nieuwe industriele activiteiten kan aantrekken, waardoor impulsen voor nieuwe groei ontstaan.

Inleiding
Na de grote aandacht voor de studie Plaats en toekomst van
de Nederlandse Industrie van de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid wordt de noodzaak om de industriele ontwikkeling in ons land te stimuleren algemeen aanvaard. Het is
interessant om te constateren dat in de rapporten van de Commissie-Wagner wordt gewerkt met de gedachte dat de industriele
heropleving samenhangt met de ontwikkeling van niet-industriele sectoren. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de relaties tussen industriele en vervoers- en agrarische activiteiten,
die vanouds in Nederland sterk zijn ontwikkeld. De industriele
vernieuwing zal naar onze mening inderdaad moeten samengaan
met vernieuwingen in de agrarische en tertiaire sectoren 1). Dat
is niet alleen van belang voor de nationale ontwikkeling, maar
ook voor de economische groei van bepaalde regie’s.
De samenhang tussen sectoren als relevant groeikenmerk
wordt reeds lang in de regionale economie benadrukt, o.a. door
Klaassen 2) en Chardonnet 3). Er bestaan ,,regionale clusters”
van met elkaar verbonden economische activiteiten. In Nederland zijn daarvan het Westland en Schiphol goede voorbeelden.
In het eerste gebied zijn rondom de tuinbouw talrijke dienstverlenende activiteiten en zelfs een computerindustrie ontwikkeld.
Schiphols vervoersactiviteiten trokken vele andere dienstverlenende activiteiten aan. Deze complementariteit tussen sectoren
wordt in veel discussies betreffende de re-industrialisatie verwaarloosd. Toch is er gelukkig steeds meer erkenning voor de
complementaire relatie tussen Industrie en diensten als aanknopingspunt voor het empirisch onderzoek en het beleid. Naar
onze mening komt dit aspect vooral bij de zakelijke dienstverlening (ZD), waaronder bij voorbeeld accountantskantoren, advocatenkantoren, uitzendbureaus, reclamebureaus en computerservicebureaus, sterk tot uitdrukking, zodat het zowel voor de
sectorale als voor de regionale ontwikkelingen van belang is om
meer te weten te komen over deze groep van activiteiten.
Er zijn helaas nog weinig uitgewerkte statistische gegevens
voorhanden, een reflectie van de – in de tijd gezien – achterlopende ontwikkeling van de zakelijke dienstverlening vergeleken
met de ,,oude” bedrijfstakken, zoals landbouw en industrie,
waarover zeer veel statistisch materiaal aanwezig is.
In dit artikel willen wij eerst ingaan op een aantal ontwikkelingen in de zakelijke dienstverlening, om daarna terug te komen
op de complementariteit met de industriele ontwikkeling. Het
accent van onze studie ligt vooral op de ontwikkeling van de ZD
676

en de veranderingen in het ruimtelijk patroon, waarbij de nadruk wordt gelegd op de positie van de steden.
De bijdrage van de zakelijke dienstverlening aan de werkgelegenheid
De ZD wordt in de statistiek eigenlijk als een restgroep beschouwd. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat er een
grote diversiteit binnen deze sector bestaat en dat de groei van de
werkgelegenheid aanzienlijk is geweest. Regelmatig ontstonden
nieuwe typen bedrijvigheid, zoals recent de computerservicebureaus. In de schaarse literatuur is nog geen duidelijke discussie
geweest over de definitie. Wij sluiten aan bij de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) en definieren de zakelijke dienstverlening als
volgt 4):
,,Het deel van de tertiaire sector dat zich bezig houdt met het
leveren van diensten aan andere bedrijven en/of de overheid,
om deze te ondersteunen in hun produktieproces en waarbij de
output voornamelijk ligt in de overdracht van persoonsgebonden informatie”.
Veelal is voor deze dienstverlening een hoog opleidingsniveau
vereist. De ZD maakt deel uit van de marktsector, ondanks het
feit dat sommige beroepen ook in de kwartaire sector te vinden
zijn. Wij beperken ons tot de zelfstandige bedrijven in de zake-

* Hoogleraar Economische Geografie en Regionale Economie en directeur van het Economisch Geografisch Instituut van de Universiteit van
Amsterdam.
** Tot voor kort werkzaam als kandidaat-assistent bij het Economisch
Geografisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam.
1) Dit wordt in het Eindrapport van de Stuurgroep Dienstenonderzoek
nader geanalyseerd. Zie Stuurgroep Dienstenonderzoek, Eindrapport ondernemen in diensten, Den Haag, 1983.
2) L. H. Klaassen, Methods of selecting industries for depressed areas,
OECD, Parijs, 1967.
3) J. Chardonnet, Les grands types de complexes industrials, Parijs,
1953.

4) J. G. Lambooy en N. Tales (red)., Dynamiek in de zakelijke dienstverlening, Universiteit van Amsterdam, 1982.

lijke dienstverlening. Een groot deel van de zakelijke diensten
wordt echterbinnen de eigen onderneming verzorgd. Marshall 5)
berekent dit deel zelfs op 57%. De door de recessie smaller wordende grondslag om als onderneming eigen afdelingen voor zakelijke dienstverlening er op na te houden, te zamen met de pri-

keling. Dat de val niet groter is geweest, komt door het naijlingseffect en doordat een deel van de zakelijke dienstverlening ook
een groeiende vraag ervaart, juist vanwege de recessie. Voorbeel-

den hiervan zijn bepaalde uitzend- en organisatie-Xadviesbureaus.

vatiseringstendens van de overheid, bieden perspectief voor bepaalde gespecialiseerde kleine bureaus.
Samen met het bank- en verzekeringswezen wordt de zakelijke
dienstverlening in de SBI-code gerangschikt onder bedrijfstak 8.

Ruimtelijke patronen

label 1. Werknemers per bedrijfstak in Nederland, 1973,1980 en
1982 per ultimo maart

Wij hebben getracht om na te gaan of er duidelijke ruimtelijke

Bedrijfstak

1973

1980

1982

In de inleiding is gesteld dat er sprake is van regionale clusters.

concentraties te bespeuren zijn. We hebben daartoe een analyse
geraaakt van interprovinciale verschillen en hebben daarna het
patroon uitgediept via de GAB-rayons.
Zeer opmerkelijk is de grote ruimtelijke concentratie in de

twee westelijke provincies Noord- en Zuid-Holland (55% van de
5
6
7
8

Bouw- en installatiebedrijven . . . .
Handel, horeca, reparatie . . . . . .
Transport, opslag, communicatie.
Banken, verzekeringen, zakelijke

47 545
393.795
613.969
216.925

411.123
696.449
288.407

320.918
659.730
287.280

werkzame personen). Daarna volgen, op ruime afstand, de provincies Noord-Brabant met 10%, Gelderland met 9,9% en
Utrecht met 7,8%, Kenmerkend voor de ruimtelijke ontwikke-

ling van de zakelijke dienstverlening is het spreidingsproces. De
zeer grote voorsprong van de beide Hollanden is in de jaren zeventig verminderd, terwijl daarentegen de perifere provincies

Friesland, Drente, Gelderland en Limburg in de periode 197383 Exploitatie van en handel in

Bran: CBS, Slaliaiek Werkzame Personen (SWP).

De werkgelegenheidsgroei van de gehele bedrijfstak 8 is in de
periode 1973-1980 aanzienlijk geweest. Volgens de Statistiek

Werkzame Personen (SWP) is de werkgelegenheid toegenomen
van ruim 260.000 tot 415.000, dus met ruim 45%. Het aandeel

in de totale werkgelegenheid steeg in die periode van 7,5% tot
10%. Binnen de bedrijfstak 8 maakt de zakelijke dienstverlening

(code 84) ongeveer de helft van het totaal uit: in 1982 202.446
personen. Wel kan worden geconstateerd dat de recessie sedert

1981 een groei vertoonden van meer dan 50%. Groningen en
Zeeland gaven een lagere groei te zien (zie label 2). Na begin
1980 zijn in Nederland zo’n 10.000 werkzame personen (6.000
in 1980 en 4.000 in 1982) uit de zakelijke dienstverlening verdwenen. De provincie Noord-Holland neemt het leeuwedeel van
het verlies voor zijn rekening (5.200 w.p.) en vervolgens NoordBrabant (1.600 w.p.), Overijssel (850 w.p.) en Utrecht (775

w.p.).
Om een geografisch meer verfijnd beeld te krijgen, is voor de
gebieden van de Gewestelijke Arbeidsbureau (GAB’s) materiaal
verzameld. Een moeilijkheid die hierbij werd ondervonden, was

de verandering in gebiedsindeling waartoe in 1981 voor de SWP
is besloten. Daarbij zijn enkele gebieden van de voor 1980 gebruikte indelingen samengevoegd. De cijfers in label 3 zijn voor

1980 ook in deze sterke groep bedrijven een lichte dating heeft

veroorzaakt. Juist vanwege het complementaire karakter is de

5) J. N. Marshall, Linkages between manufacturing industry and busi-

zakelijke dienstverlening gevoelig voor de economische ontwik-

ness services, Environment and Planning, vol. 14, 1982.

label 2. Werknemers in de zakelijke dienstverlening (bedrijfsklasse 84) per provincie
In procenten van het totaal

In absolute aantallen
1976

1980

1981

1982

1976

1980

1981

1982

4.599
3.068

6.323
4.672
3.906
9.904
20.912
16.026
48.918
64.274
2.772
20.347
8.751

6.121
4.661
3.407
9.639
20.030
15.913
47.524
63.587
2.382
20.221
8.955

3,1
2,0
1,4
4,5
8,8
8,2
26,3
31,3
1,4
9,3

2,9
2,3

3,1

13.181
12.344
39.465
47.098
2.070
13.957
5.493

6.068
4.856
3.241
10.496
20.535
16.686
52.757
63.761
3.071
21.823
9.539

3,7

7,8
24,8
30,0
1,4
10,3
4,5

3,0
2,3
1,7
4,7
9,9
7,9
23,5
31,4
1,2
10,0

150.245

212.833

206.805

202.446

100,0

100,0

2.152
6.818

Zeeland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2,3
1,9
4,8
10,1

1,5
4,9
9,6

7,7
23,7

31,1
1,3
9,8
4,2
100,0

4,4
100,0

Bron: CBS, Stalisliek Werkzame Personen.

TabelS. Werknemers in de zakelijke dienstverlening (SB J-code 84/85) per GAB-rayon voor geselecteerde GAB-rayons met een lokatiequotient
hogerdan 1,1
Absoluut

Lokatiequotient

1976

Z. Usselmeerpolders . . . . . . . . . . . . . .

1980

1981

1982

1976

1980

1981

1982

20.600
26.600
14.700
5,700
3.600
4.200
2.400
8.800
200
900
2.200
1.000

28.600
35.400
16.700
7,200
4.900
6.300
3.700
12.700
1.000
1.300
4.200
2.100

27.800
31.700
18.400
7,600
5.200
5.900
4.300
11.300
1.400
1.400
4.300
1.900

27.000
31.000
17.900

2,17
1,96

7,100

1,29
1,23
1,07
1,03

2,13
1,94
1,13
1,12
1,24
1,14
1,09
1,16
1,06
0,87
1,15
1,10

2,11
1,80
1,25
1,18
1.29
1,13
1,33

2,04
1,79
1,23
1,11

4.900
5.800
4.000
11.200

1.300
1.200
4.200
2.000

1,32

1,18
0,42
0,99
0,88
0,78

1,05
1,45
1,17
1,20
1,05

1,23
1,14
1,27
1,05
1,31
1,05
1,19
1,13

a) Alleen bedrijfsklasse 84; bedrijfsklasse 85 is hier te verwaarlozen.
Bron: CBS, Statistiek Werkzame Personen.

ESB 3-8-1983

677

data vanaf 1976 goed vergelijkbaar. In deze label zijn die gebieden van GAB’s geselecteerd die ten opzichte van het landelijk gemiddelde in de zakelijke dienstverlening een oververtegenwoordiging van meer dan 10% werkzame personen te zien geven.
In 1982 heeft Amsterdam de meeste werkzame personen in de

Buiten de drie grote steden waren nauwelijks kantoren te vinden.
Het beeld van 1960 vertoont een sterke toename in de drie grote
steden, waarbij met name de groei van Rotterdam opvalt. Bo-

zakelijke dienstverlening in haar rayon (31.000). Dan volgen

accountantskantoren te constateren. Het beeld voor 1980 ken-

Den Haag (met 27.000), Rotterdam (met 17.900) en Utrecht
(met 11.200). Rotterdam scoort relatief laag. De rayons van de
drie grootste steden samen boden in 1982 werk aan 36,6% van
de werknemers in de zakelijke dienstverlening. Dit percentage

merkt zich door verdere groei van bestaande lokaties zoals
Twente, Groningen, Nijmegen en Arnhem. Daarnaast is er een
opmerkelijke toename van verspreide lokaties in Limburg en
van de gebieden rondom Utrecht en Amsterdam.
Het ruimtelijke diffusiepatroon laat zich samenvatten als start
en groei in de grote steden, een spreiding naar bepaalde centra
in de perifere regio’s, en vervolgens de invulling van het Randstedelijk gebied. Daarna komen ook andere delen van de perifere
regio’s aan bod. Als conclusie mag worden gesteld dat er wat be-

was in 1976 nog 41,2. De ruimtelijke spreiding en de conjuncturele ontwikkeling spelen daarbij een rol. Vervolgens is een
aanzienlijk deel van de werknemers in de zakelijke dienstverlening te lokaliseren in rayons als Haarlem (met 7.100 w.p.), Arnhem (met 5.800 w.p.), Amersfoort (4.900 w.p.), Groningen

vendien zijn er inmiddels een aantal verspreide lokaties in
Noord-Brabant bijgekomen en is de opkomst van Twente voor

(4.900), Apeldoorn (4.000), Delft (4.200), Deventer (2.000) en

treft de werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening een de-

Maastricht (2.000 w.p.)., die voor het grootste deel als regionale

concentratieproces vanuit de grote stadsrayons plaatsvindt. Andere Randstad-rayons profiteren hier het meest van. Over het geheel gezien blijft er sprake van een concentratie van de zakelijke
dienstverlening in de beide Hollanden.
Door middel van lokatiequotienten (Iq’s) is het mogelijk de
oververtegenwoordiging van de zakelijke dienstverlening (naar
aantal werkzame personen) aan te geven ten opzichte van andere
bedrijfsklassen. Den Haag heeft een Iq van meer dan 2; dat be-

centra zijn aan te merken. Kennelijk hebben vooral de grote landelijke en regionale centra in de nationale hierarchic van steden
geprofiteerd van de ruimtelijke diffusie van de zakelijke dienstverlening.
Alle geselecteerde rayons vertonen een groei naar aantallen

werkzame personen in de zakelijke dienstverlening. Er is echter
verschil in de mate daarvan. De vier grote steden en Arnhem vertonen over de periode 1976-1982 een relatief lage groei, uiteenlopend van 16 tot 38%. De grootste toename kennen de Zuidelijke Usselmeerpolders (6’/2 maal zoveel) en Delft (bijna tweemaal zoveel als in 1976). Ook de groei van Apeldoorn met 67%
is opmerkelijk. De Zuidelijke Usselmeerpolders zijn een geval

wezigheid van de regering en de daarmee samenhangende instanties en organisaties is hier debet aan. Zo is hier een oververtegenwoordiging aan architectenbureaus en bouwtechnische adviesbureaus te vinden. De rijksoverheid is immers een grote bouwop-

apart, maar de grote expansie van Apeldoorn wijst op de toene-

drachtgever. Voor Amsterdam, met een Iq van 1,8, geldt de aan-

mende betekenis van die stad als centrum voor Oost-Nederland,
waarbij zij tevens gedeeltelijk de positie van Arnhem overneemt.
Ook Deventer groeit, zelfs na 1981. Omdat na 1980 ombuigingen in de trends voorkomen, is het nuttig hier even bij stil te
staan. Bijna overal is enige daling waar te nemen, maar de grootste klap valt in Maastricht, dat in een jaar 1.300 w.p. in de zakelijke dienstverlening verloor. Het laatste jaar is in Maastricht
echter weer een toename te constateren. De kleinere Randstadrayons, zoals Haarlem, Amersfoort en Delft, vertonen een stabiel beeld.
Om het deconcentratiepatroon nader te illustreren is voor de

wezigheid van de landelijke dag- en weekbladpers bij voorbeeld
als lokatiefactor voor advertentie- en reclamebureaus. Voorts is

tekent meer dan twee maal het landelijke gemiddelde. De aan-

Amsterdam hoofdzetel van vele industriele en handelsondernemingen, die specifieke zakelijke diensten vragen, zoals bij voorbeeld diensten van accountants-, computerservice- en -softwarebureaus. De relatie is echter niet eenzijdig. De aanwezigheid van
een rijk geschakeerd aanbod van zakelijke diensten kan ook als
lokatiefactor optreden voor de vestiging van handels- en industriele ondernemingen. De economische structuur wordt niet al-

leen bepaald door de industriele component.
Concluderend kunnen we stellen dat het ruimtelijk patroon

Registeraccountantsbranche nagegaan hoe het beeld van de ves-

van de lokatie van de zakelijke dienstverlening nog steeds gedo-

tiging van kantoren was in de jaren 1940, 1960 en 1980. In 1940
waren de meeste accountantskantoren in Amsterdam gevestigd,
met als tweede en derde respectievelijk Den Haag en Rotterdam.

mineerd wordt door de Randstad, zij het dat de spreiding daarbinnen sterker is geworden. Er ontstaan buiten de Randstad secundaire kernen, vooral Apeldoorn.

Tabel 4. Produktie van de zakelijke bestemming (SBl-code 84/85) naar bestemming, in mln. gld.
Jaar

Produktie

Uitvoer

1977
1978
1979

12.600
14.550
15.930

720
900
960

Consumptie

Intennediair verbruik

bedrijven

overheid

6.480
7.490
8.330

570
640
850

Investeringen in vaste activa
bedrijven

840
970
1.060

overheid

3.720
4.250
4.440

270
300
290

Bron: CBS, Nationale Rekeningen 1981, augustus 1982.

Tabel 5. Produktie per landstreek, 1978
Zakelijke dienstverlening

produktie
in mln. gld.

idem in procenten
van het totaal

Industrie
toegevoegde waarde

produktie

idem in procenten

in mln. gld.

in mln. gld.

van het totaal

15,5

COROP:
2,2

a) Door afronding is som

Bron: CBS.
678

toegevoegde waarde
in mln. gtd.

I

Bijdrage aan de produktie

dustrie exporteren evenveel aan diensten als de overige diensten-

sector! Hier liggen wellicht nog mogelijkheden voor uitvoer.
In het voorgaande heeft de nadruk gelegen op de werkgelegenheidsstatistiek. De tot nu toe geringe belangstelling kan ook
voortvloeien uit de — Marxistische — mening dat diensten als
niet-produktief moeten worden beschouwd. De zakelijke dienstverlening is naar produktie-omzet ongeveer van gelijke grootte
als de elektrotechnische Industrie en dat betekent zo’n 3% van de

De export van zakelijke diensten (SBI-code 84/85) laat voor de
periode 1977-1979 een gestage groei zien, die bovendien sneller
is dan die van de totale dienstensector. Een voorbeeld van een
branche binnen de zakelijke dienstverlening die zich sterk is
gaan internationaliseren, is de registeraccountantsbranche. Een
van de voornaamste redenen hiervan is het internationaal volgen

totale bedrijvenproduktie. Tabel 4 toont de samenstelling van de

van belangrijke clienten in verband met de behoefte aan een ver-

produktie en de relatie met overige bedrijven en de overheid.
Meer dan de helft van de produktie van de zakelijke dienstverlening vindt zijn bestemming in het intermediair verbruik door
bedrijven, waarmee het coraplementaire karakter van de zakelijke dienstverlening wordt geillustreerd.
Tabel 5 laat zien hoe die produktie over Nederland is verdeeld
produktie in de zakelijke dienstverlening is sterk geconcentreerd
in West-Nederland en daarbinnen in de COROP-gebieden van
de drie grote steden (40%). Bij vergelijking van de produktie van
de zakelijke dienstverlening met de produktie van de industrie,

trouwensrol bij het adviseren. Om te kunnen doorgroeien, raadt
de Algemene Bank Nederland 6) registeraccountants o.a. aan
om zich verder te internationaliseren.
De Nederlandse audiovisuele industrie en dienstverlening,
waarvan de laatste een omzet heeft van f. 160 mm. en aan 1.600
mensen werk biedt, meet zich volgens prof. dr. J. C. Wissema
eveneens op de export richten 7). Hoewel volgens The Economist 8) voor bepaalde branches nog wel enige drempels zijn te
slechten, zoals importbeperkingen en het feit dat derde-wereldlanden bezig zijn een nieuwe afhankelijkheid te verwerven, zijn
er gunstige perspectieven, temeer omdat de diensten tot nu toe

valt de aanmerkelijk sterkere ruimtelijke concentratie van de zakelijke dienstverlening op. De industrie is welhaast ,,ontstedelijkt”; de zakelijke dienstverlening is nog steeds sterk op de gro-

in de Verenigde Staten van maart 1981 tot maart 1982 de verkopen van diensten met 12%, terwijl die van duurzame con-

voor 1978 (het laatst beschikbare jaar per COROP-regio). De

minder recessiegevoelig zijn gebleken dan de industrie. Zo stegen

Tabel 6. Uitvoer van goederen (op fob-basis) en diensten, na revisie, in mln. gld.
19 n

19 79

19 8

19 il

19 iO

absoluut
Door bedrijven:
totaal goederen . . . . . . . .
w.v. overige diensten (8-9)
Diensten:

w.v. overige diensten (8-9)
zakelijke diensten (84/85)

index

absoluut

index

absoluut

index

absoluut

index

absoluut

index

107.290
10

100

108.260
10

100

129.310
20

120

148.130
10

138

172.310
10

160

2.160
720

100
100

2.550
900

118
125

2.598
960

120
133

2.600

120

3.010

139

Door overheid:
440

Bron: samengesteld uit CBS Rationale Rekeningen 1981, augustus 1982.

tere steden georienteerd. De hechte relatie tussen de zakelijke
dienstverlening en de industrie vereist niet noodzakelijker wijze
dezelfde lokatie. Bovendien is er ook binnen de industrie vaak
een ruimtelijke scheiding tussen de stedelijke hoofdzetel en de

sten kan zijn, is vooral belangrijk dat de economische structuur
van Nederland door een internationaliserende dienstensector

gespreide vestiging van de produktiebedrijven.

wordt versterkt, hetgeen ook gunstig is voor die sectoren die uit-

Het vestigingspatroon van zakelijke dienstverlening in Nederland wordt nog steeds gekenmerkt door concentratie. Dat patroon is gerelateerd met de ruimtelijke spreiding van de handels-

sluitend binnenlands opereren.

en industriele activiteiten. De Commissie-Wagner beperkt zich
in eerste instantie tot het aanbevelen van stimulering van de z.g.
sterke industriele sectoren, waarbij de relatie met bepaalde vor-

men van zakelijke dienstverlening, vooral de vervoerssector,
eveneens in ogenschouw worden genomen. Voor de zakelijke
dienstverlening bestaat evenwel te weinig aandacht. Een belangrijke overweging die bij de keuze van te stimuleren sectoren kan
worden gehanteerd, is de exportpotentie van een bepaalde be-

sumptiegoederen licht daalden (vgl. The Economist). Naast het

feit dat dienstverlening aan het buitenland een bron van inkom-

Nationaal en regionaal belang
In het voorgaande is gewezen op de relaties tussen industriele
ontwikkeling en die van de zakelijke dienstverlening. Met name
de grote weerstand van de zakelijke dienstverlening in de recessie
toont aan dat aandacht moet worden geschonken aan de verdere

mogelijkheden voor deze groei van bedrijven. Het gaat hier overigens om een betrekkelijk heterogene sector, waarover lang niet
altijd generaliserende uitspraken mogelijk zijn. Aan het slot van

drijfsklasse. Ook bij de zakelijke dienstverlening is deze aanwe-

ons betoog willen we echter toch enkele opmerkingen maken,

zig.

die respectievelijk op het nationale en op het regionale niveau

betrekking hebben.
Export mogelij kheden

Eerst het nationale niveau. Per traditie is Nederland georienteerd op de Internationale dienstverlening en op de agrarische

sector. Beide hebben een belangrijk aandeel in het soldo op de
Uit het overzicht van de uitvoer van goederen en diensten

door bedrijven en overheid (zie label 6) blijkt dat door bedrijven
— vanzelfsprekend — voornamelijk goederen worden uitgevoerd. In 1981 komt 84% van de export (gemeten in waarde)
voor rekening van goederen en 16% van diensten, waarbij vervoer domineert. Deze verhouding is voor de diensten de afgelo-

betalingsbalans. In de bekende WRR-studie Plaats en toekomst
van de Nederlandse industrie wordt eveneens gewezen op het typisch Nederlandse tekort aan investeringsgoederenindustrie (be-

halve de transportmiddelensector). Zelfs onze eigen multinatio-

pen jaren verslechterd. In 1977 was het aandeel van de diensten

nals Unilever en Philips passen in dit patroon. Naast deze constatering, kan nog de invloed van de automatisering worden genoemd, die in de Nederlandse industrie tot het verlies van veel

nog ca. 18%. De verklaring voor deze ontwikkeling is echter
vooral te vinden in de aanmerkelijk snellere groei van de uitvoer
van goederen. Hoe beperkt de uitvoer van diensten is, komt naar
voren bij vergelijking van de uitvoer daarvan in 1981 door de be-

6) Algemene Bank Nederland NV, Registeraccountants, Accountant-Administratie-consulenten, 1982.
7) Zie ,,Nederlandse audio-visuele industrie moet veel meer export-gericht worden” (Verslag Intermediair-congres), Het financieele Dagblad,

drijfstakken delfstofwinning en industrie (SBI-code 1-3) met de
overige diensten (SBI-code 8-9). De delfstoffenwinning en de inESB 3-8-1983

25 januari 1983.
8) ..Invisible mending”, The Economist, 25 december 1982.

679

arbeidsplaatsen heeft geleid. De automatisering hangt nauw samen met het stijgingstempo van de reele lonen in verhouding
met het buitenland en met de technologische ontwikkeling. Tegelijkertijd is door de stijging van de inkomens en door de technologische ontwikkeling de vraag naar industriele goederen en
ook naar diensten toegenomen. De produktieprocessen, het management, de logistiek en de interne bedrijfsinformatie worden
steeds gecompliceerder, waardoor steeds meer (intern of extern)
behoefte ontstond aan zakelijke diensten. De produktiviteits-

plaats. Daaruit kunnen impulsen voor nieuwe groei ontstaan.
Niet voor niets zijn steden met een sterk ontwikkelde dienstensector als San Francisco en Boston tevens de centra voor nieuwe
industriele ontwikkelingen geworden 9). In het reeds aangehaalde artikel van Marshall wordt er op gewezen dat ,,the organization of the service sector and the way it structures itself, by influencing the distribution of services, could affect manufacturing

groei en een efficient management vereisen kwalitatief goede za-

demand for business services”. Om de economische ontwikkeling van perifere regie’s te bevorderen raadt Marshall de Engelse
overheid zelfs aan ,,regional service centres” op te richten. Het

kelijke dienstverlening. Datzelfde geldt overigens voor de over-

is echter de vraag of de zakelijke dienstverlening zich ruimtelijk

heid, die dan ook in veel gevallen een beroep doet op ingenieurs-

wel laat manipuleren.

bureaus en organisatie-adviesbureaus.
Doordat de zakelijke dienstverlening zozeer gebonden is aan
personen en zo dikwijls werkt met vertrouwelijke gegevens, is be-

Impulsen van de complementariteit tussen diensten en industrie komen niet alleen van de zijde van de industrie. Dat houdt
ook in dat voor het regionale beleid restricties blijven bestaan om
grootscheepse ontwikkelingen tot stand te brengen in perifere re-

kendheid van het dienstverlenend bedrijf van grote betekenis.
Dat brengt ons op het regionale niveau. Dienstverlening is altijd

gio’s, zelfs al zou de technologische ontwikkeling de overdracht

sterk afstandsgevoelig, vooral doordat er meestal niet op voor-

van informatie minder direct persoonsgebonden maken. Desal-

raad kan worden geproduceerd. Daarom zijn de bedrijven die da-

niettemin is het nodig te wijzen op het verschil tussen ,,oudere”

gelijks benodigde diensten leveren (zoals de detailhandel), ruim-

en ,,nieuwere” bedrijfstakken. De ,,product life cycle” geldt ook

telijk sterk gespreid. Anderzijds zijn er internationale bedrijven

voor de zakelijke dienstverlening. Oudere delen van de zakelijke
dienstverlening vertonen dan ook een grotere ruimtelijke diffusie

in de dienstverlening actief. Maar ook zij zullen vrijwel altijd als
ze een vaste clientele hebben bijkantoren behoeven in de nabij-

heid van die clientele. In de zakelijke dienstverlening is anderzijds het verkijgen van snelle informatie zeer belangrijk. Daar-

door bestaat dikwijls een voorkeur voor vestiging in grotere stedelijke gebieden. Bovendien prefereren de gemiddeld hooggeschoolde werknemers een gedifferentieerd woonmilieu met een
hoog voorzieningenniveau. In stedelijke gebieden met zulke kenmerken vindt dikwijls veel onderzoek- en ontwikkelingsactiviteit
680

dan nieuwere. Dat is gunstig voor regionale ontwikkeling.

J. G. Lambooy
N. Tales
9) J. J. van Duijn en J. G. Lambooy, Technological innovation and regional economic growth. A meso-economic analysis, Universiteit van
Amsterdam, Research Memorandum Economische Faculteit, nr. 8207,
1982.

Auteurs