Au Courant
Vuurproef voor
decentraal loonoverleg
A.F. VAN ZWEEDEN
,,In de huidige kwestbare economische
situatie en vooral gelet op de nog steeds hoge werkloosheid kunnen de sociale partners het zich niet veroorloven om niet tot
overeenstemming te komen.” Deze uitspraak van minister De Koning van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid was zeer ter zake, want, zoals hij zelf ook vaststelde, de
standpunten van werkgevers en werknemers liggen nogal ver uit elkaar. De werkgevers zijn van mening dat er geen ruimte is
voor verdere collectieve arbeidstijdverkorting noch voor loonsverhoging. De vakbonden eisen vijf procent verkorting van
de arbeidsduur om in 1986 op een gemiddelde werkweek van 36 uur uit te komen.
Bovendien vragen zij behoud van koopkracht, aanvulling van het ziekengeld tot
honderd procent en eisen zij de lastenverlichting voor ondernemers op om de kortingen op de uitkeringen zoveel mogelijk
ongedaan te maken.
In dit verband schreef de secretaris van
het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond, mr. F.S. van Hove, iaDe Werkgever
dat de FNV haar frustrates over het ka’binetsbeleid op de ondernemingen tracht af
te reageren. Zijn artikel was een van de
scherpste schoten voor de boeg in de voorpostengevechten die als vanouds weer worden geleverd nu het centraal akkoord van
1982 meer en meer tot een mythe begint te
vervagen.
Dit jaar is het woord voor het eerst voiledig aan de onderhandelaars in de bedrijfstakken en ondernemingen. De centrale organisaties van werkgevers en werknemers zouden zich op dit cruciate moment
voor de arbeidsverhoudingen in Nederland
zoveel mogelijk van begeleidend commentaar dienen te onthouden. We zien echter
het tegenovergestelde gebeuren. De voorzitter van het VNO, mr. C. J.A. van Lede,
legt in een persConferentie omstandig uit
hoe ,,irreeel en onverstandig” de eisen van
de FNV wel zijn om zich vervolgens aan
een debat met FNV-voorzitter Kok te onttrekken met het motief dat centrale interventies het proces van decentralisatie verstoren. Hij legt ook rekensommen voor,
gemaakt door de loondeskundige dr. J.
Dortland, die toch een wat ander beeld geven van de overdreven claims die de werknemers op de ruimte zouden leggen dan die
van de NCW-deskundige Van Hove. Berekent de laatste een totale loonkostenstijging van 12 a 17%, Dortland kwam niet
ESB 30-1-1985
hoger uit dan 9 a 10%. Erg betrouwbaar
zijn de cijfers van VNO en NCW dan ook
niet.
Bij de komende cao-onderhandelingen
draait alles om de vraag of de werkgevers
erin zullen slagen verdergaande arbeidstijdverkorting tegen te houden. Minder
weerstand zullen zij bieden tegen eisen in
het materiele vlak. Het lijkt zelfs niet uitgesloten dat er van werkgeverskant pogingen zullen worden gedaan om arbeidsduurverkorting af te kopen. Jan Schermer van
de Industriebond FNV noernt dit in een interview met NRC Handelsblad typisch
werkgeversgedrag ,,zoals dat door de eeuwen been vertoond is”. Hij wekt de indruk
zich niet door verleidelijke aanbiedingen
van ,,meer poen” van de wijs te zullen laten brengen. Terecht ook, want wanneer er
ooit een moment is geweest waarop de vakbeweging moet toeslaan is het nu. Door het
aantrekken van de economic kan een beleid gericht op korter werken samengaan
met herbezetting van de vrij komende
plaatsen doordat in vele bedrijven de overcapaciteiten goeddeels zijn verdwenen. De
werkgevers moeten zich daar ook van bewust zijn. Tot nu toe voorzien zij in hun behoeften aan extra arbeidskrachten door
mensen via uitzendbureaus in te lenen of
door tijdelijke contracten aan te gaan.
De opleving van de economic heeft nog
niet tot een noemenswaardige uitbreiding
van het aantal vaste banen geleid. Wel
schrijft minister De Koning de lichte daling
van de werkloosheid die sinds September is
opgetreden, voor een belangrijk deel toe
aan de gevolgen van de herverdeling van
arbeid. Hij had daar ook cijfers over. Op
grond van thans gemaakte afspraken in het
bedrijfsleven en in de collectieve sector
over arbeidsduurverkorting kunnen voor
80.000 mensen arbeidsplaatsen worden geschapen of behouden blijven. Daarnaast
kan door de stijging van het aantal deeltijdbanen voor enkele tienduizenden mensen per jaar werk worden gecreeerd. De afspraken over de VUT die in tal van cao’s
zijn gemaakt leveren van 1982 af ook nog
eens zo’n 20.000 vacatures op. Bij elkaar
levert herverdeling van arbeid op basis van
de nu bekende ontwikkelingen van 1982 af
voor meer dan 150.000 personen werk op.
Een interessant cijfer, dat vele gekleurdpessimistische beschouwingen over het geringe effect van arbeidsduurverkorting
voor de werkgelegenheid ontzenuwt.
Een van de argumenten van de werkgevers is dat de werknemers niet meer bereid
zouden zijn loon in te leveren. Dat argument kan moeilijk slaan op de eisenpakketten van de bonden die nu juist zijn gebaseerd op een veronderstelde ruimte die ontstaat door de stijging van de produktiviteit
en de prijzen. De bonden vragen van hun
leden geen loonoffers, ook omdat ze van
mening zijn door het afzien van de prijscompensatie al genoeg te hebben bijgedragen aan het rendementsherstel. Speculerend op de geringe offerbereidheid van de
werknemers zinspelen werkgevers op de
mogelijkheid van gedifferentieerde loonsverhogingen in bedrijven die zich dat kunnen veroorloven. Op die manier zou een
bres worden geschoten in het vakbondsfront.
Dat front is al minder gesloten dan het
lijkt. FNV- en CNV-bonden stellen wel gelijkluidende eisen voor arbeidstijdverkorting, maar bij Philips, Akzo en in de
metalectro-industrie wijzen de bonden van
hoger personeel collectieve verkorting van
de arbeidsduur af. Binnen een van de drie
vakcentrales, de MHP, is de verdeelheid
zelfs zo groot dat een van de aangesloten
bonen, de Unie BLHP, naar een 36-urige
werkweek in 1986 wil, terwijl een andere,
de Nederlandse Centrale van Hoger Personeel voor haar leden geen heil ziet in verdere arbeidstijdverkorting. De Industriebond FNV staat overigens niet op het
standpunt dat de werkweek voor alle groepen werknemers moet worden verkort. De
bond is bereid uitzonderingen mogelijk te
maken.
Het werkgeversfront is evenmin hermetisch gesloten. Dat kan trouwens wel eens
de aanleiding zijn voor de centrales om
zich toch, zij het van de zijlijn af, met de
cao-onderhandelingen te bemoeien. Er
zijn al enkele contracten gesloten – zoals
bij Heineken en de Berghuizer Papierfabriek – die afspraken inhouden voor de
36-urige werkweek in 1986 met volledige
herbezetting en met behoud van koopkracht.
De onderhandelingen van dit voorjaar
zijn van bijzonder belang, omdat daarin
beslist zal worden over de vraag of het proces arbeidsduurverkorting zal worden
voortgezet of onderbroken voor een pauze
van onbeperkte duur. Ook zullen deze onderhandelingen de vuurproef zijn voor het
decentralisatieproces in de Nederlandse
arbeidsverhoudingen.
A.F. van Zweeden
123