Vijf jaar voor econometrie
Aute ur(s ):
Franses, P.H. (auteur)
Vorst, A.C.F. (auteur)
Ph.H. Franses is verb onden aan de vakgroep Econometrie en Besliskunde van de EUR en A.C.F. Vorst is verbonden aan de vakgroep
Financiering en Belegging en aan de vakgroep Econometrie en Besliskunde van de EUR. Beiden zijn bestuurslid van het Erasmus Center for
Financial Research.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4059, pagina 474, 22 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening
Onlangs beval de Verkenningscommissie Economische Wetenschappen aan om de scheiding tussen de studies economie en
econometrie op te heffen, en een studierichting ‘economisch onderzoek’ in te voeren 1.Twee reacties.
De belangrijkste reden van de commissie om de scheiding tussen economie en econometrie op te heffen, is de observatie dat de
studenten economie te weinig kwantitatieve kennis krijgen aangereikt en dat de studenten econometrie te eng zijn opgeleid waardoor
het voor hen lastig is te communiceren met collega’s en managers in de latere werkkring zoals bijvoorbeeld ministeries en andere
overheidsorganen. Het integreren van de studie econometrie binnen de studie economie zou deze problemen kunnen opheffen.
Wij onderschrijven in zekere mate de aanbeveling van de commissie om de studie economie aan te vullen met vorming in kwantitatieve
methoden, en tevens vinden wij dat studenten econometrie meer (macro-)economische kennis kan worden bijgebracht. Wij betwijfelen
echter of dit kan worden bereikt door de studies economie en econometrie te laten samengaan. Immers, waarom zou men een goed
draaiende specifieke opleiding opheffen ten koste van een meer algemene opleiding? Is het wellicht zo dat de problemen en oplossingen
die de commissie-Lubbers schetst vooral ingegeven worden door een algemeen-economische achtergrond?
Onnodige drempelverhoging
Bij samenvoeging zouden volgens de commissie alle studenten basiskennis van de bedrijfseconomie, micro- en macro-economie en
econometrie moeten opdoen. Dit betekent natuurlijk dat er ook meer kwantitatieve en methodologische vakken dan nu in de economieopleiding moeten worden opgenomen. Reeds nu hebben vele studenten in de bedrijfseconomie moeite met de wiskunde- en
statistiekvakken en dat zal bij een uitbreiding van dit pakket alleen maar erger worden. Velen zullen dan van de studie economie moeten
afzien, zeker bij een vierjarige studiefinanciering. Dit is jammer, want veel bedrijfseconomen vinden later uitstekend hun weg in het
bedrijfsleven, zelfs met de beperkte kwantitatieve kennis.
Minder econometristen, meer wiskundigen
De nieuwe opleiding zal zonder twijfel veel minder kwantitatief georiënteerd zijn dan de huidige studie econometrie, zelfs als er geen
coulance wordt getoond voor de bedrijfseconomen met minder wiskundig inzicht. Dit heeft twee nadelen. Vwo-leerlingen met een
wiskundeknobbel die zich vanuit een loopbaanperspectief niet te eng in de wiskunde willen storten, kiezen vaak voor de studie
econometrie. Deze kwantitatief ingestelde studenten die ook kennis van de economie hebben, vinden na hun studie snel een geschikte
werkplek.
Wanneer een wiskundig gerichte opleiding als de econometrie niet meer bestaat, zullen deze studenten wellicht voor een studie
wiskunde kiezen. Daar doen zij natuurlijk nauwelijks kennis en ervaring op van het modelleren van economische problemen. Hoogstens
leren zij het toepassen van de wiskunde in de natuur- en technische wetenschappen. Deze sluiten veel meer aan bij een wiskundige
denktrant. In Duitsland bijvoorbeeld is een veel gehoorde klacht binnen banken dat zij kwantitatief ingestelde afgestudeerden willen
aannemen, doch hiervoor eigenlijk alleen wiskundestudenten kunnen vinden, die te weinig gevoel voor economische problemen hebben.
In Duitsland is er dan ook geen aparte econometrie-opleiding.
Te weinig kwantitatieve vorming
Een tweede nadeel is het feit dat afgestudeerden in de nieuwe opleiding veel te weinig kwantitatief zijn opgeleid om te solliciteren naar de
posities waarop nu econometristen worden aangenomen. Zelfs de suggestie om de studies een aantal jaren parallel te laten lopen is niet
zinvol, daar voor een goede kwantitatieve vorming minstens vier specifieke studiejaren nodig zijn. Het is niet voor niets dat de minister
de technische studies, en de universiteiten wiskunde, tot vijfjarige opleidingen willen maken.
Goede arbeidsmarktperspectieven
Verder moet opgemerkt worden dat veel studenten econometrie zich specialiseren in operations management (ook wel research) en na
hun studie in dat deel van het bedrijfsleven gaan werken. Aan deze groep studenten is door de commissie zeer zeker niet gedacht bij het
schrijven van de aanbevelingen. Alleen voor de latere algemeen economen lijkt het voorstel van de commissie zinvol. Wanneer een
meerderheid van alle economie en econometrie-studenten zich in de algemene economie zou willen specialiseren, kan men volhouden dat
de minderheid zich aan de meerderheid moet aanpassen. De realiteit is echter anders. Er zijn ongeveer evenveel algemeen-economen als
econometristen, maar beide groepen steken schril af bij het aantal studenten bedrijfseconomie.
Naar onze overtuiging kan het zeker geen kwaad de economische kennis van econometristen aan te vullen, en de econometrische kennis
van algemeen-economen op niveau te brengen. Wij zijn er niet van overtuigd dat dit kan worden bereikt door de solide en goed
draaiende studie econometrie op te heffen. Sterker nog, wij zien in de aanbevelingen van de commissie-Lubbers een onverhuld pleidooi
voor het verlengen van de studie econometrie tot een vijfjarige studie. Het beste uit de economie-opleiding kan dan worden toegevoegd
aan econometrie. Wij zijn zeer benieuwd of Ritzen deze boodschap van Lubbers weet op te pikken.
Zie in deze discussie ook:
» L. Borghans, De keerzijde van verbetering;
» en het naschrift
1 R.F.M. Lubbers, A.L. Bovenberg, F.A.G. den Butter en Y.M. van Everdingen, De economische wetenschap in Nederland verkend,
ESB, 27 maart 1996, blz. 268-272.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)