Verlofbeleid in Denemarken
Aute ur(s ):
Spapens, J.C. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Directie sociaal b eleid. Met dank aan Lisbeth Pedersen en Peter
Pennekamp. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4083, pagina 972, 27 november 1996 (datum)
Rubrie k :
Beleid w ereldw ijd
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt, denemarken, onbetaalde, arbeid
Verlofbeleid zou wel eens het ei van Columbus op de arbeidsmarkt kunnen zijn. Als een werknemer verlof neemt, komt er een plaats
vrij voor een werkloze. Hierdoor daalt de werkloosheid, en kan de werknemer op zijn kind passen of bijscholen. Zo luidt ongeveer de
gedachte achter de verlofregelingen in Denemarken. Onlangs verscheen een evaluatie van dit beleid, die duidelijk maakt dat het
allemaal niet zo eenvoudig is 1.
Onder de werknemers is het verlof een groot succes. Van begin 1994 tot april 1996 namen 147.000 personen scholingsverlof, 148.000
(vooral vrouwen) ouderschapsverlof en 16.000 sabbatsverlof. En dat terwijl het de werknemer wel degelijk geld kost, ondanks de hoge
verlofuitkeringen. Bij scholingsverlof ontvangt men 100% van de maximum-werkloosheidsuitkering, en soms wordt dat door de
werkgever zelfs aangevuld tot 100% van het loon. Voor ouderschaps- en sabbatsverlof geldt een uitkering van 60 tot 70%. Bij scholingsen ouderschapsverlof ondervindt meer dan de helft van de werknemers een inkomensverlies van zo’n duizend gulden. Eén derde heeft
het moeilijk om rond te komen tijdens het verlof.
De werkgevers hebben de verlofregelingen geaccepteerd, hoewel zij vanuit bedrijfsmatig oogpunt slechts een positief effect zien bij
scholingsverlof. Verlof leidt immers tot zoek- en inwerkkosten voor vervangers, en wanneer het niet lukt een goede vervanger te vinden
daalt de productiviteit. Werkgevers typeren verlofgangers als goede krachten, die slecht gemist kunnen worden en die zij graag willen
behouden. Verlof geldt als personeelsinstrument om medewerkers te motiveren en vast te houden. Zonder verlofregelingen hadden de
bedrijven wellicht een hoger salaris moeten betalen om hun goede krachten vast te houden.
Voor de overheid zijn in de eerste plaats de kosten relevant. Verlofgangers kosten de overheid geld, maar als het verlof een werkloze een
baan oplevert, staat daar de besparing op de WW-uitkering tegenover. Om die reden is het sabbatsverlof (waarbij vervanging door een
werkloze verplicht is) budgetneutraal. Er is zelfs een verlofregeling waarop de overheid verdient. Ook werklozen kunnen namelijk
ouderschapsverlof opnemen. Tijdelijk vervalt dan hun sollicitatieplicht, en krijgen zij een lagere uitkering.
De vervanging is cruciaal voor de economische effecten. Wanneer het lukt om verlofgangers te vervangen door even capabele
werklozen, dan blijft de productie gelijk terwijl de werkloosheid afneemt. In Denemarken werden verlofgangers in twee derde van de
gevallen vervangen. Vervanging vindt voor de helft plaats met mensen die al in het bedrijf werkzaam zijn. In een derde van de gevallen
vindt vervanging door een werkloze plaats. Voor 1995 geldt dat per 100 verlofjaren 25 banen ontstonden voor werklozen, tien van die
banen werden bezet door langdurig werklozen (vooral bij sabbatsverlof).
Wat zijn nu de Deense ervaringen? Ten eerste blijkt dat veel meer vrouwen dan mannen verlof opnemen, vooral ouderschapsverlof.
Oorzaken liggen in traditionele opvattingen over opvoeding, maar ook in de regeling zelf. Het verlofrecht is overdraagbaar tussen beide
ouders. Aangezien mannen veelal het hogere inkomen hebben, is het inkomensverlies lager als vrouwen het verlof opnemen. De
oververtegenwoordiging van vrouwen zorgt voor twee problemen. In het algemeen geven werkgevers aan om deze reden
terughoudender te worden bij het aanstellen van vrouwen. Daarnaast kan het leiden tot schaarste op de arbeidsmarkt in specifieke
‘vrouwenberoepen’. Dit wordt ondervangen als de verlofregelingen niet meer overdraagbaar zijn, of mannen zelfs verplicht worden een
deel van het ouderschapsverlof op te nemen. Mannen moeten dan kiezen om zelf verlof te nemen of het voorbij te laten gaan.
Ten tweede is slechts een klein deel van de vervangers langdurig werkloos. Niet alleen spaart de overheid daardoor maar weinig
uitkeringen uit, ook komt er zo niet veel terecht van het effect dat een langdurig werkloze werkervaring op kan doen en aansluiting vindt
op de arbeidsmarkt. Verplichtstelling van vervanging door werklozen is een mogelijke remedie, maar houdt het risico in zich dat het voor
werkgevers alleen maar moeilijker wordt om een vervanger te vinden. Men zal dan langer moeten zoeken, beter moeten inwerken en dan
vaak alsnog genoegen nemen met een verlies aan productiviteit ten opzichte van de verlofganger. Zo nemen de kosten van arbeid op
den duur toe, wat slecht is voor de totale werkgelegenheid.
Op de langere termijn zal verlof pas effect hebben op de werkloosheid als het structurele problemen op de arbeidsmarkt vermindert. Of dit
zo zal zijn, hangt af van de mogelijkheden om de regelingen af te stemmen op de arbeidsmarktsituatie in een bepaalde periode, sector of
beroepsgroep, of om werklozen gericht te scholen om openvallende plaatsen in te nemen. En wellicht ook dat op de lange termijn de extra
scholing gunstig uitpakt voor de arbeidsproductiviteit en flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Maar de Deense ervaringen maken niet duidelijk
of deze economische lange-termijneffecten ook werkelijk op zullen treden. Verlof is in Denemarken in ieder geval niet het ‘ei van
Columbus’ voor de arbeidsmarkt gebleken. Wat niet wegneemt dat het verlof voor het welzijn van de Denen wel eens goed kan
uitpakken: minder stress, meer tijd voor kinderen. Veel Denen blijken in elk geval bereid daarvoor met een inkomensachteruitgang
genoegen te nemen
1 Anderson, Appeldorn en Weise, Orlov, evaluering af orlovsordninger, Social Forskningsintitutet, Kopenhagen, 1996; Pedersen,
Orlov, ledigheid og beskaeftigelse, Social Forskningsinstitutet, Kopenhagen, 1996.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)