Ga direct naar de content

Uitruil kwaliteit en kwantiteit op de lerarenmarkt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 27 2014

Om een tekort aan docenten door strengere kwaliteitseisen te voorkomen, moeten alternatieve routes naar het docentenvak worden gecreëerd en moeten docenten hoger worden beloond.

ESB Onderwijs

onderwijs

Uitruil kwaliteit
en kwantiteit op de
lerarenmarkt
In de Lerarenagenda 2013–2020 staat de kwaliteitsverbetering van
het lerarenkorps voorop. ‘De leraar maakt het verschil’ is het motto,
maar de maatregelen tot kwaliteitsverbetering staan op gespannen
voet met lerarensalarissen die niet marktconform zijn. Ook door
de geslotenheid van de onderwijsmarkt is er een verhoogd risico op
een uitruil tussen kwaliteit en kwantiteit.

Frank Cörvers
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg en aan de
Universiteit Maastricht

530

I

n de Lerarenagenda 2013–2020 van de minister van
OCW (2013a) wordt zwaar ingezet op de kwaliteitsverbetering van het lerarenkorps. De lerarenagenda
is een antwoord op het verzoek van de Tweede Kamer om een integrale lerarenagenda, waarin het beleid ten aanzien van de kwaliteit van lerarenopleidingen en
leraren wordt gebundeld. De zorgen over de kwaliteit van leraren in Nederland worden bevestigd door de publicatie van
het Teaching and learning international survey (TALIS) van
de OECD (2014). Dit onderzoek behelst een grootschalige
enquête onder leraren en schoolleiders in de onderbouw van
het voortgezet onderwijs in 33 landen. De landenrapportage voor Nederland wordt later dit jaar verwacht, maar de
publicatie was voor de staatssecretaris van OCW (Ministerie
van OCW, 2014) al aanleiding om de ambities ten aanzien
van de kwaliteit van het onderwijs te onderstrepen en aan te
scherpen in een brief aan de Tweede Kamer. De zorgen over
de kwaliteit van leraren blijkt onder meer uit de uitkomst dat
71 procent van de bijna 130 schoolleiders die hebben deelgenomen aan het TALIS-onderzoek voor Nederland vindt dat
een tekort aan gekwalificeerde of goed presterende leraren het
geven van goed onderwijs in de weg staat. Internationaal is dat
veel lager, namelijk 38 procent van de schoolleiders.

Het beleid om een kwaliteitsslag te maken betreft een
verdere professionalisering van het lerarenkorps, onder andere door meer aandacht voor begeleiding van (beginnende)
leraren, een verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleidingen, meer instroomroutes die academici opleiden tot
leraar, en een verhoging van het aandeel masters onder de
zittende leraren. De inzet op kwaliteitsverbetering van het
lerarenkorps resulteert in beter onderwijs voor leerlingen en
een beter opgeleide beroepsbevolking. Het belang van voldoende aanbod van kwalitatief goede leraren wordt gestaafd
door de wetenschappelijke literatuur. Deze laat niet alleen
robuuste en significante kwaliteitsverschillen tussen leraren
zien, maar ook grote effecten van deze verschillen op de leerprestaties van leerlingen, en hun latere succes op de arbeidsmarkt (Chetty et al., 2011; Staiger en Rockoff, 2010).
Het lerarenbeleid gericht op de kwaliteit van leraren herbergt echter risico’s die verband houden met de uitruil tussen
kwantiteit en kwaliteit op de lerarenmarkt. Uit de internationale literatuur is het bestaan van een dergelijke uitruil tussen kwantiteit en kwaliteit van leraren wel bekend. Gilpin en
Kaganovich (2012) laten onder andere in een model zien dat
een grotere vraag naar leraren, door bijvoorbeeld klassenverkleining, ten koste kan gaan van de kwaliteit van de aan te
stellen leraren, omdat er meer leraren in dienst moeten worden genomen bij gelijkblijvend potentieel aanbod. Dit geldt
vooral als de beloning van leraren niet voldoende meestijgt
met de marktsector. In de huidige Nederlandse situatie is er
eerder sprake van een omgekeerde uitruil: hogere kwaliteitseisen leiden kwantitatief tot minder aanbod van leraren. Dit
artikel behandelt de uitwerking van deze beoogde kwaliteitsslag op het tekort aan leraren.
Huidige prognoses

In het primair onderwijs (po) zijn er nu in veel regio’s overschotten aan pabo-leraren (Lubberman et al., 2013), met momenteel een gemiddelde werkloosheid onder pabo-afgestudeerden van boven de tien procent ­­­(www.roa-maastricht.nl).­­

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

Onderwijs ESB

De oorzaken hiervan zijn gelegen in de afname van het aantal
leerlingen in het primair onderwijs en de daling van de uitstroom van leraren uit het onderwijs. De lagere uitstroom is
deels toe te schrijven aan de ernst en de langdurigheid van de
economische crisis die de uitstroom uit het onderwijs naar
andere sectoren afremt. Daarnaast gaan oudere leerkrachten
later met pensioen, door diverse maatregelen van de overheid
en de pensioenfondsen om ouderen langer te laten doorwerken. De gemiddelde uittredingsleeftijd van leraren is tussen
2006 en 2013 met 3,5 jaar gestegen van 60,9 naar 63,4 jaar
(CBS Statline). Volgens zowel ROA (2013) als CentERdata
(2013) zal er vanaf 2016 een tekort aan leraren van de pabo
ontstaan. De daling van het aantal leerlingen in het primair
onderwijs leidt weliswaar tot minder werkgelegenheid, maar
tegelijkertijd zijn er minder afgestudeerde leraren en zijn er
veel oudere leraren die binnen enkele jaren uittreden: in 2012
was 25 procent van de leraren in het po 55 jaar of ouder.
In tegenstelling tot het po worden er in het voortgezet onderwijs (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
momenteel wel tekorten aan leraren gesignaleerd. Engels,
Nederlands en wiskunde worden als de grootste tekortvakken beschouwd. De verwachting volgens ROA (2013) en
CentERdata (2013) is dat er tekorten zullen blijven maar
dat deze over het algemeen zullen afnemen omdat het aantal leerlingen na 2016 zal dalen. Het ROA (2013) komt tot
de conclusie dat de toekomstige tekorten aan leraren vooral
betrekking hebben op tweedegraadsleraren, die les geven in
de onderbouw van het vo en in het mbo. Deze tekorten ontstaan met name door de grote vervangingsvraag in het mbo.
In 2012 was bijna veertig procent van de leraren in het mbo
55 jaar of ouder. Voor het vo was dat bijna dertig procent.
In sommige vakken is ruim de helft van de leraren 50 jaar of
ouder. CentERdata (2013) differentieert zijn prognoses niet
naar eerste- en tweedegraadsleraren.
Afschrikeffect door vaardigheidstoetsen

De invoering van de entreetoetsen voor taal en rekenen in
2005 en 2006 bij de pabo-opleidingen heeft geleid tot een
sterk gedaalde deelname aan de pabo-opleidingen, waardoor
ook de instroom van afgestudeerde leraren op de arbeidsmarkt daalde (Van den Enden en Van der Wiel, 2012). Tussen
2006/07 en 2012/13 daalde het aantal afgestudeerden van de
voltijds lerarenopleiding voor het basisonderwijs (pabo) van
5.400 naar 3.900. Op basis van het aantal studenten in de
pijplijn van de lerarenopleidingen wordt in de Referentieraming van het Ministerie van OCW (2013b) de verwachting
geuit dat het aantal afgestudeerden verder daalt tot 3.100.
Met een daling van het aantal afgestudeerden van de pabo is
al rekening gehouden in de eerder genoemde prognoses van
het ROA en CentERdata.
Er lijkt hier sprake te zijn van een uitruil tussen kwantiteit
en kwaliteit van leraren. De taal- en rekentoets moeten zorgen
voor een hogere kwaliteit van de instroom van studenten in
de pabo. Het totale aantal nieuwe instromers in de pabo is
tussen 2007 en 2013 met ruim twintig procent gedaald. Circa
een derde van deze instromers is afkomstig uit het mbo (Ministerie van OCW, 2013b). De sterke daling komt mogelijk
door het afschrikeffect van de entreetoets (Van den Enden en
Van der Wiel, 2012), want voor alle andere sectoren op het
hbo is de nieuwe instroom van studenten gestegen. BovenJaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

dien is er een hoge uitval van mbo’ers tijdens het eerste jaar
van de pabo: bijna vijftig procent haalt de rekentoets niet, en
bijna veertig procent faalt voor de taaltoets. Dat is veel hoger
dan voor havisten en vwo’ers (Van Walsum, 2014).
De entreetoetsen moeten binnen een jaar na het starten
van de opleiding worden behaald. Vanaf studiejaar 2015–
2016 komen er ook dergelijke entreetoetsen op de pabo voor
de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en natuur & techniek. Ook zijn er toetsen in voorbereiding op de zogenaamde
kennisbasis, die leraren in opleiding toetsen op het uitstroomniveau. Hierdoor moet de kwaliteit van de leraren toenemen,
waarbij het aantal gediplomeerden van de pabo verder zou
kunnen dalen. Met de nog in te voeren toetsen is in de eerder
genoemde arbeidsmarktprognoses van Centerdata en ROA

Er is een hoge uitval van mbo’ers tijdens
het eerste jaar van de pabo: bijna vijftig procent
haalt de rekentoets niet, en bijna veertig
procent faalt voor de taaltoets

voor leraren geen rekening gehouden. Dit komt doordat de
maatregelen nog relatief nieuw zijn, en daarnaast is het aanvullende effect hiervan op het aantal inschrijvingen in de lerarenopleidingen moeilijk in te schatten.
Masterambities leiden tot vraagschok

In de Lerarenagenda 2013–2020 wordt een groter aandeel
masters in het lerarenkorps direct gekoppeld aan een hogere
kwaliteit van het onderwijs. De vraag naar leraren met een
masteropleiding neemt sterk toe als het aandeel masters onder de leraren tussen 2013 en 2020 wordt opgehoogd volgens
de werkhypothese van het Ministerie van OCW die is gebruikt in de masterverkenning van het CPB (2014). Het gaat
hier om een nagestreefde verhoging van 37 naar 60 procent
in het vo en van 18 naar 33 procent in het po. In de eerder
genoemde Kamerbrief van de staatsecretaris van OCW wordt
voor het vo de ambitie geformuleerd dat in 2020 de helft van
de leraren een masteropleiding heeft (hbo of wo). Voor de
bovenbouw van het vwo is de ambitie dat 80 à 85 procent
een academische master heeft in 2020. Dit terwijl het aantal
gediplomeerde onderwijsmasters juist is afgenomen na 2010,
en verder zal afnemen door de daling van het aantal inschrijvingen in de onderwijsmasteropleidingen (zowel hbo als wo).
De onvoldoende deelname aan een universitaire lerarenopleiding voor het behalen van de eerstegraadsbevoegdheid komt
mede doordat er een jaar extra studie benodigd is na het afronden van de gewone masteropleiding. Dit extra jaar wordt
niet gecompenseerd met een hogere beloning. De salariëring

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

531

ESB Onderwijs

is niet significant hoger voor beginnende eerstegraadsleraren
ten opzichte van vergelijkbare beroepen in de marktsector en
gemiddeld zelfs lager voor degenen die tot na hun 35ste leraar
blijven. Volgens het CPB (2014) bedraagt de beloningsachterstand voor eerstegraadsleraren vanaf 35 jaar oud maar liefst
ongeveer vijftien procent ten opzichte van de marktsector .
De masterambities zijn nieuw geformuleerd in het beleid van de minister van OCW en konden daarom nog niet
in de prognoses van het ROA (2013) en CentERdata (2013)
worden verwerkt. Er ontstaat een sterke vraagschok naar eerstegraads- en master-opgeleide leraren als getracht wordt de
masterambities te realiseren. De vervulling van deze vraag
wordt door het CPB als niet-uitvoerbaar beschouwd, omdat
er gewoonweg te weinig studenten zullen zijn die een eerstegraads- of masteropleiding zullen volgen.

Een strikte toepassing van de bevoegdheidseis
kan betekenen dat onderwijsinstellingen niet meer
voldoende lesuren kunnen garanderen
voor hun leerlingen

Door politieke ambities zoals geformuleerd in de recente Kamerbrief van de staatsecretaris van OCW worden er
tekorten aan masteropgeleiden in het lerarenonderwijs gegenereerd, waarbij de uitruil tussen kwaliteit en kwantiteit wederom een rol speelt. Hogere kwaliteitseisen leiden tot kwantitatieve tekorten, mede doordat de beloning voor leraren met
een masteropleiding niet marktconform is (Cörvers, 2014).
Beperkte aanpassingsmechanismen

Het telkens weer ontstaan van kwantitatieve tekorten op de
onderwijsarbeidsmarkt heeft naast de onvoldoende salariëring van leraren wellicht tevens te maken met de nauwe aansluiting tussen lerarenopleidingen en de sector of het beroep
waarin leraren werkzaam zijn. Hierdoor hebben werkgevers
relatief weinig substitutiemogelijkheden bij de vacaturevervulling. Circa negentig procent van de pas afgestudeerden
met een lerarenopleiding werkt in het onderwijs, meestal in
het beroep waarvoor men is opgeleid (www.caop.nl en www.
roa-maastricht.nl). De aanpassingsmechanismen voor scholen om tekorten op te vangen behelzen onder meer de flexibiliteit bij de indeling van klassen binnen scholen, van de klassengrootte en van de aanstellingsomvang van leraren.
Toch zijn de aanpassingsmechanismen bij het ontstaan
van fricties in de vacaturevervulling beperkt door de bevoegdheidseisen die per vak en onderwijstype in het po, vo en mbo
zijn geformuleerd. Hierdoor is het aantrekken van arbeidspotentieel zowel binnen de onderwijssector als uit segmenten
532

buiten de onderwijsarbeidsmarkt niet vanzelfsprekend. Als
het niet lukt om bevoegde leraren te vinden, zullen scholen deels leraren uit het eigen lerarenkorps onbevoegd les
laten geven, en deels onbevoegden aantrekken van buiten
het onderwijs die nog hun lerarenopleiding moeten halen.
Uit Berndsen en Van Leenen (2013) blijkt dat ongeveer een
kwart van de lessen in het vo wordt gegeven door leraren die
voor de betreffende vakken niet bevoegd zijn. Het percentage
niet bevoegd gegeven lessen is wat groter in het vmbo en het
westen van het land. De Onderwijsraad (2013) concludeert
dat onbevoegd lesgeven wat vaker voorkomt in het mbo dan
in het vo, en nauwelijks voorkomt in het po.
Als de doelstelling uit de Lerarenagenda 2013–2020
(Ministerie van OCW, 2013a) wordt nagestreefd dan wel
afgedwongen dat binnen enkele jaren alle leraren bevoegd
moeten zijn voor het vak waarin ze lesgeven, is de vraag hoe
scholen hiermee zullen omgaan. Een strikte toepassing van
de bevoegdheidseis kan betekenen dat onderwijsinstellingen
niet meer voldoende lesuren kunnen garanderen voor hun
leerlingen. De lesuitval zal sterk toenemen door een tekort
aan bevoegde leraren. Weer is er een sprake van een uitruil
tussen kwaliteit en kwantiteit aan leraren: hogere kwaliteitseisen leiden immers tot kwantitatieve tekorten.
Beloning, flexibele leerroutes en anticipatie

Er zijn verschillende oplossingen die kunnen helpen om verder oplopende tekorten op de onderwijsarbeidsmarkt te verkleinen zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de kwaliteit
van het lerarenkorps.
Ten eerste hebben hogere kwaliteitseisen voor het onderwijs in de vorm van voldoende aanbod van hogeropgeleide of beter getalenteerde leraren hun prijs. Dolton en Marcenaro-Gutierrez (2011) tonen aan – in hun artikel ‘If you
pay peanuts, do you get monkeys?’ – met een steekproef in
39 landen dat een tien procent hogere beloning van leraren
leidt tot een 0,26 hogere standaard-deviatiescore op de PISAtoets van jongeren. Dit komt doordat een hogere beloning
tot betere leraren leidt door de selectie van meer getalenteerden in de verdeling van de beroepsbevolking van landen. Dit
heeft sterke effecten op de prestaties van de leerlingen aan wie
wordt lesgegeven in de verschillende landen. De beloning
en arbeidsvoorwaarden in het onderwijs hebben, vooral op
de langere termijn, gevolgen voor wie in de talentenverdeling van de bevolking als leraar komen te werken, en daarmee
de kwaliteit van het onderwijs. Daarom is zowel bij de masterambities (CPB, 2014) als bij de strikte toepassing van de
bevoegdheidseis een met de marktsector concurrerende beloning een randvoorwaarde. Uiteraard kunnen hierbij ook de
secundaire arbeidsvoorwaarden voor leraren ten opzichte van
concurrerende beroepen worden betrokken. De arbeidsvoorwaarden moeten volgens het CPB (2013) worden gedifferentieerd naar bevoegdheid, vakspecialisatie en regio, afhankelijk
van de concurrentie met de marktsector.
Ten tweede is het creëren van meer flexibiliteit voor scholen bij de vacaturevervulling een mogelijke oplossing voor de
kwantitatieve tekorten. Flexibele en uitdagende leerroutes
naar het leraarschap zijn hiervan een onderdeel. Voorbeelden zijn de Educatieve minor, waarmee een tweedegraadsbevoegdheid wordt behaald door het volgen van een minor
aan de vakopleiding van de universiteit, de Academische pabo

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

Onderwijs ESB

ofwel het volgen van een bacheloropleiding voor de pabo aan
de universiteit, en het project ‘Eerst de klas’, waarmee een selecte groep van getalenteerde universitair opgeleiden met een
combinatie van werken en leren een eerstegraadsbevoegdheid
kan halen. Deze oplossingen werden in het verleden ook wel
samengevat onder de noemer van het ‘openbreken’ van de onderwijsarbeidsmarkt (Cörvers, 2013). Ook het opschalen van
tweede- naar eerstegraadsleraren, bijvoorbeeld via de lerarenbeurs, is te beschouwen als een additionele leerroute die een
eventueel tekort aan eerstegraadsleraren kan verminderen.
Een te strikte toepassing van de bevoegdheidseisen sluit echter de flexibele invulling van vacatures af op de gesloten onderwijsarbeidsmarkt, waardoor de lesuitval aan scholen zou
kunnen toenemen. Te strikte bevoegdheidseisen zijn vooral
niet zo’n goed idee als er door een niet-marktconforme beloning te weinig bevoegde leraren voor het onderwijs kunnen
worden aangetrokken of behouden. Los van de marktconforme beloning zou het wel kunnen gaan om enige aanscherping
en handhaving van het huidige beleid.
Ten derde kunnen de amplitudes van tekorten en overschotten op de onderwijsarbeidsmarkt – vanwege de zogenaamde varkenscyclus (De Grip, 1987) – worden gedempt
door anticipatie op wie er vanuit de pijplijn in de leraren­
opleidingen op de arbeidsmarkt instromen. Daarom zijn
early warnings door middel van het publiceren van toekomstige kwantitatieve discrepanties in het bijzonder nuttig voor
studiekiezers en werkgevers op de onderwijsarbeidsmarkt.
Prognoses voor de arbeidsmarkt voor leraren zijn vooral waardevol als er met beleidsmaatregelen op geanticipeerd wordt.
In vroegere dagen was het maken van beleid aan de hand
van arbeidsmarktprognoses niet vanzelfsprekend bij het Ministerie van Onderwijs. In 1993 lichtte Andries de Grip van
het ROA bij het ministerie toe waarom de overschotten aan
leraren zouden omslaan in tekorten: weinig studenten in de
lerarenopleidingen, veel vertrekkende docenten, en een groeiend aantal kinderen. De voorspelling kreeg echter nauwelijks
aandacht bij het arbeidsmarktbeleid voor leraren. “Het werd
door de ambtenaren niet geloofdâ€, zegt hij daarover later in
Het Onderwijsblad (Sikkes, 1998), toen de tekorten zich inderdaad manifesteerden.
Hieruit blijkt dat het geloof in de prognoses van lerarentekorten deels bepaalt of de prognoses bewaarheid worden.
Als er op basis van dit geloof gehandeld wordt in het arbeidsmarktbeleid voor leraren, is het goed mogelijk dat de voorspelde tekorten zich niet gaan voordoen. Daardoor ontstaat
de paradox dat de arbeidsmarktprognoses voor leraren niet
uitkomen als ze geloofd worden; maar wel uitkomen als ze
niet geloofd worden. Bij beleidsevaluaties zou er moeten worden gekeken naar de mate waarin de genomen maatregelen
en aanpassingsprocessen hebben geleid tot de vermindering
van eerder voorspelde tekorten op de onderwijsarbeidsmarkt.

het leraarschap om tekorten te repareren zijn te beschouwen
als aanpassingsprocessen, maar een min of meer marktconforme beloning blijft noodzakelijk om telkens weer opdoemende
knelpunten in de personeelsvoorziening in het onderwijs te
vermijden.

Literatuur
Berndsen, F.E.M. en H. van Leenen (2013) IPTO Bevoegdheden 2011. Amsterdam: Regioplan.
CentERdata (2013) De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel 2013–2025. Tilburg:
CentERdata.
Chetty, R., J.N. Friedman, J.E. Rockhoff (2011), The Long-term impacts of teachers: teacher
value-added and student outcomes in adulthood. NBER Working Paper, 17699.
Cörvers, F. (2013) Het openbreken van de onderwijsarbeidsmarkt. In: Spaans, L. en J. Westhoek (red.) Staat van de ambtelijke dienst.Den Haag: CAOP, 260–263.
Cörvers, F. (2014) De arbeidsmarkt voor leraren: theorie, beleid en werkelijkheid. Oratie op 6 juni.
Tilburg: Universiteit van Tilburg.
CPB (2013) Arbeidsmarkt leraren: aanpassingsmechanismen en aangrijpingspunten voor beleid.
CPB Notitie. Den Haag: CPB.
CPB (2014) Verkenning ophoging masters PO en VO. CPB Notitie. Den Haag: CPB.
Dolton, P. en O.D. Marcenaro-Gutierrez (2011) If you pay peanuts do you get monkeys? A
crosscountry analysis of teacher pay and pupil performance. Economic Policy, 26(65), 5–55.
Enden, S. van den, en K.M. van der Wiel (2012) Entreetoets schrikt pabo-studenten af. ESB,
97(4646), 630–632.
Gilpin, G. en M. Kaganovich (2012) The quantity and quality of teachers: dynamics of the
trade-off. Journal of Public Economics, 96(3), 417–429.
Grip, A. de (1987) Onderwijs en arbeidsmarkt: scholingsdiscrepanties. Amsterdam: VU-uitgeverij.
Lubberman, J., M. Wester, A. Mommers (2013), Arbeidsmarktbarometer po, vo en mbo
2012/2013. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.
Ministerie van OCW (2013a) De Lerarenagenda 2013–2020: de leraar maakt het verschil. Den
Haag: Rijksoverheid.
Ministerie van OCW (2013b) Referentieraming 2013. Den Haag: OCW, directie Kennis.
Ministerie van OCW (2014) Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Den Haag: OCW.
OECD (2014) TALIS 2013 Results. An international perspective on teaching and learning. Parijs:
TALIS, OECD publishing.
Onderwijsraad (2013) Kiezen voor kwalitatief sterke leraren. Advies aan het ministerie van
OCW. Den Haag: Onderwijsraad.

Conclusie

ROA (2013), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018. Maastricht: Universiteit Maas-

De strengere selectie aan lerarenopleidingen, het uitvoeren
van de masterambities en het stellen van strikte bevoegdheidseisen om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen
maakt de vacaturevervulling veel moeilijker voor scholen.
Beoogde kwaliteitsverbeteringen van het lerarenkorps zullen vanwege de uitruil met de kwantiteit leiden tot tekorten.
Maatregelen zoals het creëren van alternatieve leerroutes naar

tricht.

Jaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

Sikkes, R. (1998) Het tekort. Het Onderwijsblad, 16, 20.
Staiger, D.O. en J.E. Rockoff (2010) Searching for effective teachers with imperfect information. Journal of Economic Perspectives, 24(3), 97-118.
Walsum, S. van (2014) Pabo wil ondermaatse mbo’ers kunnen weren. De Volkskrant, 10
maart.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

533

Auteur