Ga direct naar de content

Slagingskans bedrijfsoprichting afhankelijk van ondernemersvaardigheden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 27 2014

Het zijn vooral ondernemers met vaardigheden op meerdere terreinen die slagen bij het oprichten van een bedrijf. Onderwijsinspanningen dienen gericht te zijn op het verbreden van de vaardigheden van potentiële ondernemers.

ESB Ondernemerschap & Innovatie

ondernemerschap

& innovatie

Slagingskans bedrijfsoprichting afhankelijk van
ondernemersvaardigheden
Jaarlijks willen veel mensen een eigen bedrijf oprichten, maar lang
niet iedereen slaagt daarin. Op basis van nieuwe theorie en verkennend empirisch onderzoek kan er gesteld worden dat de slagingskans om een nieuw bedrijf op te richten, groter is voor individuen
die beschikken over meerdere vaardigheden op gebieden die voor
het ondernemerschap relevant zijn. Dit blijkt met name te gelden
voor innovatieve bedrijfskansen.

jolanda
hessels
Universitair docent
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
wim naudé
Hoogleraar aan de
Universiteit Maastricht en decaan
van de Maastricht
School of Management

534

J

aarlijks is er een groot aantal mensen in Nederland actief bezig om een eigen bedrijf op te richten. In 2013
was hier, volgens de laatste cijfers van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM) van Panteia, ongeveer
vijf procent van de volwassen bevolking in de leeftijd
18–64 jaar mee doende. Het is bekend dat niet iedereen hierin slaagt omdat er altijd uitgesproken veelbelovende en minder belovende projecten zijn, en dat een deel van de laatste
tijdens de oprichtingsfase al afvalt. (Dit aanvankelijke ‘selectieproces’ zorgt er in ieder geval voor dat er minder middelen
verspild worden aan de oprichting van bedrijven met weinig
perspectief.) Maar een wellicht minder bekende reden voor
een dergelijke afval is dat de vaardigheden van beginnende
ondernemers mogelijk niet goed aansluiten op de kansen die
er voor bedrijfsoprichting liggen. Om een bedrijf op te richten moet iemand uiteenlopende taken uitvoeren, zoals eerst
het ontdekken en vaststellen van een kans, vervolgens het opstellen van een businessplan, het organiseren van financiering,
het regelen van een locatie en het marketen van het nieuwe
idee. Deze variëteit aan taken vereist dus diverse vaardigheden en het is daarom niet verwonderlijk dat veel beginnende

ondernemers er niet in slagen om een bedrijf op te zetten. En
omdat er sprake is van een mismatch tussen de vereiste en de
benodigde vaardigheden blijven ook sommige veelbelovende
bedrijfsideeën onbenut. Meer zicht op de relatie tussen ondernemersvaardigheden en succes bij het oprichten van een
onderneming is op zichzelf leerzaam, maar zou zeker ook
nuttig kunnen zijn voor het ondernemerschapsbeleid. Stel
dat bepaalde vaardigheden – al dan niet in combinatie met
elkaar – er extra toe doen, dan kan hierop beleidsmatig gestuurd worden.
Beargumenteerd kan worden dat het aantal vaardigheden
waarover iemand beschikt op gebieden die mogelijk relevant
zijn voor zijn ondernemerschap, in combinatie met de aard
van het bedrijfsidee (innovatief of imitatief ), een rol speelt bij
de vraag of een startende ondernemer al dan niet slaagt in de
oprichting van een eigen bedrijf (Hessels et al., 2014).
Het matching-model

In de arbeidsmarkteconomie wordt gebruikgemaakt van zogeheten matching-modellen om te verklaren of vacatures aansluiten bij de vaardigheden van werkzoekenden. In deze modellen kunnen diverse ‘fricties’ of lacunes ervoor zorgen dat
er geen match ontstaat tussen de bestaande vacatures en de
beschikbare vaardigheden van werkzoekenden. Dit idee van
matching kan ook worden toegepast op ondernemerschap.
Ondernemers zijn individuen die kansen zien om een nieuw
bedrijf op te richten en deze kansen proberen te benutten.
Een kans is een exogeen gegeven en bestaat dus onafhankelijk
van de ondernemer. Wanneer iemand een bedrijf op wil richten en hierin slaagt, kan dit worden gezien als het tot stand
komen van een match tussen een ondernemerschapskans en
het vaardighedenprofiel van een beginnende ondernemer.
Hierbij hangt het succes van de bedrijfsoprichting dus af van
zijn vaardigheden en zijn vermogen om kansen te vinden die
bij deze vaardigheden passen. Een starter moet dus moeite
doen om een kans op te sporen en moet diverse soorten fricties wegwerken om die kans uit te werken.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

Ondernemerschap & Innovatie ESB

Een idee van wat de relevante vaardigheden zijn, valt
te ontlenen aan eerder theoretisch en empirisch onderzoek
over ondernemersvaardigheden. Daar zien we dat mensen
die beschikken over uiteenlopende ervaringen en vaardigheden – zoals verkregen via het doorlopen van een veelzijdig
opleidingstraject of door werkervaring in verschillende functies – vaker ondernemer zijn dan werknemer. Volgens Lazear
(2004; 2005) moet een ondernemer een jack-of-all-trades
zijn, ofwel van alle markten thuis, om succesvol te zijn in de
verschillende rollen die horen bij het ondernemerschap – zoals die van ontwikkelaar van nieuwe producten en diensten,
vergaarder van financiering en werkgever van werknemers.
Terwijl Lazear en de onderzoeken die aansluiten op zijn ideeën vooral kijken naar degenen die reeds ondernemer zijn, is
het belang van het hebben van vele vaardigheden nog niet eerder onderzocht met betrekking tot startende ondernemers.
Wel is er in een aantal eerdere studies al gekeken naar de fase
voorafgaand aan bedrijfsoprichting, bijvoorbeeld of iemand
die (nog) geen ondernemer is vaak nadenkt over het starten
van een bedrijf (Hyytinen en Ilmakunnas, 2007) of intenties
heeft om ondernemer te worden (Backes-Gellner en Moog,
2013). Deze studies ondersteunen het idee dat het hebben
van vaardigheden en ervaring op meerdere gebieden de kans
vergroot dat iemand nadenkt over ondernemerschap of plannen hiertoe ontwikkelt.
Het huidige idee is dus om na te gaan of het hebben van
een groter aantal vaardigheden relevant is voor degenen die
al concreet bezig zijn een bedrijf op te richten. Daarbij is het
dus niet direct relevant of ondernemers verschillen van werknemers wat betreft hun vaardigheden (zoals eerder is onderzocht), maar vooral of startende ondernemers die veelzijdig
zijn een grotere kans hebben om te slagen in het oprichten
van een eigen bedrijf dan degenen die minder veelzijdig zijn.
Zeker ook in deze startfase van de bedrijfsoprichting moet
men weer diverse bronnen bij elkaar brengen en uiteenlopende taken uitvoeren. Gezien binnen het matching-raamwerk
is dan de mate waarin een beginnende ondernemer beschikt
over verschillende relevante vaardigheden bepalend voor de
hoogte van de zoek- en frictiekosten. Dus is het te verwachten
dat het hebben van relevante ervaring op verschillende gebieden de kosten zou kunnen verlagen voor het vinden en benutten van kansen.
Ook dient opgemerkt te worden dat het matching-model – anders dan Lazear (2004; 2005) – de ruimte biedt dat
specialisten (en niet alleen generalisten) meerdere vaardigheden kunnen hebben als gevolg van hun ervaring en investeringen in menselijk kapitaal. Ook iemand die specialist is, kan
dus over meerdere vaardigheden beschikken die relevant zijn
bij de oprichting van een bedrijf, bijvoorbeeld omdat hij hierin heeft geïnvesteerd met het vooruitzicht een eigen bedrijf te
gaan oprichten. Het model is opgebouwd rond de verwachting dat iemand met meerdere relevante vaardigheden eerder
zal slagen in zijn pogingen om een bedrijf op te richten, dus
los van de vraag of deze persoon vooral een generalist of juist
een specialist is.
In het voorgaande is hiermee het basale theoretische
matching-model beschreven dat is ontwikkeld. Maar het
model kent ook enkele specificaties die nader inzicht bieden
in de mogelijke relatie tussen ondernemersvaardigheden en
bedrijfskansen. De voornaamste daarvan is het onderscheid
Jaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

naar type bedrijfskans. De verzameling van aanwezige kansen voor het oprichten van een nieuw bedrijf kan bestaan uit
enerzijds kansen die innovatie vereisen en anderzijds kansen
die vooral gebaseerd zijn op imitatie. En op basis van het model is het te verwachten dat innovatieve kansen eerder worden
benut en vermarkt als iemand over een groter aantal relevante
vaardigheden voor ondernemerschap beschikt.
Exploratieve empirische toets

De verwachtingen die volgen uit het hierboven beschreven
matching-model zijn exploratief getoetst onder een kleine
steekproef van 186 Duitse en Nederlandse startende ondernemers. Deze is vergaard in 2005 en 2006 op basis van telefonische interviews onder de volwassen bevolking in het kader
van de jaarlijkse GEM-interviews. De speciale samenwerking
tussen het Nederlandse en Duitse GEM-team heeft tot gevolg

Het is te verwachten dat
innovatieve kansen eerder worden
benut en vermarkt als iemand over een
groter aantal relevante vaardigheden voor
ondernemerschap beschikt

gehad dat er in deze twee jaren extra vragen zijn toegevoegd
aan de GEM-survey over ondernemersvaardigheden. Ook zijn
de starters een jaar na het initiële GEM-interview (dus respectievelijk in 2006 en 2007) nogmaals telefonisch benaderd. Zo
kon worden nagegaan hoe het ervoor stond met de oprichting
van het eigen bedrijf, ofwel of de beginnende ondernemer het
bedrijf al had opgericht of dat deze nog steeds bezig was met
de oprichting, of dat hij zijn plannen zelfs had gestaakt. Voor
oprichting telt hier niet het moment van officiële inschrijving
van het bedrijf, maar de inschatting van de respondent of het
bedrijf operationeel en actief is. De reden hiervoor is dat veel
bedrijven wel zijn ingeschreven maar niet actief en in sommige
landen juist wel actief maar niet ingeschreven.
Om te bepalen wat relevante ondernemerschapsvaardigheden zijn, hebben de onderzoekers aan de hand van eerder
onderzoek acht hoofdgebieden geïdentificeerd, te weten
design/techniek, productie, marketing/verkoop, financieel/
accountancy, juridisch, human resources, algemeen management en consultancy. Aan de beginnende ondernemers
is vervolgens gevraagd hoeveel jaar ervaring zij op elk van
deze gebieden hebben. Op basis hiervan is een variabele geconstrueerd voor het aantal gebieden waarop de respondent
tenminste één jaar ervaring heeft; wat dus kan variëren van

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

535

ESB Ondernemerschap & Innovatie

tabel 1
Marginale effecten logit-model
met slaagkans voor bedrijfsoprichting
als afhankelijke variabele¹

Voorspelde slaagkans
bedrijfsoprichting 0,58
Aantal vaardigheden (0–8)

0,03*

Generalist (versus specialist)

–0,08

Aantal waarnemingen

186

R2 (aangepast)

0,18

* Significant op tienprocentsniveau
¹ Bij deze resultaten zijn controlevariabelen, jaardummy’s en een landdummy meegenomen (niet gerapporteerd in tabel).

palend zijn vooral het aantal vaardigheden. Inderdaad blijkt
dat specialisten over meerdere vaardigheden kunnen beschikken. Zo geeft 43 procent van de specialisten aan over ervaring
op meerdere (drie tot acht) gebieden te beschikken. Tot slot,
wanneer er gekeken wordt naar het type bedrijfskans (innovatief of imitatief ), dan blijkt dat een startende ondernemer
met een groter aantal vaardigheden er vooral eerder in slaagt
om een nieuw bedrijf op te zetten als hij een innovatieve bedrijfskans benut.
Conclusies

De mate waarin men erin slaagt om een bedrijf op te richten,
hangt af van de mate waarin de vaardigheden van deze aspirant-ondernemers aansluiting vinden op de aanwezige kansen
voor ondernemerschap. Dit suggereert dat ondernemerschap,
tenminste deels, te leren valt. Ten einde de aansluiting te verbeteren is het aanbevelenswaardig om de beleids- en onderwijsinspanningen te richten op het verbreden van de vaardigheden van potentiële ondernemers.

0 (ervaring op geen van de genoemde gebieden) tot en met
8 (ten minste ervaring op alle acht gebieden). Om de relatie
tussen ondernemersvaardigheden en het slagen van een bedrijfsoprichting te bepalen, is er vervolgens een logit-model
gebruikt waarbij is gecontroleerd voor een groot aantal ondernemerskenmerken, zoals geslacht, leeftijd en eerdere werkervaring (als werknemer of ondernemer). Ook is gecorrigeerd
voor gemaakte investeringen, sector, land en jaar. De uitkomsten laten zien dat, een jaar na het eerste interview, het hebben
van ervaring op een groter aantal van de hiervoor genoemde
gebieden significant positief samenhangt met het slagen bij
de eigen bedrijfsoprichting (tabel 1). Het marginale effect
voor het aantal vaardigheden is 0,03, wat betekent dat met
elke extra vaardigheid waarover een startende ondernemer
beschikt de kans om te slagen met de bedrijfsoprichting stijgt
met drie procentpunten (de voorspelde kans om te slagen
in het oprichten van het eigen bedrijf is 58 procent in onze
steekproef ). Of iemand zichzelf in het algemeen meer als generalist of specialist ziet, wat ook was gevraagd in de interviews, blijkt geen significante rol te spelen het slagen van de
eigen bedrijfsoprichting. Ook wordt er niet gevonden dat ervaring op het ene gebied belangrijker is dan op het andere. Be-

literatuur
Backes-Gellner, U. en P. Moog (2013) The disposition to become an entrepreneur and the
jacks-of-all-trades in social and human capital. The Journal of Socio-Economics, 47(december), 55–72.
Hessels, J., U. Brixy, W. Naudé en T. Gries (2014) Skill variety, innovation and new business
formation. IZA Discussion Paper, 7889.
Hyytinen, A. en P. Ilmakunnas (2007) Entrepreneurial aspirations: another form of job
search? Small Business Economics, 29(63), 63–80.
Lazear, E.P. (2004) Balanced skills and entrepreneurship. American Economic Review, 94(2),
208–211.
Lazear, E.P. (2005) Entrepreneurship. Journal of Labor Economics, 23(4), 649–680.

536

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

Auteurs