Ga direct naar de content

Tussen utopie en technocratie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 13 1981

i Tussen utopie

b en technocratie
Hoewel het doel-middelenschema in
de politicologie in onbruik raakt, biedt
het economisten nog steeds een hanteerbaar kader om programma’s van politieke partijen te analyseren. Nu bevat het
ESBverkiezingsnummer van 6 mei wel
een waardevolle analyse van de Nederi landse verkiezingsprÖgramma’s, maar
8 niet één die OD het doel-middelenschema
is gebaseerd: Ik haast mij daarom dit
gat in de markt te vullen. Ik baseer mij
daarbij niet op de fraaie betogen, die de
vertegenwoordigers van de politieke partijen in het genoemde ESRnummer hebben afgestoken, maar op de letterlijke
tekst van hun programma’s en op de besluiten van hun congressen.
Nu is het niet mogelijk om op één
ESBpagina een compleet doel-middelenschema te produceren. Ik beperk mij
noodgedwongen tot twee doeleinden:
economische groei en arbeidsplaatsen;
en tot twee middelen: het kwantitatieve
middel ,,loondalingwen het kwalitatieve
middel ,,industrieplanningw(volgens het
model van de WRR). Doeleinden als inkomensnivellering en middelen als bezuiniging op de collectieve uitgaven blijven dus buiten beschouwing.
Sinds de advertentie van 18economen
is algemeen bekend dat de PvdA streeft
naar een economische groei van 2,25%.
Het CDA doet het kalmer aan met
1,75%. De economen van D’66 zeggen
dat zij streven naar een groei van 1,596.
Maar wie de tekst van hun programma
naleest, bemerkt dat er geen sprake is van
groeidoelstelling maar van een groeiprognose. Men heeft eenvoudig het
CPB-cijfer tot uitgangspunt genomen
voor de berekening. Met de VVD is het
. heel wonderlijk gesteld. Weliswaar bevat
het VVD-verkiezingsprogram groeivarianten die varieren van 0-I%, maar op
het congres heeft de achterban uitgesproken dat een groei van nul het meest
realistisch is. Daar houd ik mij dus aan.
De achterban van de VVD heeft zich
met deze uitspraak niet gerealiseerd
welke ravage zij daarmee in het eigen
programma heeft aangericht. In het ontwerpprogramma stond ferm dat het belangrijkste punt van de VVD is: ,,Herstel
van de economische groei en bevordering van de werkgelegenheid”. En even
later wordt dit punt als volgt toegelicht:

ESB 20-5-198 1

,,Economisch herstel verdient volstrekt
voorrang. Blijft herstel achterwege, dan
zullen wij een tekort aan werkgelegenheid houdenw.Kortom, de VVD zat helemaal op de lijn van de wet van Verdoorn:
hoe groter de groei, hoe groter de werkgelegenheid.
Door de economische groei op nul te
begroten heeft de achterban van de VVD
in feite het eigen arbeidsplaatsenplan
vernietigd. Terecht becijferen Dijkhuizen en De Kam het VVD-programma op
200.000 arbeidsplaatsen bij 1% groei, op
100.000 arbeidsplaatsen bij 0,5% groei,
en derhalve op nul arbeidsplaatsen bij
nul procent groei.
vartii Dl66 heeft evenmin
De ~olitieke
Weleen ~erkgeleg~nhefdsdoelstelling.
iswaar beeroten de technici van D’66
190.000 e&a arbeidsplaatsen, maar in
het D’66-verkiezingsprogramma staat
letterlijk:,, .. . de speelruimte voor zo’n
(op werkgelegenheid gericht) beleid is
gering. Het mag niet leiden tot verdere
aantasting van het milieu of de ruimtelijke ordening. (. .)En tenslotte hebben
we te maken met de internationale economische ontwikkelingen, waarop Nederland nauwelijks invloed kan uitoefenen (. ..). Deze maken het onmogelijk
de tenminste benodigde (. . .) arbeidsplaatsen te realiserenw.Kortom: D’66 belooft in feite niets.
Alleen de PvdA en het CDA hebben
duidelijke werkgelegenheidsdoelstellingen. De PvdA wil 310.000 extra arbeidsplaatsen scheppen en het CDA 185.000.
De inlevering van loon staat in de
meeste programma’s helder beschreven.
Inclusief de offers voor arbeidstijdverkorting dalen de reële besteedbare lonen
van de modale werknemer volgens de
programteksten in vier jaar totaal met
10% (D’66). 10% (PvdA) en 7% (CDA).
De PvdA is echter met zich zelf in tegenspraak. Aan de ene kant begroot de
PvdA een reële loondaling van 10% voor
modaal, maar aan de andere kant moet
de koopkracht van de minimuminkomens ook bij een tegenvallende economische groei worden gehandhaafd. Tevens zegt de PvdA dat een al te drastische
nivellering aan de voet onwenselijk en

.

onuitvoerbaar is! De economen in de
PvdA hebben deze tegenstrijdigheid o p
geheven door ervan uit te gaan dat de
wens tot handhaving van de koopkracht
van de minima niet slaat op de offers
voor arbeidstijdverkorting, maar het
PvdA-congres heeft nagelaten deze
zienswijze te ratificeren.
Een zelfde conclusie geldt voor de
VVD. Volgens de woordvoerders van de
VVD past bij een nulgroei van de economie een inkomensdaling van 10%. Maar
ook deze berekening is niet door het
VVD-congres goedgekeurd.
Als we vervolgens ook nog de vraag
naar industrieplanning beantwoorden
kan een tabel worden geconstrueerd
waarin de vier doeleinden en middelen
van de grote Nederlandse partijen overzichtelijk staan samengevat.
Politicologen noemen een doel-middelenschema utopisch wanneer het
schema bestaat uit veel doeleinden doch
weinig middelen. Het is duidelijk dat in
de tabel het CDA dan het meest utopische beleid voorstaat.
Politicologen noemen een doel-middelenschema technocratischwanneer het
schema bestaat uit weinig doeleinden
doch veel middelen. In de tabel is W66
dan veruit de meest technocratische partij.
De beide andere partijen – de VVD
en de PvdA – zijn geen van beide. Zij
bevinden zich tussen utqpie en technocratie. Met betrekking tot de vier in de
tabel vermelde beleidsonderdelen is de
VVD een partij zonder doeleinden en
zonder middelen. De PvdA is de enige
partij die in het schema en doeleinden &n
middelen heeft. Alleen zijn de doeleinden
en middelen op één punt onderlinginconsistent.

Tabel.
Doeleinden

Middelen

Partij
daling n k l industrie
besteedbaar planning
inkomen (7%) (WRR)

VVD
CDA
D56
PvdA

?
7

10
0-10

nee
nee
ja
Ja

Auteur