Ga direct naar de content

Toeschouwersaantallen in het betaalde voetbal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 2 1981

Toeschouwersaantallen in het
betaalde voetbal
DRS. W. SCHREUDERS*

De financiele positie van het betaalde voetbal is uiterst wankel. De wedstrijden worden slecht
bezocht en de subsidiegevers worden steeds zuiniger. In dit artikel wordt het verloop van de
touschouwersaantallen over de periode 1971-1981 onderzocht.
Het blijkt dat het toeschouwersaantal per wedstrijd in tien jaar gedaald is van
gemiddeld ca. 13.000 tot ca. 9.000. Om deze trend om te buigen doet de auteur de aanbeveling
het wedstrijdprogramma aan te passen aan het seizoenpatroon van het wedstrijdbezoek.
In augustus, September en oktober, als de ,,hoger naar de bal” het grootst is,
zouden dan meer wedstrijden moeten worden gespeeld en in mei zouden minder en, voor zover
dat valt te voorzien, vooral spannende wedstrijden moeten worden gepland.
Inleiding
In dit artikel wordt de verkoop van het produkt ,,betaald
voetbal” nader bekeken. De beschouwing richt zich op de
toeschouwersaantallen in de hoogste afdeling van het Nederlandse betaalde voetbal (de eredivisie) en strekt zich uit over
de periode 1971-1981.
Al enige tijd bestaat de indruk dat de bedrijfstak betaald
voetbal in moeilijkheden verkeert. Bij een aanzienlijk aantal
betaald-voetbalorganisaties 1) blijven de inkomsten ten achter bij de uitgaven. De inkomsten bestaan voornamelijk uit de
opbrengst van de verkoop van het produkt (het aantal toeschouwers X de entreeprijs). Daarnaast zijn er inkomsten uit
reclame en de zogenaamde ,,externe inkomsten”, dat wil zeggen gemeentelijke subsidies en gelden van het Ministerie van
CRM en van de Stichting Nationale Sporttotalisator (SNS).
Externe inkomsten zijn onmisbaar, maar kunnen niet voorkomen dat er een nadelig saldo resteert.
De bedrijfstak betaald voetbal startle in KNVB-verband
tijdens het seizoen 1954/1955, nadat de al gestarte (amateur-)
competitie was stopgezet. In het seizoen 1955/1956 werd de
eerste ,,normale” betaald-voetbalcompelitie gespeeld, waaraan 90 clubs deelnamen. Al snel bleek het voor vele clubs onmogelijk het bedrijf kostendekkend te laten draaien. Erkeerden clubs terug naar het amateurvoetbal, een aantal clubs
hield op te bestaan en er werden fusies gesloten. Deze ontwikkeling heeft er toe geleid dat de bedrijfstak momenteel 36 betaald-voetbalorganisaties telt. De standaardteams van deze
36 organisaties zijn verdeeld over twee divisies (de eredivisie
en de eerste divisie).

dal hel hier een salderingsposl belrefl waarvan geen nadere
opsplilsing kon worden verkregen. Hel belrefl een waardebedrag, dal zowel een volume- als een prijscomponenl kent. Ten
slolle moel worden opgemerkl dat er een verschuiving kan
hebben plaatsgevonden in de kaartverkoop van de relatief
goedkope naar de duurdere loegangskaartjes, waardoor bij
een afnemend totaal aanlal loeschouwers loch een loegenomen lolale opbrengsl uil de kaartverkoop kan oplreden. In
hel seizoen 1980/1981 zijn len opzichle van het seizoen
1979/1980 de inkomslen gedaald, mel name door een dating
van de nello wedslrijdbalen. De uilkering van CRM en SNS
en de gemeentelijke subsidies namen eveneens af. Aangezien
de lolale uilgaven echler loenamen is hel reslerende lekort
meer dan verdubbeld.
Tabel 1. Overzicht van de inkomsten en uitgaven in het
betaalde voetbal. in mln. gld.
1978/1979
Inkomsten:
— netto wedstrijdbaten ….
— uitkeringCRM/SNS …
— gemeentelijke subsidies . .
— reclame-opbrengsten ….
— overige inkomsten ……

27,5
8,6
6,8
3,9
9,3

1979/1980

33,0
8,1
6,8
5,4
6,9
56,1

1980/1981

30,0
7,5
6,2
6,9
6,9
60,2

57,5

Uitgaven:

38,7
18,3

43,8
20,7

47,6
19,8

57,0

Achtergronden
De gegevens over de uitgaven en inkomsten van het betaalde
voetbal in het seizoen 1980/1981 zijn een dezer dagen openbaa r geworden. Deze gegevens zijn, samen met de gegevens
over de seizoenen 1978/1979 en 1979/1980, weergegeven in
label 1 2). De in seizoen 1979/1980 ten opzichte van 1978/
1979 opgelreden loename van de inkomsten komt mel name
voort uil een grolere opbrengst van de netlo wedslrijdbalen.
De inkomstenstijging hield echter geen gelijke tred mel de
toegenomen uilgaven. Zoals verderop zal blijken, is hel onjuisl hieraan de conclusie le verbinden dal de belangslelling
voor wedstrijdbezoek is opgeleefd. Opgemerkl moel worden
ESB 9-12-1981

Saldo ………………..

64,5

67,4

– 0,9

– 4,3

– 9,9

De loeschouwersaanlallen bij de afzonderlijke wedstrijden
* De auteur is momenteel werkzaam bij de SER; per 1 januari 1982
treedt hij als wetenschappelijk medewerker in dienst bij de Erasmus
Universiteit Rotterdam. Hij bedankt Frans Leijnse voor enige door
hem gemaakte opmerkingen naar aanleiding van een eerste concept.
1) Een betaald-voetbalorganisatie kan zowel een vereniging als een
stichting zijn; in dit artikel wordt ook wel gesproken van een ,,club”.

2) Deze gegevens zijn verkregen van het Budget Bewakings Instituut
(BBI).

1217

worden beinvloed door tal van factoren. Van deze achtergrondfactoren 3) zijn te noemen:
a. de kwaliteit van het voetbalspel (onder andere het aantal

doelpunten; het al dan niet meespelen van vedetten);
b. het relatieve belang van de wedstrijd, waarbij een rol speelt:
de kwaliteit en de positie op de ranglijst van het thuisspelende team;
de kwaliteit en de positie op de ranglijst van het bezoekende
team;

van de toeschouwersaantallen per seizoen te kunnen c.q. wil-

len verstrekken. Daarom zijn de toeschouwersaantallen genomen zoals die zijn gepubliceerd in het weekblad Voetbal
International (VI). Deze publikaties zijn gebaseerd op door
de clubs aan VI verstrekte gegevens en betreffen de ,,betalende bezoekers” (d.w.z. inclusief de seizoenkaarthouders).
Deze gegevens dienen met de nodige voorzichtigheid te worden bezien, maar de cijfers bieden wel inzicht in de trend.

Verondersteld wordt dat vertekeningen die voortvloeien uit

de relatie tussen deze twee factoren;

de opgaven door de clubs systematisch zijn. Eventuele bezwa-

de eventuele extra onderlinge rivaliteit tussen de beide
teams (stad- of streekgenoten of oude rivalen);

ren tegen deze gegevens wegen minder zwaarals men bedenkt
dat constant dezelfde basis is gebruikt. Bovendien gaat het in
dit onderzoek om het seizoenpatroon en de trend, waarbij de
precieze absolute hoogte van de toeschouwersaantallen

het te verwachten verschil in de door beide teams te scoren

doelpunten (een klein verschil levert meer spanning op
dan een groot verschil);
c. de resultaten van beide teams in de aan de wedstrijd voor-

minder van belang is.

d.de internationale positie van het Nederlandse voetbal;
e. de positie van het betaalde voetbal ten opzichte van andere
vormen van recreatie, waarbij naast de te betalen toegangsprijzen ook het comfort, de ambiance, de veiligheid (agres-

Het onderzoek heeft betrekking op alle competitiewedstrijden in de hoogste afdeling van het Nederlandse betaalde voetbal, de eredivisie, in de periode vanaf 1971 tot heden. De competitie in de eredivisie wordt vrij wel steeds in tien maanden gespeeld. In de twee zomermaanden juni en juli ligt de competitie (vrijwel) stil. De enkele keer dat er enige wedstrijden in

sie van andere toeschouwers) en de bij een recreatievorm

juni werden gespeeld, zijn deze ondergebracht bij de maand

mede te betrekken overige gezinsleden een rol spelen 4);

mei. Het karakter van de in juni gespeelde wedstrijden is

afgaande periode;

f. het potentiele bereik van een thuisspelend team (het aantal

in de directe omgeving wonende mensen);
g. de weersomstandigheden.

overeenkomstig het karakter van de wedstrijden in mei: het

gaat om het afsluiten van de competitie, en in deze situatie
staan er voor de middenmoters nauwelijks meer belangen op
het spel. In een beperkt aantal gevallen is in een bepaalde

Bovengenoemde factoren bei’nvloeden per wedstrijd de toeschouwersaantallen. Door het toeschouwersgemiddelde over
elke maand te vergelijken kan de invloed van deze factoren

maand geen enkele competitiewedstrijd gespeeld. Deze
maanden (augustus 1974, mei 1978, januari 1979 en febru-

ri 1979) zijn in de berekeningen uiteraard niet meegenomen.

worden onderzocht. Zo kan men globaal de invloed van de

weersomstandigheden bezien; daarnaast kan het van invloed
zijn of een competitie net begint of dat deze ten einde loopt.

De trendontwikkeling

Bovendien is het wellicht mogelijk de invloed van andere
recreatievormen waar te nemen aan de maandcijfers, in zo-

De trend begint in 1971 op een vrij hoog niveau, wellicht

verre de andere recreatievormen een relatie met de tijd van het

mede onder invloed van de in die periode door de Nederland-

jaar hebben. De hier genoemde maandelijkse gemiddelden
komen aan de orde in de paragraaf seizoenpatronen.
Aan de hand van de maandcijfers is een trend af te leiden,
die een beeld geeft van de ontwikkelingen op de langere termijn. Daaruit is de mogelijke invloed af te leiden van een verandering in de kwaliteit van het (Nederlandse) voetbal, inclusief de al dan niet behaalde internationale successen. De invloed van andere recreatievormen kan mogelijk ook een lan-

se clubs behaalde successen in de strijd om de verschillende

ge-termijneffect hebben, naast het al aangegeven mogelijke

,,seizoen”-effect. De hier aangegeven lange-termijnontwikkeling komt aan de orde in de paragraaf over de trend.

De lange-termijnontwikkeling van het aantal toeschouwers bij de wedstrijden in de hoogste afdeling van het betaalde
voetbal is van groot belang voor de financiele positie van deze

bedrijfstak. Als het aantal toeschouwers weer toeneemt, zullen de belangrijkste inkomsten weer stijgen. Verhoging van

Europese bekers (zie figuur 1). Met name gaat het hier dan

om de belangrijkste beker, de Europa Cup I, die in 1970 werd
gewonnen door Feyenoord (als eerste Nederlandse club) en in
1971 door Ajax. Kennelijk zijn de toeschouwers al snel aan

genoemde successen gewend geraakt en is de positieve invloed ervan op het toeschouwersaantal al snel ten einde gekomen. In 1972 daalt de trend aanzienlijk en in 1973 stabiliseert de trend zich als in beide jaren Ajax wederom de Europa
Cup I wint.

Na 1973 is de voorname rol van de Nederlandse clubs op
Europees topniveau vrijwel uitgespeeld. In de jaren daarna

bereikt het Nederlands elftal echter de internationale top.
In 1974 neemt het Nederlands elftal deel aan de wereldkampioenschappen (WK 1974) en bereikt de tweede plaats. Ten
tijde van de kwalificatie voor dit toernooi, eind 1973, stijgt

de entreeprijzen kan dan wellicht worden vermeden. Het is
bovendien onzeker of een prijsverhoging de opbrengst uit de
kaartverkoop uiteindelijk kan doen toenemen, gezien de concurrentie van andere vormen van recreatie. Daarnaast speelt

hogere niveau. Na de WK 1974 daalt de trend weer, totdat
aan het einde van 1975 de trend zich stabiliseert. In die periode kwalificeert het Nederlands elftal zich voor deelname aan

het aantal toeschouwers uiteraard een rol bij de beslissing van

de Europese kampioenschappen in 1976 (EK 1976), waarbij

de trendwaarde reeds. In 1974 stabiliseert de trend zich op dit

de verschillende overheden om het betaalde voetbal al dan niet

Nederland derde wordt. Ook na dit internationale toernooi

te subsidieren. Een belangrijk criterium bij deze beslissing zal

daalt het betalende bezoek weer. In 1978 stabiliseert de trend
zich opnieuw, wanneer Nederland deelneemt aan de WK

immers de vraag zijn voor hoeveel mensen betaald voetbal
een vorm van passieve recreatie is.
Een tijdreeksanalyse
De trend en het seizoenpatroon in het wedstrijdbezoek

kunnen in een tijdreeksanalyse worden vastgesteld. Daarvoor zijn gegevens vereist omtrent de totale toeschouwersaantallen per maand en het aantal gespeelde wedstrijden per
maand, zodat een maandelijks gemiddeld aantal toeschouwers per wedstrijd kan worden berekend. Bij navraag bleken
zowel de Koninklijke Nederlandsche Voetbal Bond (KNVB),
als het Budget Bewakings Instituut (BBI) slechts gegevens
1218

3) De hier aangegeven factoren zijn ten dele gebaseerd op enkele publikaties van prof. dr. J. J. van Duijn. Zie: De vraag naar betaald voetbal, ESB, 28 augustus 1974, biz. 700-743; idem, Een economisch
model voor een beroepsvoetbalcompetitie, Interfaculteit Bedrijfskunde, Working Paper, 1974; idem, A dynamic model of a professional football league, Interfaculteit Bedrijfskunde, 1976; en idem,
Characteristics of consumption activities, with an application to
sports events; a progress report, Interfaculteit Bedrijfskunde, Working Paper, 1976.
4) Een verhoging van de toegangsprijs bij het betaalde voetbal zal de
relatieve positie van het betaalde voetbal als vorm van recreatie verslechteren (indien de prijzen van andere vormen van recreatie niet
worden verhoogd).

1978. Op dat toernooi wordt het Nederlands elftal weertweede. Het volgende jaar (1979) laat het inmiddels vertrouwde
beeld zien in een jaar, dat er voor het Nederlandse voetbal
geen grote Internationale successen zijn te noteren: de trend

augustus, September en oktober te zijn (zie figuur 2). Na de
voetballoze maanden juni en juli lijken de ,,honger naar de

daalt. Bind 1979-begin 1980 blijft de trend korte tijd stabiel:

maanden de weersomstandigheden nog relatief goed. Moge-

in 1980 neemt het Nederlands elftal deel aan de Europese
kampioenschappen. Dit toernooi verliep voor het Nederlands elftal weinig succesvol, hetgeen zou kunnen hebben
bijgedragen tot een geringere belangstelling van de toeschouwers bij de eredivisiewedstrijden: de trend daalt in een korte
periode aanzienlijk.
De ontwikkeling van de trend in het betalende bezoek over
de periode 1971-1980 maakt duidelijk dat de (financie’le) problemen in het Nederlandse betaalde voetbal waarschijnlijk

lijk is men bovendien enigszins uitgekeken op de alternatieve
zomerse recreatiemogelijkheden.

bal” in de nieuwsgierigheid naar de nieuwe competitie voor

vrij veel toeschouwers te zorgen. Bovendien zijn in genoemde

Figuur 2. Seizoenpatroon van de toeschouwersaantallen in
de periode 1971-1980
Gemiddclde
trendafwijking

niet zullen zijn verminderd. De verkoop van het produkt be-

taald voetbal is immers aanzienlijk afgenomen. In 1971 bedraagt de trendwaarde ongeveer 13.000 toeschouwers per

wedstrijd; eind 1980 bedraagt dit cijfer nog slechts 9.000 toeschouwers per wedstrijd. In de periode 1971-1980 blijkt de
trendwaarde met 30% te zijn gedaald.
Figuur 1. De trend van het aantal toeschouwers per wedstrijd

over dejaren 1971-1981.

De geringe belangstelling voor wedstrijdbezoek in de
maand mei zou kunnen worden verklaard uit het feit dat de
zich verbeterende weersomstandigheden de alternatieve zomerse recreatiemogelijkheden weer aantrekkelijk maken.

Daarnaast is men misschien enigszins uitgekeken op de voetbalcompetitie, te meer daar de belangrijkste beslissingen al
zijn gevallen. Het is voor een toeschouwer niet zo erginteres-

sant meer of de plaatselijke club in de competitie negende
of tiende eindigt. Alleen als de betreffende club degradatiegevaar loopt of een toppositie kan behalen, is het misschien

De Internationale successen van de clubteams bleken een
daling van de trend niet te kunnen voorkomen (zie het toeschouwersverloop in 1972, als Ajax voor de derde maal de
Europa Cup I wint). De stabilisatie en vervolgens het herstel van de trend in de jaren 1973/1974 zijn kennelijk bem-

vloed door achtereenvolgens de plaatsing voor en de deelname aan de WK 1974. Deze indruk wordt versterkt als men in

de daarop volgende jaren een dalende trend waarneemt, die
zich slechts enige tijd op een bepaald niveau stabiliseert als

het Nederlands elftal deelneemt aan een groot internationaal
toernooi. In 1980 is deze stabilisatie slechts van korte duur,
wellicht mede onder invloed van de teleurstellende prestaties
van het Nederlands elftal op de Europese kampioenschappen
in 1980. Het optreden van het Nederlands elftal op internatio-

nale toernooien heeft in de laatste jaren de trend niet meer
in opwaartse richting kunnen ombuigen zoals in 1974 toen

Nederland voor het eerst sinds lange tijd op een internationaal toernooi vertegenwoordigd was.
Van de eerder genoemde achtergrondfactoren is een aantal

van belang voor de ontwikkeling op de lange termijn. Behalve de in het voorgaande behandelde internationale positie
van het Nederlandse voetbal, is te noemen de kwaliteit van
het voetbalspel en de positie van het betaalde voetbal ten op-

zichte van andere vormen van recreatie. De kwaliteit van het
voetbalspel zal vermoedelijk samenhangen met de internationale positie van het Nederlandse voetbal. De positie ten opzichte van andere vormen van recreatie wisselt met de tijd van
het jaar, maar ook op lange termijn lijkt het betaalde voetbal

terrein te verliezen aan andere vormen van recreatie.

nog de moeite waard om te gaan kijken.
Van de eerder genoemde achtergronden is een aantal van
belang voor de verklaring van het seizoenpatroon. Te noemen zijn de weersomstandigheden, het relatieve belang van

de wedstrijd en de aan het seizoen gebonden positie ten opzichte van andere vormen van recreatie. Aan deze factoren
is in het voorgaande aandacht besteed. Ten slotte lijkt er nauwelijks een relatie te bestaan tussen de trend en het seizoenpatroon.
Enkele aanbevelingen

Op grond van het hier gepresenteerde onderzoek kunnen
de volgende aanbevelingen worden gedaan om het wedstrijdbezoek te stimuleren:
• laat meer wedstrijden spelen in de maanden, dat relatief de
meeste toeschouwers komen, dus in augustus, September,

oktober;
• verminder het aantal te spelen wedstrijden in de veruit
,,slechtste” maand, t.w. mei/juni;

• houdt bij het samenstellen van het wedstrijdprogramma
rekening met het feit dat in de afgelopen jaren in april en
mei de belangstelling sterk terugloopt. Probeer daarom tot
aan de laatste speeldagen de spanning er in te houden door
het op die dagen vaststellen van de onderlinge wedstrijden
tussen kanshebbers voor de bovenste en voor de onderste
plaatsen;
• een korte winterstop is aan te bevelen, aangezien de daardoor hernieuwde ,,honger naar de bal” voor meer toe-

Het seizoenpatroon

Uit de gebruikte gegevens is een seizoenpatroon te bepalen.
Bij de interpretatie van dit patroon is het van belang te weten

dat de voetbalcompetitie in augustus begint en in mei eindigt.
De maanden met de hoogste toeschouwersaantallen blijken
ESB 9-12-1981

schomvers kan zorgen; een langere winterstop is beslist
af te raden: de ,,licht negatieve” maanden december, januri en februari zouden dan worden ingeruild voor de ,,sterk
negatieve” maanden mei en juni; de toeschouwersgemiddelden zullen door een langere winterstop zeer waarschijnlijk dalen.
Wiener Schreuders
1219

Auteur