10 maart
ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
197t
weer onder controle te brengen of zal
men hiertussen een slingerkoers moeten
uitzetten, nu eens deze dan weer die
groep zijn gelijk gunnend?
Het heeft er veel van dat een ,.herdisciplinering” al heeft ingezet. Het
veelvormig activisme van enkele jaren
geleden – trots, steun en toeverlaat van
de PvdA in haar gedaante van ,,actiepartij”
is ver teruggedrongen waar
niet vanzelf afgestorven. Het universitair onderwijs laat zich temmen op een
manier die vijf jaar geleden onvoorstelbaar was geweest. De vakbeweging,
hechtste bondgenoot van politiek links,
wordt de laatste tijd door socialistische
economen openlijk in de hoek gezet.
Het is wel zeker dat men nog veel
verder zal moeten gaan. Niet 1972, maar
1976 lijkt het keerpunt te worden: voor
het eerst in de naoorlogse periode wordt
de continuïteit in de uitbouw van de verzorgingsstaat onderbroken; misschien
zal zelfs een gedeeltelijke afbouw nodig
blijken. Dit nu zal heel wat ingrijpender
gevolgen hebben dan waarvan NieuwLinks ooit droomde. Het veelvuldig
praten over ,,drastische beleidsombuigingen” kon wel eens werkelijkheid
worden. maar dan niet o p de wijze die
men zich heeft voorgesteld.
Allereerst zal het nodig zijn samenwerking boven polarisatie te stellen:
denken in ,,conflictmodellen” is in
tijden van crisis nu eenmaal een luxe.
Dit betekent echter dat men zich weer
moet gaan verenigen o p gemeenschappeliike uitgangspunten en doelstellingen.
– In detweede plaats zal r a t ~ o n e l e o r ~ a nisatie van overleg boven emotionele
achterbanmobilisatie verkozen dienen te
worden, een wellicht nog moeilijker
opgave voor een generatie van politici
die via mobilisatie van de politieke
opinie in het zadel zijn gekomen en zonder publiek vertoon niet gelukkig lijken
te zijn.
Ten slotte zal, meer inhoudelijk, de
filosofie van de verzorgingsstaat ter
discussie moeten worden gesteld. Wat
Nieuw-Links ooit als een comfortabele
erfenis heeft aanvaard, blijkt een molensteen te zijn. Het wordt dan ook hoogst
noodzakelijk o p te houden met de verzorgingsstaat te blijven beschouwen
als een verworvenheid van links. ‘Hij
is in bepaalde opzichten veeleer het resultaat van een ongelukkige combinatie
van gemakkelijke welvaart en gemakzuchtig bureaucratisme.
Indien de vooruitzichten van ons sociaal-economisch bestel inderdaad zo
ongunstig zijn als ze worden afgeschilderd. dan zal de uitdaging aan ons politieke bestel – bij alle onmiskenbare verschillen – die van 1945 nabij komen.
Wat dit vraagt in termen van eensgezindheid, overlegbereidheid en organisatorisch vernuft. lijkt momenteel ver
buiten de reële mogelijkheden te liggen.
Nieuw-Links, snel tot volwassenheid
gekomen, dreigt vroeg oud te worden.
–
Tien jaar geleden werd de basis gelegd
van Keerpunt 1972. Een achttal jonge
leden van de Partij van de Arbeid, in
meerderheid journalisten, publiceerde
de brochure Tien over rood: Uitdaging
van Nieuw Links aan de PvdA, eerste
van een serie manifesten van links die
een radicalisering van het politieke leven inluidden.
Een groot deel van wat toen actieprogramma was, is thans kabinetspolitiek. In die zin valt aan het succes van
de Nieuw-Links-beweging niet te twijfelen. Maar in de erkenning van dit succes
ligt dan tevens de vraag besloten, of de
koers van Nieuw-Links heeft bijgedragen
aan de immense problemen waarvoor het
kabinet momenteel is gesteld. Hiervoor
moet men het .
moaramma nader bekijken.
Wie dit doet. zal merken dat er vooral
twee lijnen zijn te onderkennen. De
eerste, die ,,materieel” genoemd zou
kunnen worden, betreft traditionele
socialistische eisen als nationalisatie
van de grond en van grote bedrijven.
meer greep op de ondernemingen en
inkomensnivellering, alsook, uiteraard.
bezuinigingen in de defensiesector.
Daarnaast wordt drastische opvoering
van de ontwikkelingshulp als een zwaarwegende eis gesteld.
Een tweede lijn is meer van ,,technische” en ,,tactischew aard, zo men wil:
meer principieel. Zij betreft een ingrijpende verandering van het politieke klimaat: democratisering, decentralisatie,
openheid en openbaarheid. en vooral:
gelijkheid. Het zijn deze kwesties
die ongetwijfeld de meeste verkiezingswinst hebben opgeleverd, en
niet toevallig, want zij speelden in op de
maatschappelijke veranderingen welke
in de tweede helft van de jaren zestig
voelbaar werden.
De problemen waarvoor wij thans zijn
gesteld, worden echter niet gezien.
Economische groei is voor Nieuw-Links
nog zo vanzelfsprekend dat er nauwelijks
aandacht aan wordt gegeven: ,.zo groot
mogelijke welvaart” en .,een snelle toeneming van de bestedingsmogelijkheden
van de consument” worden bijna achteloos genoemd. Werkgelegenheid is geen
punt van zorg. De lasten van de sociale voorzieningen, die thans wurgend
beginnen te worden, zijn geen probleem.
Integendeel. er lijkt nog voldoende
ruimte te bestaan om de eis te stellen
tot ,,het geven van een waardevast studieloon aan elke Nederlander boven.de
achttien jaar, die dagonderwijs geniet en
behoorlijke studieresultaten boekt!”
Kortom, Nieuw-Links toont een pro-
dukt te zijn van het welvaartsoptimisme
van de jaren zestig.
Het past in dit optimisme om veel aandacht te geven aan de niet-materiële
kanten van het leven. De bundel NieuwLinkse-opstellen die een jaar later, in
1967. onder de titel De meeste mensen
~illen
meer verscheen, legde alle nadruk
o p een radicale socialistische cultuurpolitiek: men sprak zelfs van een
,.culturele revolutie”.
Wat bij dit alles echter opvalt, is de
continuïteit in het denken over
mens, maatschappij en politiek, een
contiriuïteit die bestaat in het versterken
en versnellen van bestaande tendenties,
in het voortbouwen o p verworvenheden
en het spreiden van het verworvene.
Wie uit die hoek ooit van een keerpunt
is gaan spreken, is mij niet bekend;
het moet iemand zijn geweest die zijn
eigen partijprogramma niet doorzag.
Wat de aanhangers van Nieuw-Links
evenmin begrepen was het feit dat zij
weinig anders konden doen – en dan
ook deden – dan op een rijdende trein
springen. Ze hebben de verdienste
die trein extra vaart eh stoom te hebben
gegeven – al hadden ze de fluit wat meer
met rust kunnen laten -, maar daar
bleef het wel bij. De reis ging voort
in de richting die Vader Drees en de zo
verguisde ,,conservatieve*’ generatie
van naoorlogse socialisten en confessionelen hadden vastgelegd: de
verzorgingsstaat, met sociale zekerheid
van de wieg tot het graf, gefundeerd o p
voortgaande economische expansie.
Waar men zeer duidelijk wél oog voor
had, was de groeiende vraag om meer
inspraak en openheid, de hang naar meer
opwinding en conflict. Nieuw-Links
heeft vooral hierin grote successen gehoekt en inderdaad meegewerkt aan een
ingrijpende verandering van de politieke
stijl en strategie.
De grote vraag is echter, of met juist
deze verworvenheid van de afgelopen
tien jaar is verder te werken. Is een
politiek meer bewuste en maatschappelij k meer kritische bevolking beter
toegerust om ernstige uitdagingen aan te
kunnen of zal men struikelen- over zelf
opgeroepen weerstanden? Kan men erin
slagen het losgebroken groepsegoïsme