Ga direct naar de content

De devaluatie van den gulden

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 31 1980

‘ October
i

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

DE DEVALUATIE VAN DEN GULDEN.
Het loslaten van onzen ,,gaven9′ gulden heeft hel
Nederlandsche volk van een ware obsessie bevrijd
Over de hier te lande te volgen monetaire politiek
kan sinds Zondag ‘”7 September 1936 weer worden
,gesproken en geschreven op dezelfde wijze als over
andere economische actualiteiten. Het streven der devaluïsten, die tot dusverre met hun kritische analyse
van de feiten moesten optornen tegen een muur van
vooroordeelen bij de Regeering, bij de centrale bank
en de particuliere credietinstellingen, bij de groote
pers en bij het door deze geleide publiek, kan thans
heel wat vruchtdragender worden, daar op eenmaal
de voedingsbodem voor een nuttige gedachtenwisselin is geschapen en het geldvraagstuk is teruggebracht
tot de sfeer, waarin het thuis behoort, t.w. die van
een nuchter onderzoek der feiten en van een zorgvuldige en aan de werkelijkheid getoetste afweging van
het pro en contra van verschillende richtlijnen der te
volgen monetaire politiek.
Deze verandering in de mentaliteit van ons volk
ten opzichte van het geldprobleeiri heeft ook haar
stempel gedrukt op de Kamerdebatten, welke op I 9
en 30 September 1936 plaatsvonden en naar aanleiding waarvan wij hier enkele opmerkingen willen
maken.
Zeer weinig ,,gouddogmatiek” viel in deze debatten
te beluisteren. Weliswaar sprak het Tweede-Kamerlid
Schouten met een waarlijk ontstellend gebrek aan
werkelijkheidszin den wensch uit, dat de Regeering
haar politiek zou richten op herstel van de oude
goudpariteit van den gulden, wel verkeerde Ds. Kersten in alle staten van moreele verontwaardiging
over de ,,muntvervalsching”, niaar voor het overige
werd er slechts heel weinig nagepleit en heeft het
Parlement de toekomstmogelijkheden met nuchteren.
zakelijken blik bezien.
Daarbij trekt het in de eerste plaats de aandacht,
dat vrijwel allen, die in het Parlement het woord gevoerd hebben, i n de devaluatie niet zien een enkel
technischen maatregel, welks uitvoering gevoegelijk
aan de montaire autoriteiten kan worden overgelaten,
doch dat het een koersverandering in de economische
politiek is, die van de grootste econoinische en sociale
beteekenis voor ons land moet worden geacht. I n ons
met tal van banden aan de rest van de wereld verbonden en bij voortduring aan internationale concurrentie blootstaande bedrijfsleven is de rendabiliteit
verdwenen door de wanverhouding tusschen opbrengst
en kosten, welke harerzijds voor een groot deel veroorzaakt werd door de deflatie der geldcirculatie.
Herstel der rendabiliteit is thans vóór alles noodzakelijk, opdat de enorme hoeveelheden ongebruikte productiekrachten, die hier te lande in den vorm van
massawerkloosheid, overcapaciteit vlin bedrijven en
stilliggend geldkapitaal aanwezig zijn, weder aan de
verheffing van onze vo~kswelvaartdienstbaar gemaakt
kunnen worden.
Een der eerste voorwaarden voor dit herstel bestaat hierin, dat een juiste maat van devaluatie van
den gulden gekozen moet worden ten opzichte van
de geldeenheden van de voornaamste landen, met
welke Nederland op de internationaal toegankelijke
markten moet concurreren. Inzonderheid dient daarbij te worden gedacht aan het inhalen van den achterstand ten opzichte van de sterling- en dollargroepen.
Een enkele blik op de feiten leert, dat op dit gebied
het verschil tusschen het Nederlandsche kostenpeil,
uitgedrukt i n goudguldens, en dat van andere landen, die met papierponden of gedevalueerde dollars
werken, aanzienlijk was. De berekeningen zijn ook in
dit weekblad meermalen gepubliceerd, zoodat wij ze
voor de lezers van dit artikel niet behoeven te herhalen. Zij spreken een waarschuwend woord tot degenen, die menen, dat met een devaluatiepercentage
ten opzichte van het goud van circa 15 p c t . wel volstaan zou kunnen worden. Zulk een percentage ware

1936

bij den huidigen stand van zaken volkomen onvoldoende
en zou niet anders beteekenen dan een bestendiging
van den bestaanden wantoestand met de onvermijdelijke noodzaak om later wederom te devalueeren tot
schade van een gelijkmatig verloop van den gang
van zaken hier te lande.
Gelet op de antecedenten der Regeering, lag. de
vrees voor de hand, dat zij, eenmaal de onvermpdelijkheicl van loslating der vroegere goudbasis erkend
streven om zoo weinig
hebbende, er toch naar ~ o u
mogelijk te devalueeren. Uit het antwoord van Minister Colijn aan de verschillende sprekers in de
Tweede Kanier blijkt intuswhen, dat dit niet in de
bedoeling ligt.
I)e Regeering acht in de huidige omstandigheden
de fixatie van een nieuwe goudwaarde van den Gulden terecht ongewenscht. Ook al zal, naar men mag
aannemen, de devaluatie in de goudlanden niet tot
een algemeenen valutaivedloop aanleiding geven, zoo
is er toch voorshands nog geen sprake van, dat een
algenieene stabilisatie van de verschillende geldeenheden op goudbasis, d.w.z. een algemeen herstel van
den gouden standaard zal plaatsvinden. Wij laten
daarbij gebeurtenissen van minder belang, zooals de
levaluatie van Tsjecho-Kroon en Lire, buiten beschouwing; deze oefenen op het wereldget~eurenslechts geringen invloed uit. Van doorslaggevende beteekeiii6
voor de geldpolitiek van ons land is het echter, dat
Engeland uitdrukkelijk zijn tot dusverre gevolgde
monetaire politiek handhaaft. I n het op Zaterdag 26
September jl. gepubliceerde Engelsche communiqué
(zie N.R.C. 26-10-’36, Av.bl. B) leest men o.m. het
volgen d e :
.,Geen eukelr wi,jziging van de monetaire politiek van
Erigelaiid kan het gevolg zijn. Het Pond Sterling zal een
v1.i.j devies blijven, niet vastgekoppeld aan het goud of aan’
?enig ander dcrieu. Onze politiek zal ook voortaan geheel
rekening houden met de behoeften, die de binnenland,<:hewelvaart viin de laiideii van het Britsche gemeenebest
net zich mede brengt. Het egalisntiefonds zal gebruikt
worden voor het binnen de perken houden van de koersiohommelingen op de wisselmarkt en aldus den interna;ionalen haiidel vergerriakkelijkeit.”
Engeland neemt geen repressailles tegen Frankrijk,
net handhaaft slechts de politiek, welke zich richt op
%e f a c t o stabilisatie van de geldwaarde in Engeland.
Het een en het ander is begrijpeliik. Een vltlutawedoop zou ook in Engeland zelf ernstige storingen kunlen veroorzaken, terwijl een nieuwe binding aan het
gmd thans niet te voorziene consequenties voor E n :eland met zich zou kunnen brengen.
I n die omstandigheden kan een binding-van den
gulden aan het goud, nu het eenmaal tot devaluatie
s gekomen, ook voor deze Regeering geen zin hebben.
De tijd is daartoe nog niet rijp. E n aan het vaststelen van zeer ruime grenzen, waarbinnen zich de gullen ten opzichte van het goud zou kunnen bewegen,
leeft men ook niets; zulk een begrenzing toch schept
liet de zekerheid, die daarvan door het publiek vervacht zou worden, en kan dus beter worden nageaten.
Dus: geen te geringe devaluatie en ook geen binling aan het goud, ziedaar reeds eenige richtlijnen,
lie door den Minister in de Tweede Kamer zijn aanreduid; wij halen uit de rede van Minister Colijn
mkele passages aan, die een en ander voldoende duilelijk maken:
.,En nu de vraag, wat e r nu verder monetair gebeuren
tioet, welke de plannen der Regeering zijn op monetair
rebied. Gebleken is reeds, dat de Regeering van meening
s, dat zij niet moet overgaan tot een onmiddellijke fixee.iiig van een nieuwe goudwaarde van den Gulden. De Rereering acht d i t onmogelijk. Op het oogenblik is alles in
Ie geldwereld i n wanorde en het is mij persoonlijk bekend,
lat er nog andere landen zijn, &e al gedevalueerd hebben
n die op het oogenblik weer een devaluatie overwegen.
laarom, zoolang er niet meer vastheid en niet meer zekerleid in het internationaal geldverkeer aan te wijzen zijn,
:an er niet worden overgegaan tot het vastetellen van de

1

7 October

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

iiieune goudwìarde van den gulden, tenzij men zoo diep
zou 15 illen grijlyn, dat men daardoor nadeelen in het leven
riep, die van buzonder ernstigen aard zouden moeten worden gearht. Want ik wil niet in de positie komen, dat wij
op dit oogenblik een nieuibe goudwaarde van den Gulden
Ileplen en misschien over 6 maanden genoopt zou worden
om opnieuw die goudwaarde prijs te geven.
.,Wat de Regeering voor oogen heeft op het oogenblik,
is niets anders dan dat langs den weg van een geheel natuurlijke depreciatie de juiete verhouding gevonden wordt
tusnohen kosten en prijzen. Dat is wat in de eers4e plaats
nodig moet worden geaoht en daarvoor moet de gulden
nu eenmaal eerst zijn eigen evenwioht ongeveer vinden.
Elke manipulatie op dit oogenblik zou volkomen onjuist
zijn. Men moet er niet naar willen streven op.het oogenblik om, zooals de heer Goseling zei, als hoogste wijsheid
te zien de daling zoo gering mogelijk te doen blijven, maar
men moet er evenmin op kunstmatige wijze naar strwen,
die daling grooter te doen zijn dan met de economische
eischen van het land verenigbaar en noodzakelijk is.”

11

E n verder:
.,Het ligt niet in de bedoelinag van de Rqeering.. . . een
bfhpaalden invloed uit te oefenen op de gtootte van de
daliiig van de waarde van den Gulden, in dien zin, dat zij
gericht zou moeten zijn op de geringst niogelijke depreciatie. Het ligt eohter evenmin in de bedoeling van de Regeering om verder te gaan dan voor de aanpassing van kosten en prijzen noodzakelijk moet worden geacht.”
De Nederlandsche morietaire politiek zal dus voorshands overeenstemming vertoonen met die, welke Engeland sinds 1931 heeft gevoerd; de gulden gaat
zweven ten opzichte van het goud i n het belang van
een goede aanpassing van de kosten bij de opbrengst
der productie, zonder dat men anderzijds vervalt i n
inflatorische experimenten. Zulk een politiek is i n
de gegeven omstandigheden de juiste te achten en
zal, als ‘s Ministers daden i n overeenstemming blijken met zijn woorden, spoedig kunnen leiden tot een
zekere ,,de facto” stabiliteit van den gulden tegenover het volgens analoge beginselen gereguleerde
pond sterling. I s eenmaal deze phase bereikt, dan
zal ons land, na een onvermijdelijke storingsperiode,
weder de voordeelen van vaste koersen ten opzichte
van de voornaamste wereldvaluta kunnen genieten,
waarbij het e r bitter weinig toe doet, of dan spoedig
een nieuwe en bruikbare goudbasis gevonden zal worden. Hoofdzaak is herstel van rendabiliteit i n het
binnenland, gevolgd door een stabiele interne geldwaarde en pen stabielen sterlingkoers, dit laatste
uiteraard i n de veronderstelling, dat de Engelsche
geldpolitiek zich blijft bewegen i n de bestaande banen, die geen perfekte waardevastheid, maar wel een
zeer ruime mate van stabiliteit aan het Engelsch economisch leven hebben gegeven.
Maakt i n de zooeven besproken opzichten de Ministerieele uiteenzetting van 30 September een gunstigen indruk, zoo zal het toch zaak zijn, dat zij zoo
spoedig mogelijk van andere zijde wordt aangevuld
en onderschreven; die ,,andere zijde” is De Nederlandsche Bank.
Minister Colijn verkondigt thans een geldpolitiek, die men twee weken geleden van hem nog
niet had kunnen verwachten; Z.E. doet zulks in duidelijke bewoordingen; men wachte thans de daden der
Regeering af en valle haar niet te hard over de fouten,
welke zij i n het verleden heeft begaan. Voor de monetaire situatie van het land is het echter i n de
hoogste mate gewenscht, dat de President van De Nederlandsche Bank zonder eenige reserve verklaart,
dat hij het niet slechts met de technische, doch ook
met de economische zijde van de door den Minister
gegeven richtlijnen volkomen eens is. Immers, zoo e r
ergens i n de laatste jaren verzet is geweest tegen elk
zweempje van verandering in onze geldpolitiek, zoo
was dat bij De Nederlandsche Bank het geval. H e t
ware een volkomen onhoudbare toestand, wanneer e r
tusschen de Regeering e n De Nederlandsche Bank
geen rolledige overeenstemming zou bestaan over

193t

grondslagen en doeleinden der nieuwe politiek. Een
beid van beleid is n u meer dan ooit noodzakelijk
Daarom is thans verheldering ten aanzien van de op
vattingen der centrale bankleiding zeer dringend ge
wenscht. Een bankleiding, die niet i n groote trekker
de door Minister Colijn geschetste geldpolitiek zo1
volgen en daaraan voor de volle honderd procen
zou medewerken, ware i n dezen tijd niet op haai
plaats.
Wij hetuigden’hierboven onze instemming met de1
gedachtengang, welke aan het betoog van Ministei
Colijn ten grondslag lag, voorzoover d i t op de mone
taire politiek van de naaste toekomst betrekking had
Verder dan deze naaste toekomst te kijk,-n ware eer
belangwekkende bezigheid; want met betrekking to
d e op den d u u r te volgen geldpolitiek zijn e r nog hee
wat problemen op te lossen. Deze vallen echter buiter
het kader van d i t artikel.
We1 echter is e r een ander vraagstuk, dat ook ir
het Kamerdebat naar voren kwam en dat in dit ver
band nog een korte beschouwing behoeft. Wij bedoe
len het vraagstuk van de loonsverhooging als compen
satie van de stijging der levenskosten, welke laatstc
vermoedelijk, zij het om overbekende redenen, juist
hier te lande i n zeer beperkte mate, van devaluatie
het gevolg zal zijn. H e t spreekt wel haast vanzelf
dat e r een aantal politieke vertegenwoordigers zijn
die reeds thans op de wenschelijkheid van loonsverhooging wijzen, omdat anders de ,,koopkracht9′ i n het
gedrang zou komen. Afgezien van de extremisten,
met welke over deze onderwerpen een redelijke discussie nu eenmaal niet mogelijk is, wordt hier vooral
gedoeld op de Sociaal-Democraten, wier woordvoerder
Albarda e r als de kippen bij was met de volgende
verklaring:
,,De depreciatie van den Gulden mag niet leiden tot verdere verzwakking van de koopkraoht, want dan brengt ze
geen herstel, maar verdere inzinking van het economische
leven.”
Groote publieke werken en steun aan den wederopbouw van particuliere bedrijven ter versterking van
de concurrentiepositie (genoemd wordt o.m. de verbetering van de outillage der handelsvloot) worden
in d i t verband aangeprezen, maar daarnevens zullen
,,de indexcijfers richtsnoer moeten zijn voor salariscorrecties”.
Ziedaar dus het beginsel van de glijdende loonschaal. D a t beginsel is i n dezen tijd allerbedenkelijkst.
H e t is ons immers te doen om herstel van de rendabiliteit van het bedrijfsleven. Dat beteekent, dat kosten en lasten van den ondernemer zoo laag mogelijk
moeten blijven bij stijgende afzetmogelijkheden. Wanneer het geheele loonpeil verhoogd wordt pari passo
met de stijging der levenskosten, dan ontneemt men
aan de devaluatie haar effect. Maar de koopkracht
dan? zoo vraagt Ir. Albarda. H e t antwoord luidt: de
koopkracht ontstaat uit rendabele productie, uit verkoop op voorwaarden, waarbij het bedrijf bestaan kan
en aan zijn medewerkers een behoorlijk inkomen kan
verschaffen, maar niet uit het opvoeren van dat inkomen, voordat vaststaat, dat de opbrengst zulk een
verhooging toelaat.
D i t laatste ware ook om sociale redenen bedenkelijk. Werd het advies van Ir. Albarda gevolgd, dan
zou de dringend noodige vermindering van werkloosheid in het gedrang komen en dan zou men den wan,oestand behouden, dat een deel der bevolking werkt en
dat anderen naar schamelen steun worden verwezen;
bij dit laatste viert het groepsegoisme hoogtij; wanneer men niet van de devaluatie gebruik maakt om
dien kanker onzer maatschappij te bestrijden, is een
der hoofddoeleinden van de geheele operatie gemankeerd.
Daarmee willen wij niet zeggen, dat e r niet wel
:ens i n bepaalde gevallen van zeer drastische aanpas;ing i n de onbeschutte bedrijven aanleiding tot eenige

30 Juni

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

loonsverhooging kan zijn, noch ook dat snelle uitvoering van werken op het gebied der outillagevernieiiwing niet gewenscht zou kunnen zijn. H e t een
behoeft het ander niet uit te sluiten. Verhooging van
loonen over de geheele linie en economisch herstel
zijn echter twee zaken, die thans onvereenigbaar zijn.
Eerst als de werkloosheid drastisch verminderd zal
zin, zal de vraag naar verhooging van het geheele
peil der geldloonen gesteld mogen worden, niet eerder, en zulks inzonderheid in het belang der gezamenlijke arbeiders, die zich zelf als groep door ontijdige
looneischen schaden.
Zoo zeer als de rede van Minister Colijn ons is meegevallen daar, waar Z.E. de richtlijnen der geldpolitiek behandelde, zoo weinig bevredigend is zij op
dit punt, en wel wegens haar vaagheid. I n antwoord
aan Ir. Albarda merkte de Minister o.m. op:

1937

VERNIEUWING.

l l c t Jcabinet, dat (Ie vorige week hier te lande is
opgetreden, vindt een geheel andere toestand dan
dat, hetwelk na de verkiezingen van 1933 met het
bestuiir viin ‘ Iiinds zaken werd belast. Toen een
s
steeds verder om zich heen grijpen van de depressie
cn een steeds meer afbrokkelen van onze welvaart,
oiize bedrijvigheid (.n onze reserves, nu talrijkt. tekenen van herleving, toenemende bedrijvigheid en weergekecrtl vertrouwen. Toen een bevolking en een betlrijfsoiitillage gecstclijk zowel als materieel ingesteld
o p de toestanden van v6ór de wereldcrisis, bevreesd
voor tle bedreigingen der malaise, nu een geestelijk
gelouterd volk en ten dele gesaneerd bedrijfsleven,
gereed (w hereid tot het vervullen van hun t.aak bij
tle wederopvoering van onze nationale welvaart.
1)e toestand, waarin een Regering bij haar aanvaarding van het hewind land en volk vindt, is
,,. . . .nu eenmaal de gouden standaard losgelaten is, zijn \:tak van o\-erwegende invloed op de algemene richdaarvan ongetwijfeld in sommige opzichten goede gevolgen
ting van het te voeren beleid. Zo was het ook bij de
te verwaahten, maar in andere opzichten ie het zoo, dat Regering van 1933: het conserveren van het promen er kwade gevolgen van te duohten heeft. Nu moet tectie-verrilogen, dat o p toestanden ~ a vóór de crisis
n
men bij de beoordeeling van den toestand, die ziah gaat
\ v ; ~ingesteld, vormde de hoofdlijn voor de econoontwikkelen, zich niet onttrekken noch aan het een noch
aan het ander. Men moet den toestand nemen zooals hij inische en sociale politiek. ()\-er vrijwel alle groepen
door deze wijziging in den mondairen toatand geworden cler bevolking stak de ovcrheid vroeger of later de
is. En wanneer er kwade gevolgen optreden in den geest beschermende 1i;ind iiit, ttneinde te voorkomen, dat
als door den heer Albarda bedoeld, moet men die kwade zij door de crisis werden ten onder gebracht. Groepsgevolgen onder de oogen zien. Wanneer zij afmetingen aan- gewijze vond die bes(.liermiiig plaats, telkenmale
nemen, die voorzieningen noodig maken, dan zal natuur- moest het levensbelang van een groep in het oog
lijk ook .tot die voorzieningen behooren te worden overge- worden gerat en werden inaatregc!rm beraamd om
gaan. Maar het is op dit oogenblik niet mogelijk – boven- die groep voor ondergiing te behoeden. De cconom
dien doet h& geval zioh nog niet voor – o eenige con- mische en sociale politiek werden daardoor meer ea
crete toezegging van dien aard te doen.”
meer op groepsbelangen georiënteerd.
Wij leveren hier geen kritiek op het beleid der
Dat is vage en daarbij slappe taal. De Regeering afgetreden Regering, wij sdietsen slevlits wat achter
heeft het volgens de bewoordingen van de prijsop- ons ligt en wenden thans tle blik naar hef heden en
drijvingswet in de hand om niet gerechtvaardigde
de toekomst, waarop het nieuwe Kabinet zich heeft
opdrijving van de prijzen van diensten tegen te gaan.
in te stellen.
Minister Gelissen verklaarde Dinsdag 29 September
Het heden toont ons, naast veel herleving. nog tal
in de Tweede Kamer, dat hierbij aan de arbeids- van donkere plekken. De donkerste is wel de nog
loonen niet was gedacht. De harde realiteit zal de st,eeds bestaande werkloosheid, ran arbeid en ook
Regeering spoedig genoeg leeren, dat het wel degelijk
van kapitaal. De voortschrijding der technie’k heeft
noodzakelijk kan blijken om aan het streven naar on- reel arbeidskracht hesc~hikbaar doen komen voor
gerechtvaardigde loonsverhooging paal en perk te nieuwe productie, die i n meerdere consumptieve bestellen. Zou zij dat niet doen en zou zij thans, anders hoeften kan voorzien. Het kapitaal, voor die prodan in gevallen van overmatige loonsverlaging in de ductie benodigd, is, althans ten dele, quantitatief
depressie, tot loonsverhooging haar goedkeuring ver- aanwezig: de lage rentestand toont de overvloed viin
leenen, zoo zou zij uit de devaluatie niet halen, wat kapitaal, dat thans nog emplooi zoekt langs platgeer ten behoeve van het economisch herstel hier te treden paden, waar het zich eigenlijk niet ,,senang7′
lande uit gehaald kan worden. Dit laatste ware te voelt. Maar kapitaal en arbeid treffen niet samen in
hetreuren. Nederland krijgt nu weer zijn kans te de nieuwe productie. Paalt de ondernemingsgeest,
toonen wat het waard is. Het zag zich deze kans door faalt de intermediaire functie of ontbreekt het verjarenlange deflatie- en aanpassingspolitiek onthou- trouwen?
Voor zover het rers(~hijnse1
nog internationaal is.
den. IIet grijpe de thans geboden mogelijkheden met
beide handen aan. Maar dat eischt dan ook op het voor zover supernationalisrne, verrcyziande autarkiestuk der arbeidsloonen, dat aan een generale loons- streving, oorlogs-, revolutie- en nationalisatiegevaren
verhooging eerst gedacht kan worden, wanneer de de ondernemers en beleggers ervan afhouden, nieuwe
productiefactor ,,arbeidu weder vol in bedrijf is. producties op grote schaal aan te ratten en van kapid.w.z. wanneer de werkloosheid hier tot de geringe taal t e voorzien, valt het rriiagstiik biiiten het bestek
proporties van de laatste hausse zal zijn terugge- van dit artikel. Slechts voor zover de binnenlandse
bracht. Wie een andere politiek aanprijst, verdedigt economische politiek hier helpen kan, heeft het onzr
aandacht.
onsociale denkbeelden.
Hier te lande faalt inderdaad de intermediaire
E r zitten aan de devaluatie van den gulden nog
functie: het kapitaal wordt slechts gebrekkig geleid
vele kanten, waarvan er verschillende in het Kamer.
debat ter sprake kwamen, zooals de questie der goud- van den belegger naar het bedrijfsleven. Het bekende
vraagstuk van de kapitaalvcrscliaffing aan het vitale
clausules, de prijsopdrijving der goederen, e.a. Wij bedrijf van middelbare grootte heeft zijn oplossing
kunnen daarop in het kader van dit artikel niet nader nog niet gevonden. De situatie \-an de kapitaalmarkt
ingaan.
sinds de devaluatie maakt liet niogelijk, dit vraagstuk
Wij hadden gevreesd na de eerste berichten over dc anders aan te pakken dan door financiering van
devaluatie te moeten zeggen van deze Regeering:
Rijkswege, zoals bij tussenkomst van de Maatschappij
,,dankbaar voor de voorloopige stappen, maar ten voor Industriefinanciering het geval zoude zijn. Inaanzien van het geheel nog hoogst onvoldaan”. De dien de -Regering de rente op de door particuliere
werkelijkheid is een andere geworden; wij kunnen
financieringsinstituten uit te-geven waarden tijdelik
thans zeggen: ,,dankbaar voor de aangegeven richt- zou garanderen – l).\-. p>diirendevijf jaar. gedurende
lijnen van nieuwe monetaire politiek hier te lande welke men ervaring t n ~ertroiiwenzon moeten reren verlangend uitziende naar de dienovereenkomstig
krijgen – dan zo11 zij daarmede wellicht de bankG. M.V. S. wereld iiit liaar huiverige apathie wekken e n zote verrichten daden”.
r~tionelvoplo.;~ l o ~ n t tlr stoot gcven tot clc. iiic~~st
lt

1

30 J u n i

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

I siug vim liet vraagstuk: financiering door de kapi-

I

I

taaliiiarkt niet verdeling en verqweiding van risico’s
in de collectieve belegging en nict het toezicht- en
selectieapparaat van de baiiken.
Maar al zou door deze betere kapitaaldistributie het
vraagstuk van de kapitaalvoorziening opgelost ltTorden, dan nog zouden het vraagstuk van de mogelijkheid van nieuwe productie en dat van de lust om ze
ter hand te nemen blijven bestaan.
De mogelijkheid e n de lust tot het ondernemen van
nieuwe productie wordt niet bevorderd door een econornisclie politiek e n een sociale mentaliteit, die op
conserveren van het bestaiinde zijn ingesteld. Hoe
meer e r beschut is, des te geringer kans voor liet
iiieuwc. l i e t prijspeil voor tal \-;til 1;ostenfactoreii is
hoog, het handelspolitiek arsenaal is zozeer ten belioere van het oude in beslag genomen, dat er o , ~
bescherming van nieuwe bedrijven tegen uitroeiingsduniping of op compensaties tegenover niet-breideling van de nieuwe export weinig uitzicht bestaat, de
bedrijfsgenoten i n bestaande bedrijven en bedrijf>takken zijn zodanig georganiseerd en t:: bevoegder
plaatsc geaccrediteerd, dat het nieuw gevestigde betlrijf ieder ogenblik belemmering, bemoeilijking of
belzisting boven het hoofd hangt.
Wil nien het tot stand brengen van nieuwe prodiictietakken en moderne productiemethoden bevorderen – en alleen dàn zullen de honderdduizenden
werklozen weer aan de arbeid kunnen worden gebracht
– dan moet men breken met een op groepsbelangen
georienteerde beschutting van liet bestaande.
Men zal e r meer dan tot dusverre op u i t moeten
zijn, steun- en statoutillage te verminderen.
D i t wil geenszins zeggen, dat men zich van alle
innienging, bescherming, regeling en beperking zal
hebben t e onthouden. Menig algemeen belang eist
nu en later ingrijpen van bovenaf. N a a r van betekei i i s is het, dat men daarbij niet langer de gemeenschap, d.i. de gehele nationale samenleving, met de
tlee1ge:neenschap of belangengroep vereenzelvige of
verwarre en dat men het streven van enkelingen (w
groepen beoordele naar de betekenis, die liet lierft.
niet voor de betrokken groep, maar voor Iiet gehele
volkswelzijn.
Rii is het merkwaardig, dat het afgetreden Kabiiiet
zozeer door de conserveringspolitiek was doortrolikt>n,
dat haar ontwerpen op economisch gebied allengs het
groepsbelang boven of identiek met het sociale welzijn gingen stellen. Verbindendverklaring van onderiic.iiierso\-ereenkomsten (wet van 1!)35) is slechts mogelijk gemaakt, indien het algerneeti belang e r posif i c f inee is gediend, de verordeningen van de bij de
groiizijn i n strijd met het algemeen belang, en de bedrijfsvergunningswet (ontwerp 1937) voorziet slechts beperking van vestiging, indien betrokken groepen zulks
verlangen, dus niet als naar het zelfstandig inzicht
viln de Regering Iiet algemeen belang het eist. De
evolutie ging hier i n de richting, waarin wij thans
zeker niet verder moeten gaan. Integendeel.
D i t Kabinet treedt op op een nioment, waarop dc
meest gesteunde en verordende groepen zich meer en
meer tegen het drukkende ingrijpen gaan verzetten,
op een moment, dat men meer en meer gaat inzien,
dat de samenleving geen bestuurbaar mechanisme is,
doch een organisme, welks samenstellende delen zelfstandig en onverwacht reageren en eigen energie
kunnen ontwikkelen, die voor de ontwikkeling van
de hogere eenheid, de maatschappelijke samenleving
in haar geheel, niet gemist kan worden. N a a r tevens
i* men zich bewust geworden, geleerd door de ervaring in de voorafgaande tijd, dat die samenstellende delen, indien h u n invloed te ongebreideld wordt
onder\-onden, schadelijk kunnen zijn voor de gemeenschap.
E e n van de meest bedenkelijke verstoringen van
liet algemeen welzijn i n het afgelopen tijdvak was de
dishiirnionie van prijs- e n beloningsniveaux. Deze is

193

nog niet geheel verdwenen, itl is e r enige nivellerinl
gekomen. Een groot sociaal belang is e r mede ge
tlicnd, indien thans, bij de geleidelijke verhoging val
Iiet prijzenpeil, wordt verhinderd, dat de reeds hoog
$taande categorieën h u n niveau verder verhogen, al
rorens zij door de acht.ergeblevenen zijn ingehaald
Aangezien juist het hogere niveau wordt aangetrof
fen in bedrijfstakken, die voor de binnenlandse mark
werken, zou verdere stijging de levens- en productie
kosten verhogen voor de achtergeblevenen, die daar
door verder omlaag werden gedrukt en in hun ver
riieuwing bemoeilijkt.
Ken ernstige verstoring is ook het arbeidsconflict
Ilet is toch eigenlijk sociaal niet te verantwoorden
dat staking of uitsluiting i n een sleutelindustrie o:
in het transportwezen het gehele bedrijfsleven zoi
ontwrichten. Evenmin is het u i t sociaal oogpunt toe
laatbaar, dat de gehele bevolking zich van loodgie
tershulp bij bevroren waterleidingen ziet verstoken
omdat loodgieterspatroons en loodgietersgezellen he.
niet eens kunnen worden over een gulden loon pel
week of een dag vacantie per jaar meer of minder
of dat een gehele stad enige tijd zonder brood oi
melk zou moeten leven wegens een arbeidsconflici
in het betrokken bedrijf.
Wij hebben te aanvaarden, dat i n een maatschappij,
die op verregaande arbeidsverdeling en hoogontwik.
kelde specialisatie is gebaseerd, het uitoefenen vitn
een speciale werkzaamheid sociaal gezien een werkplicht schept. Daarom moeten stakingen en uitsluitingen, en dus ook invoering van stakingsverzet
wekkende maatregelen, onmogelijk zijn, voordat beniiddelings- en arbitrageprocedures ten einde zijn gebracht en moeten op de duur wellicht zelfs bedrijfst:iklren aiingeaezen kunnen worden, waarin staking
en uitsluiting verboden en arbitrage bindend zullen
zjn. Nog beter ware het, indien een permanent
lichiiam voor arbitrage of rechtspraak in het leven
werd geroepen. De arbeidsverhoudingen zijn thans
zodanig georganiseerd, dat geschillen door arbitrage
kunnen worden opgelost en de aloude strijd achterwege kan blijven. Bij dergelijke aangelegenheden is
rle rest van de s;itnenleving evenzeer, wellicht nog
iiieer betrokken dan de partijen vim werkgevers en
aerknemers in de betrokken bedrijfstak, vandaar dat
Iiet sociale welzijn van het geheel breideling van Iict
wnflict en van de aanspraken kan niedel~rengen.
Aan de vermeerdering van cle nelvilart der iirbeiiersklasse i n haar geheel zou een dergelijk ingrijpen
niet in de weg staan, slechts aan een bevoordeling
van de ene groep boren en ten koste van de andcre,
in aan een voortdurende verontrusting van de samenleving; Een college van hoogstaande, betrouwbare
riannen, buiten politieke invloed, zou met deze berechting van ~irbeidsgeschillendienen te worden belast. I n hoeverre staking, uitsluiting en invoering
ian wijziging van arbeidsvoorwaarden tegen cen gepubliceerde, gemotiveerde uitspritak in nog zullen
:oorkomen en in hoeverre de mogelijkheid daarvan
noet worden opengelaten of beperkt, zal de prilktijk
noeten uitmaken. Voorloopig zou volstaan kunnen
worden met staking, uitsluiting en invoering van or~anisatorisch bestreden wijzigingen in arbeidsvoornaarden te verbieden, zolang bemiddeling en arbitrage
liet zijn beëindigd.
Een permanent lichaam, zoals wij hier bedoelen,
:OU ook op ander gebied nuttig werk kunnen verkliten. Want in onze moderne maatschappij bestaan
:r krachten en machten, wier vernieuwende werking
VU niet kunnen missen, maar die anderzijds het wel,kin van de samenleving kunnen bedreigen en schilden.
Dat zijn niet i n de eerste plaats tie uit de band sprin:ende kleineren, die i n onverstand somtijds Iiet tot
,tand komen van meerdere doelmatigheid en stabili,eit in een bedrijfstak kunnen verhinderen. Maar dat
: i n veelmeer de machtigt: enkelingen en groepen, die
liet meer door de reacties van anderen in toom gemuden worden.
Ziilke ongcvoritralrerde, oiigehreidcldc iii:ic.hten xijri

31) Juni

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

er in onze moderne maatschappij: de leiders van
grote concerns, de leiders van ondernemersorganisaties en de leiders van vakbonden, in zekere mate ook
de leiders van het bankwezen. Zij allen kunnen veel
heil brengen aan de gemeenschap, maar zij kunnen
haar ook veel onheil berokkenen. Zij kunnen scheppen en vernietigen, leven wekken en groei belemmeren.
Velen hunner zijn zich dat niet bewust. Zij haiidelen nog naar de mentaliteit van de kleineren, die
nog voor het persooniijk bestaan moeten zwoegen en
daarbij slechts kunnen streven naar materieel voordeel. Ook deze leiders vatten nog slechts dat materiële voordeel i n het oog, niet i n de eerste plaats voor
zichzelf, maar voor de onderneming of de groep, wier
belang zij dienen. Zij zien – op enkele uitzonderingen na – nog niet, dat sociale macht sociale plicht
impliceert, dat van personen i n hun positie een
ruimere blik op de behoeften van de samenleving kan
worden verwacht.
Eens hebben vorsten dezelfde ontwikkeling doorgemaakt. Toen zij nog lagere edelen of gelijken hadden te bevechten, was winst hun drijfveer. Als alleenheersers gingen zij enige tijd in de oude lijn voort,
hun gebied en hun civiele lijst te vermeerderen door
veroveringsoorlogen, huwelijken, ruilingen en andere
transacties. Maar hoe meer hun bestaan beveiligd
werd tegen mededingers, des te meer wijdden zij zich
aan de belangen van het volk. E n dit te meer. naarmite zij bij dit volk tegenwicht vonden tegenover
handelwijzen, hun door eigenbelang, ijdelheid, eerzucht of machtswaan ingegeven.
Deze ontwikkeling mag n 6 van de genoemde leiders worden verwacht. Zij hebben niet langer strijd
om het eigen bestaan te voeren. H u n bedrijf of organisatie is een onmisbaar element in de moderne maatschappij, die hun producten of hun voorlichting niet
Iran ontberen. Deze machtigen zijn aan hun positie
verplicht, zich hij hlin handelingen, die toch wel
steeds het belang van hun organisaties zullen dienen,
rekenschap te geven van de sociale uitwerking.
Ook zij zullen t1)t dit wciaal dienen kunnen worden
gebracht door tegenwichten. Indien wat zij doen aantastbaar, vernietigbaar is, worden zij meer en meer
gedrongen tot een algemeen sociale mentaliteit, die
nu nog slechts bij enkele hunner bestaat.
Daartoe zal dienstig zijn een lichaam, zoals wij
li i erboven bedoelden, een lichaam, dat het midden
Iioudt tusschen een econoniische rechtbank en een
econonlisch openbaar ministerie. Zulk een lichaam,
.amen te stellen uit een aantal voor het leven te
benoemen personen van grote kundigheid en betrouwbaarheid, voorzien van een staf medewerkers,
zou ruime bevoegdheid van onderzoek moeten verIaijgen en voorts het recht te publiceren wat z i n
inziens moet worden bekend gemaakt, bij den ge\\-onen rechter vernietiging te vorderen van handelingen en o\ ereenkomqten, welke het strijdig acht met
de goede zeden en de openbare orde l ) , alsmede prijs\ erhogingen te vernietigen of minimumprijzen vast

1937

te stellen. I letz-lfde lichaam zou kunnen worden ingeschakeld in de procedure van verbindendverklaring
an overeenkomsten in het algemeen belang, bijvoor1)eeld ter verkrijging van grotere doelmatigheid van
bedrijfsmethoden of grotere stabiliteit in een bedrijfstak.
Waar het lidiaam niet politiek verantwoordelijk is
gedacht, bestaat geen gevaar voor bijzondere bevoorrechting of achterstelling. Dat het, behoudens in zijn
jaarverslag, geen verantwoording heeft af te leggen,
is geen achteruitgang: thans zijn de economisch machtigen aan niemand verantwoording schuldig, dan worden zij gecontroleerd door een lichaam, dat op het
sociale belang is ingesteld en welks ingrijpen publiek
wordt en in publieke organen kan worden beoordeeld.
hetgeen, ook zonder het bestaaii van staatsrechtelijke
verantwoordelijkheid, invloed op zijn handelingen za1
hebben. De leiders van concerns en organisaties, zich
zodoende gecontroleerd wetende, zullen daardoor meer
en meer, naast liet belang van de door hen geleide
lichamen, het algemeen sociale welzijn in het oog
vatten, zoals van personen in hun hoge posities mg
.
worden verwacht. H u n kracht blijft ongebroken, in
het begaan van nieuwe negen zullen zij niet worden
belemmerd, slechts uitbuiting van beschutte en monopoloïde posities wordt voorkomen. Want juist dáárdoor wordt de vernieuwing belemmerd.
Het doet op het eerste gezicht paradoxaal aan, te
menen, dat de mogelijkheid van beperkend ingrijpen
de activiteit versterkt en de sociiile mentaliteit bevordert. Toch is dat het geval. De kleine, opstrevende
beginner, die nog eigen voordeel zoekt en van nature
gemakkelijk door anderen wordt in toom gehouden.
vindt een vrijer veld dan thans. E n het nieuwe tegenwicht werkt voornamelijk ten aanzien van hen, die,
gezien hun machtige, publiek bekende en gewaardeerde, en persoonlijk veilige positie. dan ook niet
meer in overheersende mate worden gedreven door de
zucht naar materieel roordeel, doch door het verlangen naar succes in de ogen r:in de zeer velen, die
hen gadeslaan, waardoor zij vatbaar zijn voor een
meer sociale mentaliteit. E r zijn tekenen, dat in dezr
geest een nieuwe gemeenschapszin ontkiemende is.
De ontwikkeling en de groei daarvan dient te worden
bevorderd en zodanig geleid, dat het een gemeenschapszin wordt, die zich niet opsluit binnen de grenzen van stand, klasse of bedrijfstak, maar die het
welzijn r:in de gehele samenleving in al haar geledingen wil bevorderen en dus de qualificatie sociaal
waardig is.
Met dit doel voor ogen Iran d e economische politiek zich geleidelijk, van de beschutting van het oude,
door die beschutting bevoorrechte, herorienteren op
de bevordering van het nieuwe. Want dat nieuwe
moet komen, daar het onontbnerlijk is. willen wij
verlost zijn van de werkloosheid en al de daaruit
voortvloeiende ontbindingselementen.
P.
1) Vergelijk m& betrekking tot dit deel der taak mijn
artikel Tegenwioht ! in DP Xaamlme Vennootscihap van
l . Oc-tohci I!iX:I. blz. 1!)3.
i