Technologische ontwikkeling:
stimulans of belemmering voor
economische groei?
De relatie tussen de technologische ontwikkeling en de economische groei is
ingewikkeld. Dat technologische vernieuwing in het verleden een belangrijke rol heeft
gespeeld bij de groei is onomstreden. Hoe de vork in de steel zit, blijft echter een punt van
discussie. Nog minder overeenstemming bestaat er over de invloed van actuele
technische ontwikkelingen op de economische groei in de toekomst. Een aantal
ontwikkelingen heeft de auteur van dit artikel tot de stelling gebracht dat de huidige
technische ontwikkeling een potentiele bron van economische instabiliteit is. Centraal in
zijn redenering staat de afnemende ‘functionele meerwaarde’ van nieuwe produkten en
diensten. Te veel is een nieuw produkt louter een vervanging van een ouder produkt en
leidt een innovatie te weinig tot nieuwe vraag. Onder zekere condities kan technische
vernieuwing dan tot daling van de groei leiden.
DR. W.M. DE JONG*
Inleiding
De technische ontwikkeling speelt een belangrijke rol bij
het ontstaan en het in stand houden van economische
groei. Er zijn weinig beschouwingen over de economische
groei op lange termijn waarin geen aandacht wordt gegeven aan de technische ontwikkeling. De technische ontwikkeling is echter niet altijd een stimulans voor economische groei, zeker niet voor evenwichtige groei. In de techniek zelf kunnen elementen opgesloten liggen die, vroeg
of laat, leiden tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht. Ook is de technische ontwikkeling niet uitsluitend
van belang voor de lange termijn. Onder bepaalde omstandigheden kunnen geconstateerde en verwachte technische ontwikkelingen van invloed zijn op economische
ontwikkelingen op korte termijn. Zo kan, vooral bij een economie uit evenwicht, de technische ontwikkeling leiden tot
een verdere desorganisatie van de economie waardoor
belangrijke nieuwe markten onvoldoende snel worden geruimd en een onevenwichtige ontwikkeling wordt versterkt.
Deze tweeslachtigheid voert tot de vraag welke rol de
technische ontwikkeling kan spelen in de economische
groei van de komendejaren. Dit artikel probeert een antwoord te vinden op deze vraag.
De relatie techniek-economie
_____
De theorievorming over macro-economische groei is
theorievorming over economische evenwichten. Neo-klassiek gemspireerde groeibeschouwingen steunen op terugkoppelmechanismen die het economische systeem, na
verstoring, weer doen terugkeren naar een algemeen
evenwicht in de zin van Walras. De prijzen zijn voldoende
R92
flexibel en het economisch gedrag voldoende rationeel om
de markten te ruimen. In het (neo-)keynesiaanse denken
wordt het bestaan van een algemeen evenwichtig groeipad niet per definitie ontkend. Er wordt echter ernstige
twijfel uitgesproken over de endogene stabiliteit van dat
evenwicht. Macro-economische groeimodellen en beschouwingen geven uiteraard slechts een zeer grove benadering van de complexe werkelijkheid. Dit neemt niet
weg dat zij structuur geven aan de onzekerheid en inzichten en noties kunnen overbrengen die van belang zijn voor
een verdere discussie. Het gaat ons hier vooral om de rol
die de technische ontwikkeling speelt bij niet-evenwichtsprocessen, d.w.z. bij bewegingen rond het evenwichtige
groeipad.
Bekend is dat een algemeen evenwichtige groeipad,
waarvan de karakteristiek voor een groot deel wordt bepaald door de technische ontwikkeling, alleen voor lange
tijd bestaanbaar is als de technische ontwikkeling vrijwel
uitsluitend arbeidsvermeerderend is, met andere woorden
voldoende Harrod-neutraal is. Deze neutraliteitseis is niet
triviaal en heeft geleid tot pogingen de technische ontwikkeling te endogeniseren en door economische ontwikkelingen te induceren. Deze endogeniseringen zijn echter
weinig overtuigend. De vraag is in hoeverre de huidige
technische ontwikkeling (met name micro-elektronica en
daarmee opgebouwde flexibele produktiesystemen) aan
de eis van Harrod-neutraliteit zal blijven voldoen. Op dit
punt komen wij later terug.
Een andere zaak is de snelheid waarmee de economie
na verstoring weer naar een nieuw evenwicht tendeert. In
de snelheid van teruggang naar het evenwichtige groeipad kan de techniek een dominerende rol spelen. Zo kan
* Wetenschappelijk medewerker bij de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid.
men aantonen dat, bij een gelijke spaarquote, voor een
neo-klassiek systeem de karakteristieke tijden van teruggang in grootteorde worden gegeven door T = 1//?(1-a),
waarin /? de groeivoet langs het evenwichtige groeipad is
en a de produktie-elasticiteit van kapitaal 1). Bij f) =
0,05/jaar en a = 0,35 geeft dit een karakteristieke tijd van
30 jaar, hetgeen bij voorbeeld betekent dat voor het wegwerken van 90% van een verstoring ongeveer 70 jaar nodig is. Soortgelijke resultaten zijn bereikt door Sato en anderen 2).
Dooraanpassing van de investeringen kan men natuurlijk de tijd van teruggang verkorten (of verlengen). Wanneer echter structurele verschijnselen achter de verstoring
liggen, zijn de mogelijkheden voor deze manipulatie van
de investeringen over het algemeen beperkt. De teruggang is dan traag, er is maar weinig in de tijd gecorreleerde
extra verstoring nodig om het systeem helemaal niet meer
naar een algemeen evenwicht te doen terugkeren. Bij beschrijving van een economie ver uit evenwicht blijkt er tussen neo-klassieke en keynesiaanse modellen meer overeenstemming te bestaan dan men op het eerste gezicht
zou verwachten.
Uit het voorgaande trekken wij twee conclusies. Gelet
op de inherente traagheid moet, in een wereld van frequente structurele verstoringen, een algemeen evenwicht
dat op endogene wijze tot stand is gekomen eerder uitzondering dan regel zijn. Voor een studie naar economische
groei is het daarom zinvol zich te richten op niet-evenwichtsprocessen. Verder geven de groeimodellen aan dat
bij dergelijke processen technische ontwikkelingen een
belangrijke rol kunnen spelen. Dit brengt ons op het volgende onderwerp.
Techniek en economische crisis
Zoals Pen terecht heeft gesteld, is de huidige economische crisis overgedetermineerd 3). Een veelheid van oorzaken is genoemd ter verklaring van de economische toestand. Over het gewicht dat aan elk van de vermeende oorzaken moet worden toegekend, bestaat weinig overeenstemming. Doordat men te maken heeft met verschijnselen die elkaar veelal wederkerig bemvloeden, stuit men al
gauw op problemen van het type kip of ei. Voor vele van de
genoemde oorzaken kan men echter stellen dat, ook als zij
niet behoren tot de primaire oorzaken van de huidige crisis, zij in ieder geval wel de gang terug naar een meer
evenwichtige situatie ernstig kunnen vertragen.
Wemelsfelder komt na onderzoek van enkele technologie-indicatoren tot de conclusie dat er iets mis is met het
technische innovatieproces 4). Alle door hem onderzochte
indicatoren suggereren dat de voorraad rendabele nieuwe
technische kennis uitgeput raakt, terwijl verder technische
know-how zich steeds sneller verspreidt. Technologische
kennis vefliest sneller haar waarde, waardoor de innovatieprikkel verzwakt. Ook andere auteurs hebben met een
beschuldigende vinger gewezen naar de technische ontwikkeling 5). Welke resultaten heeft onderzoek naar langetermijnfluctuaties – lange golven – in de economie opgeleverd?
De uitputting van rendabele technische kennis, zoals
die door Wemelsfelder is geconstateerd, zou slechts tijdelijk kunnen zijn en kunnen samenhangen met de economische fase waarin wij ons op dit moment bevinden. De discussie over lange golven concentreert zich onder meer op
de vraag of er sprake is van regelmaat in de tijd. Een strikte
regelmaat is, gezien de vele factoren die van invloed zijn,
onwaarschijnlijk. Tot nu toe is uit de beschikbare tijdreeksen regelmaat in het optreden van lange-termijnfluctuaties
nog nooit overtuigend aangetoond.
Het is in dit kader interessant te constateren dat weinig
bestaande theorieen over lange golven, ate er regelmaat
zou bestaan, hiervoor een verklaring zouden geven. Verder is het zinvol te bedenken dat regelmaat een overkoepelende verklaring voor achtereenvolgende economische
crises waarschijnlijk maakt, maar dat afwezige regelmaat
ESB 1B-7-198R
Figuur 1. Het totale aantal industriele basisinnovaties
sinds 1800
Totale aantal
basisinnovaties
Bron: gebaseerd op gegevens van Mensch (7), Van Duijn (8) en Haustein en Neuwirth
0)
een dergelijke verklaring nog niet uitsluit. Ook als er geen
regelmaat is, kunnen de mechanismen die door verschillende auteurs ter verklaring worden aangedragen juist
zijn. Een nadere evaluatie blijft derhalve zinvol.
Vele onderzoekers zijn van mening dat een strikt monocausale verklaring van de tot nu toe opgetreden economische crises onbevredigend is. Hoewel dus andere factoren
niet worden uitgesloten, krijgen de laatste jaren vooral
theorieen die zijn gebaseerd op onregelmatige spreiding
in de tijd van basisinnovattes en op fluctuaties in de kapitaalgoederenproduktie veel aandacht. Bij het innovatiegebeuren gaat het veelal om een uitwerking van de gedachten van Schumpeter 6). In figuur 1 wordt het totale aantal
industriele basisinnovaties – innovaties die leiden tot geheel nieuwe industrieen – sinds 1800 weergegeven.
Een snelle stijging – ‘clustering’ – van het aantal
basisinnovaties wordt gevonden in de perioden 1870-1890
en 1925-1940. Deze komen overeen met perioden van
economische teruggang. Schmookler stelt dat belangrijke
innovaties vooral plaatsvinden in perioden van economische expansie 10). Deze hypothese wordt door bovenstaande gegevens, althans voor zover het industriele
basisinnovaties betreft, weersproken.
Voor een realistische beschrijving van de invloed van innovaties op economische groei en omgekeerd, is het zinvol onderscheid te maken tussen proces- en produktinnovatie. Over het algemeen is men van mening dat in de beginperiode van opleving na een economische crisis de nadruk zal vallen op produktinnovatie. Bij verdere economische ontwikkeling zal er gaandeweg een verschuiving op1) Zo kan men voor een neo-klassiek een-sectormodel laten zien dat
voor kleine afwijkingen Ak van het evenwicht geldt Ak(t) = Ak(0)exp
(-/)(1 -a)t). Voor grote afwijkingen is de beweging naar het evenwicht trager.
2) R. Sato, Fiscal policy in a neoclassical growth model: an analysis of
time required for equilibrating adjustment, Review of Economic Studies, jg. 30, 1963, nr. 16.
3) J. Pen, Stagnation explained?, De Economist, jg. 131, 1983,
nr. 457.
4) J. Wemelsfelder, Is de stagnatie van de economische groei structureel?, ESB, 13 oktober 1982, biz. 1096.
5) C. Freeman, J. Clark en L. Soete, Unemployment and technical innovation, Londen, 1982.
6) J.A. Schumpeter, Business cycles, New York, 1939.
7) G. Mensch, Stalemate in technology, Cambridge (Mass.), 1975.
8) J.J. van Duijn, The long wave in economic life, Londen, 1983.
9) H.D. Haustein en E. Neuwirth, Long waves in world industrial production, Technological Forecasting and Social Change, jg. 22, Sep-
tember 1982.
10) J. Schmookler, Invention and economic growth, Cambridge, 1966.
693
treden naar procesinnovatie 11). Verificatie van een dergelijke stelling is moeilijk omdat weinig betrouwbaar materiaal voor handen is. Coombs en Kleinknecht hebben de
beschikbare gegevens op genoemde verschuiving onderzocht 12). Hoewel voor de gehele economie geen duidelijke bevestiging wordt gegeven, blijkt er binnen de leidende
sectoren wel een verschuiving van produkt- naar procesinnovatie op te treden.
Wij constateerden eerder dat de technische ontwikkeling een rol kan spelen bij onevenwichtige fluctuaties in
economische groei. Er zijn indicaties dat dit ook het geval
is bij de huidige economische crisis. Figuur 1 extrapolerende, ontstaat de indruk dat wij zijn beland in een nieuwe
periode van versnelling in basisinnovatie, met wellicht
aansluitend een nieuwe periode van voorspoedige economische groei. Hoe verhoudt zich dat met de huidige technische ontwikkeling in meer expliciete termen? Welke economische groeimogelijkheden biedt de huidige techniek?
Het onevenwichtige karakter van de
huidige technische ontwikkeling
De technische ontwikkeling uit zich in nieuwe of verbeterde produktiemethoden (kapitaalgoederen, andere combinaties, zakelijke diensten), infrastructurele voorzieningen en finale produkten en diensten. De huidige technische ontwikkeling kan men als volgt globaal karakteriseren:
– voortschrijdende introductie van nieuwe en verbeterde
systemen voor vergaring, bewerking, opslag en overdracht van informatie;
– nieuwe en verbeterde methoden voor winning, omzetting bewerking en scheiding van materie;
– nieuwe en verbeterde methoden voor winning, omzetting, opslag, transport en verbruik van energie;
– nieuwe en verbeterde organisatievormen ‘orgware’,
managementvormen,
samenwerkingsverbanden,
grootschaligheid in kleinschalige verpakking.
Het is hier niet de plaats uitvoerig stil te staan bij expliciete technische ontwikkelingen. In de tabel worden de in
economisch opzicht belangrijkste ontwikkelingen ge’mventariseerd; aangegeven wordt op welk gebied zij de ko-
mende jaren vooral van invloed zullen zijn. Onderscheid
wordt gemaakt naar procesinnovatie, vernieuwing van
infrastructurele voorzieningen en produktinnovatie. Onder
produktinnovatie wordt, conform het gebruik in de literatuur, verstaan innovatie die leidt tot nieuwe of verbeterde
finale produkten en diensten. Kapitaalgoederen en intermediate produkten die wel een fysieke produktvorm hebben maar die uitsluitend worden gebruikt voor produktievernieuwing, vallen onder procesinnovatie. Infrastructurele voorzieningen worden apart genomen omdat veranderingen op dat gebied veelal zowel proces- als produktinnovatie zijn. Vele technische ontwikkelingen die (kunnen)
worden gezien als potentiele gangmaker van toekomstige
economische groei zijn reeds enkele jaren in ontwikkeling
en toepassing. De eerste ‘resultaten’ ten aanzien van de
economische mogelijkheden en onmogelijkheden worden
nu als het ware zichtbaar.
In de tabel is zichtbaar dat de huidige technische ontwikkelingen naar verwachting vooral mogelijkheden bieden
voor procesinnovatie, en in veel mindere mate voor produktinnovatie. De huidige technische ontwikkeling laat
een grote armoede aan nieuwe finale produkten en
diensten zien. Onderzoek van historische gegevens geeft
aan dat hier sprake is van een zeer scheve verhouding 13).
Dit telt te meer daar, zoals wij reeds eerder zagen, volgens
vele onderzoekers produktinnovaties tijdens het onderste
omslagpunt van een economische crisis en de eerste herleving daarna een cruciate rol spelen. Er zijn indicaties dat,
bij gelijke kapitaalinzet, in tijden van stagnatie de economische impuls die uitgaat van nieuwe finale produkten en
diensten veel groter is dan die van nieuwe processen 14).
Men zou daarom kunnen stellen dat de huidige technische
ontwikkeling zich economisch gezien in de ‘verkeerde’
volgorde presenteert. Waar vroeger produktinnovatie
vooropliep en waar tijdens de gang naar volwassenheid
een zekere verschuiving naar procesinnovatie plaatsvond,
loopt nu procesinnovatie voorop. Hierbij is het bovendien
11) Van Duijn, op. cit.
12) R. Coombs en A. Kleinknecht, new evidence of the shift toward
process innovation during the long wave upswing, Proceedings Inter-
national Seminar on innovation, design and long cycles in economic
development, Londen, 1983.
13) Idem.
14) G. Dosi, Technology and conditions of macroeconomic development, Science Policy Research Unit, University of Sussex, april 1983.
Tabel. Innovatiemogelijkheden van belangrijke technische ontwikkelingen, tot hetjaar 2000 a)
Technische ontwikkeling
Procesinnovatie
Infrastructuur
Produktinnovatie
Informalie
– industries automatisering (geavanceerde procesbeheersing, adaptieve systemen, robotica, vrijere programmering.
(lexibele systemen, CAD/CAM, CAT, CAL)
– kantoorautomatisering
– administratieve automatisering
– samengaan computer en telecommunicate, digitalisering
– integratie van informatiesystemen
– verschuiving naar breedbandigheid (nieuwe netwerken, satellieten, glasvezels)
– nieuwe informatiediensten en goederen
– expertsystemen, kunstmatige intelligentie
–
efficientere bedrijfsvoering bestaande produktie
verfijning produktiepakket
biotechnologie (recombinant DMA, monocolonale antilichamen, biokatalyse, fermentatie, bioprocestechnologie,
‘down-stream’-technieken)
nieuwe materialen (keramiek, composieten, polymeren, metaallegeringen)
milieutechnieken
Energie
– efficiSnter gebruik fossiele brandstoffen (warmte/krachtkoppeling, wervelbedverbranding, warmtepompen, opslagsystemen, fijnregelingen)
introduktie stromingsbronnen (zonne-energie, windenergie, biomassa)
– kernenergie
– grootschalige processen: gassificatie/liquefactie kolen, kerrnfusie, MHO
Orgware
– verbeterde organisatievormen, management, samenwerkingsvormen, flexibilisering van de organisatie, grootschaligheid in kleinschalige verpakking
a) Des te groter het bolletje des te meer mogelijkheden.
t?OT>
1C 1 1OOC
KQC.
nog niet zonder meer zeker dat de huidige technische ontwikkeling voldoende snel een voldoend grote stroom nieuwe produkten en diensten zullen opleveren.
Een ander punt is de verstoring van Harrod-neutraliteit.
De tendens tot arbeidsvermeerderende technische ontwikkeling heeft reeds lang vele economen, en anderen,
verbaasd. Toch kan niet worden ontkend dat, binnen de
beperkte mogelijkheden die er voor meting bestaan, de
technische ontwikkeling tot nu toe een sterke tendens tot
Harrod-neutraliteit heeft gehad. Kennedy, Samuelson en
anderen hebben getracht de neutraliteit te verklaren met
behulp van een ‘innovation possibility curve’ die een convex verband postuleert tussen de snelheid van kapitaalvermeerdering en de snelheid van arbeidsvermeerdering
15). Een evenwichtige economische ontwikkeling valt bij
een dergelijk verband samen met een Harrod-neutrale
technische ontwikkeling. Deze verklaring is echter verre
van bevredigend. Nordhaus heeft zelfs het vermoeden uitgesproken dat introductie van bovengenoemde curve en
de stabiliteit daarvan in de tijd impliciet een Harrodneutrale technische ontwikkeling veronderstelt, waarmee
decirkel rond is 16).
Kijkend naar de technische ontwikkeling zelf, kan men
constateren dat ook in de techniek een sterke tendens
naar arbeidsbesparing ligt opgesloten. Arbeidsbesparing
behoort tot de uitgesproken ‘natuurlijke’ fysieke mogelijkheden van de techniek tot nu toe. Dit verklaart de Harrodneutraliteit niet volledig, maar het betekent wel dat een
verklaring niet voor 100% behoeft te worden gezocht in
economische mechanismen. In de huidige technische ontwikkeling, die zoals gesteld vooral is gericht op procesinnovatie, ligt nu een zekere flexibilisering van produktiemethoden opgesloten. Er is onder meer een verschuiving van
‘hardware’ naar ‘software’, waardoor aan kapitaalgoederen en produktiestructuren steeds meer een ‘multi-purpose’-karakter kan worden gegeven. Het is duidelijk dat dit
bij gegeven produktie kan leiden tot een aanzienlijke
besparing van kapitaal. Het is niet met zekerheid te zeggen in hoeverre deze veranderingen ex post voor de gehele economic een verschuiving van neutraliteit zullen opleveren. In ieder geval kan men stellen dat, voor zover er in
de economie mechanismen werkzaam zijn die arbeidsvermeerderende technieken bevoordelen, er door de genoemde technische ontwikkeling een grotere wissel op deze mechanismen zal worden getrokken. Aangezien niet te
verwachten is dat macro-economisch gesproken de selectiemechanismen zonder vertraging werken – zij zijn voor
zover bekend analoog aan de eerder in dit artikel genoemde endogene regelmechanismen – kan een significante
verandering van de ‘natuurlijke’ tendens van de techniek
destabiliserend werken en een bedreiging zijn voor evenwichtige economische groei op lange termijn.
Stijgende produktontwikkelings- en
introductiekosten
Een ander aspect van de huidige technische ontwikkeling is dat op belangrijk te achten gebieden de inspanning
die noodzakelijk is voor ontwikkeling en/of introductie van
nieuwe produkten, diensten en processen aanmerkelijk is
toegenomen. Het meedoen in sub-microntechnologie voor
micro-elektronica is een miljardenzaak. De kosten voor het
ontwikkelen van een nieuw pesticide zijn de laatste 20 jaar
met een factor 30 toegenomen 17). Grote Europese telecommunicatiebedrijven zullen bij introductie van een ‘integrated services digital network’ (ISDN) – een gedigitaliseerd telecommunicatienetwerk, waarmee in principe allerlei nieuwe informatiediensten zouden kunnen worden
geleverd – pas bij realisering van 40 a 60% van de totale,
over de tijd gecumuleerde, verkopen de ontwikkelingskosten hebben terugverdiend 18). Het laatste geval extreem gesteld: pas als de verzadiging bijna in zicht komt,
wordt er winst gemaakt. Ter illustratie van de genoemde
ontwikkeling wordt in figuur 2 voor een drietal gebieden
het verloop van de ontwikkelingskosten in de tijd weergegeven.
RQfi
Figuur 2. De kosten van produktontwikkeling als functie
van de tijd voor nieuwe produkten in een drietal gebieden
Kosten
in gld.
109
Vliegtuig /
• /
o
Micro-
elektronica
108
10′
106 1920
1950
2000
Jaar
Het verschijnsel van de sterk toenemende inspanning
– kosten en anderszins – beperkt zich niet tot de fase van
ontwikkeling. Op sommige gebieden vraagt ook de penetratie van de markt een zeer grote inspanning. Deze verschijnselen kom men natuurlijk niet op alle gebieden tegen, maar zij doen zich op zoveel belangrijke gebieden
voor dat er wel macro-economische gevolgen moeten zijn.
Inzicht in de oorzaken kan een indruk geven van de mate
waarin hier sprake is van een meer algemeen verschijnsel.
Er kunnen, onderling sterk verweven, economische en
technische oorzaken worden genoemd. Allereerst moet
worden gewezen op het feit dat vele nieuwe produkten en
processen het nu zullen moeten opnemen tegen een
reeds lang bestaande massafabricage die zeer ver op de
leer- en schaalcurve is opgeschoven. Dit betekent dat voor
nieuwe produkten en diensten die concurreren met
bestaande over het algemeen een zeer grote prestatie
moet worden geleverd. Reeds in de beginfase moeten de
over vele jaren gecumuleerde economische voordelen van
de bestaande massafabricage worden overwonnen en op
enigerlei wijze worden overtroffen. Een tweede oorzaak
kan worden gevonden in de dynamiek van de finale markt.
Op dit punt komen wij later terug.
Een groot deel van de problemen hangt echter samen
met de aard van de huidige technische ontwikkeling.
Soms biedt een ‘familie’ van technische ontwikkelingen de
mogelijkheid om na een eerste, ongetwijfeld moeizame,
introduktieperiode met relatief weinig moeite in economisch opzicht veel te bereiken. Dat is een ideaal uitgangspunt voor een voorspoedige economische groei.
Het is echter ook mogelijk dat de techniek tegen problemen oploopt die slechts met grote inspanning op langere
tijd kunnen worden opgelost. Er zijn indicaties dat wij op dit
moment op enkele belangrijke gebieden in een dergelijke
situatie zijn beland. Als voorbeeld zou men automatisering
kunnen nemen.
Automatisering betekende tot nu toe vooral vervanging
en uitbreiding van de spierkracht en het mechanische en
administratieve handelingsvermogen van de mens. De komende jaren zal automatisering steeds meer in concurrentie treden en ook moeten treden met het intelligente vermogen van de mens. Flexibele produktiesystemen, expertsystemen, adaptieve robotica, spraak- en beeldherkennende apparatuur en geavanceerde telecommunicatiesystemen vragen alle een zekere mate van materieel
vastgelegde ‘intelligence’. Het inbrengen daarvan is, zo
blijkt steeds meer, geen sinecure. Voor sommige, ogen15) C. Kennedy, Induced bias in innovation and the theory of distribution, The Economic Journal, jg. 74, 1964, nr. 541.
16) W.D. Nordhaus, Invention, growth and welfare, Cambridge
(Mass.), 1969.
17) R.L. Metcalf, Changing role of insecticides in crop protection, Annual Review of Entomology, jg. 25, 1980, nr. 219.
18) Interview met Philips-directeur Van der Klugt, Het financieele Dagblad, 29juli 1983.
schijnlijk eenvoudige, vormen van automatisering zijn ondersteunende computers nodig die meer dan een factor
1.000 sneller zijn dan de huidige systemen. De relatief
eenvoudig te automatiseren activiteiten zijn binnenkort
vcoreen groot deel geautomatiseerd. Automatisering rukt
op naar gebieden die, mede door hun ongestructureerdheid, moeilijk te automatiseren zijn. Aanpassing van
organisatie- en werkstructuren is veelal nodig om computersystemen met economisch voordeel te kunnen gebruiken. Vooruitgang is op dit gebied een kwestie van samenwerking van vele disciplines, veel geld, tijd en inspanning.
Wat zullen de economische gevolgen zijn? Op zich behoeven de gegeven verschijnselen nog niet slecht te zijn.
Hoge ontwikkel- en introductiekosten betekenen immers,
ate zij geen belemmering zijn voor ontwikkeling en introductie, in principe veel werkgelegenheid. Een gevolg van
de geschetste veschijnselen kan zijn dat op sommige gebieden de ontwikkelingen, b.v. in produktiviteitstermen,
minder snel gaan dan men in eerste instantie wellicht zou
denken. Op korte termijn zullen echter hoogstwaarschijnlijk vooral internationalisering en concentratie op de voorgrond treden. Door meer dan evenredig met de markt toenemende ontwikkelings- en introductiekosten zal er op de
markt slechts plaats zijn voor enkelen. Startmarkten groeien over nationale grenzen heen; klein beginnen in een beschermde thuismarkt is er in die gevallen niet meer bij.
Men moetzelfs in sommige gevallen reeds in de beginfase
een substantieel deel van de wereldmarkt veroveren, wil
men succes hebben en de hoge kosten op redelijke termijn
terugverdienen.
Dit verschijnsel wordt op informatie- en automatiseringsgebied nog versterkt door het feit dat veel van de apparatuur en software modulair is, dat wil zeggen in combinatie met andere voorzieningen moet worden toegepast.
Onderlinge compatibiliteit en standaardisatie zijn van
groot belang. Internationale afspraken komen moeilijk tot
stand en zijn in de beginfase meestal niet in het belang van
degene met de gunstigste uitgangspositie. De enige zekere manier om de eigen standaard te zetten, is een groot
deel van de markt te veroveren. Internationalisatie, concentratie en standaardisatie – vroeger vooral verschijnselen van een volwassen Industrie – schuiven steeds meer
naarde beginfase van nieuwe activiteiten. Verschuivingen
binnen markten krijgen meer het karakter van verschuivin-
gen tussen markten, hetgeen voor sommige landen grote
gevolgen kan hebben. De wereld maakt zich voor de komende jaren op voor een intense concurrentiestrijd. Het
gevolg kan zijn onzekerheid, instabiliteit en een snelle
opeenvolging van fusies en decomposities. Een toestand
die, als zij bij te veel belangrijke activiteiten optreedt, niet
bevorderlijk is voor een voorspoedige en vooral evenwichtige economische groei.
Afhemende functionele meerwaarde
Consumentengedrag behoort, net als investeringsgedrag, in zeker opzicht tot de imponderabilia van de economie. Zo is het in het algemeen bijzonder moeilijk vooraf te
bepalen hoe een nieuw produkt of dienst door de consument zal worden onthaald. Deze ongewisheid per produkt
of dienst betekent echter niet dat er, naast enkele triviale
uitspraken, helemaal niets kan worden gezegd over de
mogelijkheden die de finale vraag biedt voor economische
groei in de toekomst. Getracht zal worden aannemelijk te
maken dat onder bepaalde omstandigheden, ook als er
geen evidente verzadiging is, de macro-economie toch in
hoge mate de dynamiek van een verzadigde markt kan
krijgen 19).
De vele activiteiten die de mens in het dagelijkse leven
verricht, zijn te rubriceren in standaardactiviteiten. Gedacht kan worden aan zaken als informatie-afname en overdracht, verschillende huishoudelijke taken, reizen en
dergelijke. Het is mogelijk de standaardactiviteiten zo te
kiezen dat zij een relatief grote stabiliteit in de tijd vertonen
en daarmee een goede basis vormen voor een beschrijving van toekomstige ontwikkelingen. Er zijn fundamentele veranderingen in leefpatronen en samenlevingsvorm
nodig om genoemde indeling naar activiteiten noemenswaardig te verschuiven. Vrijwel alle, aldus geformuleerde,
standaardactiviteiten zijn economisch tot expressie gebracht, d.w.z. zij worden ondersteund door economisch
geproduceerde goederen en diensten. Per activiteit zijn
dat veelal verscheidene goederen en diensten, die ten de19) Een uitvoeriger uiteenzetting en bewijsvoering wordt elders
gepubliceerd.
Nieuwe informatietechnologie heeft soms een lage functionele meerwaarde.
1K.7-1QRR
(foto: Ad Visual)
697
le complementair, ten dele concurrerend zijn. Introductie
van een nieuw produkt (of dienst) heeft daarom in het algemeen gevolgen voor verscheidene produkten (of diensten).
Deze gevolgen kan men beschrijven met behulp van
een schema van onderlinge relaties tussen produkten en
standaardactiviteiten. Men krijgt dan een analogon van de
technische structuur van de produktie: de technische
structuur van de vraag. Gebruik hiervan maakt het mogelijk indirecte, vanuit het oogpunt van macro-economische
groei zeer belangrijke, effecten van nieuwe produkten te
schatten. Wij definieren nu dat een nieuw produkt of dienst
een funktionele meerwaarde heeft als de verbetering in
termen van kosten en kwaliteit ten opzichte van de
bestaande produkten en diensten leidt tot het meer verrichten van de desbetreffende standaardactiviteit. Zo kunnen bij voorbeeld nieuwe informaticagoederen leiden tot
een grotere informatie-afname en nieuwe transportmiddelen tot meer reizen. Voor de macro-economische groei is
juist deze functionele meerwaarde van belang. Als een
nieuw produkt geen functionele meerwaarde heeft dan zal
invoering daarvan vooral vervanging van bestaande goederen en diensten betekenen, hetgeen in zijn totaliteit
zelfs een negatieve bijdrage aan de economische groei
kan geven.
Er zijn nu indicaties dat – gegeven de mogelijkheden
die de huidige techniek biedt, gegeven de hoge penetratiegraad van bestaande produkten en diensten en het feit dat
bij vrijwel alle standaardactiviteiten gebruik wordt gemaakt van commercieel en collectief geproduceerde goederen en diensten, gegeven de voorkeuren en de leefwijzen van de consument – er op belangrijke gebieden sprake is van een afnemende functionele meerwaarde van
nieuwe produkten en diensten. Nieuwe produkten en
diensten leveren op die gebieden een steeds minder grote
bijdrage aan economische groei.
Een sterk afnemende functionele meerwaarde is niet
hetzelfde als marktverzadiging. Immers, het feit dat er met
een nieuw of verbeterd produkt in functioneel opzicht niet
meer wordt gedaan, sluit een succesvolle introductie van
het produkt niet uit. Het voordeel van een nieuw produkt
voor de consument kan liggen in het feit dat dezelfde activiteit tegen lagere kosten kan worden verricht. Dit voordeel
kan echter onder bepaalde omstandigheden leiden tot een
daling van de macro-economische groei.
Ter illustratie zal van het verschijnsel van afnemende
functionele meerwaarde een enkel voorbeeld worden gegeven. Een gebied waar zich op het eerste gezicht interessante nieuwe mogelijkheden voor stimulering van de finale
vraag voordoen, is informatie. Vele menselijke activiteiten
hebben te maken met verwerking, bewerking, opslag en
uitwisseling van informatie. De wijze waarop dit gebeurt,
ondergaat grote technische veranderingen. Vele informatiediensten krijgen een elektronisch alternatief. Bij deze
ontwikkelingen kan men enkele kanttekeningen maken.
Ten eerste moet men wijzen op het feit dat geen indicaties bestaan voor een schier onverzadigbare behoefte aan
informatie. De ervaring tot nu toe leert bij voorbeeld dat de
tijd die wordt besteed aan informatieactiviteiten in huiselijke omgeving vrij ongevoelig is voor aanbodvergroting 20).
Ten tweede houden sommige nieuwe technische middelen een aanzienlijke reductie en formalisering van informatie in. Het aandeel van overbodige informatie heeft de
neiging te groeien. De extra informatie die met de nieuwe
technische middelen kan worden geboden, heeft vaak een
lage functionele meerwaarde ten opzichte van reeds
bestaande informatie en informatiebronnen. Het probleem
op informatiegebied is niet uitsluitend een gebrek aan goede en goedkope technische middelen, maar vooral ook
een gebrek aan goede (en goedkope) informatie.
Dit alles wetligt de verwachting dat, als de nieuwe middelen door de consument worden geaccepteerd, zij vooral
zullen leiden tot verschuivingen tussen de verschillende
informatiebronnen en minder tot een vergroting van
informatie-afname. Hier komt nog bij dat kopen op afstand, verschuiving van ‘papieren informatiediensten’
naar elektronische, integratie van informatie in goed toe-
698
gankelijke centrale databestanden en dergelijke economische activiteiten onrendabel maakt die in de huidige structuur een belangrijke plaats innemen, terwijl die nieuwe activiteiten de vrijkomende produktiefactoren niet volledig
opnemen.
Naar een periode van instabiele
economische groei
In het voorgaande constateerden wij dat zich bij een van
de hoofdmotoren van de economische groei – de technische ontwikkeling – enkele belangrijke, historisch gezien
vrij unieke, verschijnselen voordoen. Gewezen is op het
onevenwichtige karakter van de huidige technische ontwikkeling, de sterk toenemende kosten van produktontwikkeling en introductie op economisch belangrijke gebieden en het verschijnsel van de afnemende functionele
meerwaarde. Het is niet waarschijnlijk dat het marktmechanisme deze problemen snel zal oplossen. Een afnemende functionele meerwaarde betekent dat een belangrijk onderdeel van de groeidynamiek wegvalt, of althans
minder belangrijk wordt. Introductie van nieuwe produkten
en diensten leidt dan meer tot verschuiving en rationalisatie en minder tot macro-economische groei. In een evenwichtige situatie is produktiviteitsstijging synoniem aan
economische groei. In geval van een sterk afnemende
functionele meerwaarde bestaat het gevaar dat inversie
van deze relatie optreedt: produktiviteitsstijging leidt dan
tot daling van economische groei.
Hoge produktontwikkelings- en introductiekosten, afnemende functionele meerwaarde en de natuurlijke (on)mogelijkheden van de techniek kunnen leiden tot minder
nieuwe produkten en diensten. Onzeker en veranderlijk
consumentengedrag wordt waarschijnlijk. Voor een deel
zou hiermee rekening kunnen worden gehouden door
flexibeler te produceren. Men moet zich van de mogelijkheden hiertoe echter geen overdreven voorstelling maken. De verschuivingen en de schommelingen die door
een sterk afnemende functionele meerwaarde kunnen
worden opgeroepen, kunnen deze flexibiliteit verre te boven gaan. Hierbij komt nog dat, zoals wij eerder stelden,
flexibele produktie op zich al een bedreiging kan vormen
voor evenwichtige groei. Onzeker en wisselvallig gedrag
behoeft zich echter niet te beperken tot de consument.
Ook de producent kan in de geschetste omgeving zeer onzeker worden. Een desorganisatie van de markt kan het
gevolg zijn. Keynes, Malinvaud en anderen hebben laten
zien wat een dergelijke desorganisatie betekent 21).
Het bovenstaande wil niet zeggen dat er op dit moment
geen economische groei meer mogelijk is. Daarvoor is de
dynamiek van de techniek en van de markt, ondanks alle
problemen, nog te groot. De vele mogelijkheden voor procesinnovatie zullende komende jaren nog voor economische groei kunnen zorgen. Als er echter in de leidende
sectoren niet voldoende snel een voldoend grote stroom
nieuwe finale produkten wordt gecreeerd die ook in functioneel opzicht iets toevoegen, zal de economische groei
geen lang (even beschoren zijn. Na verloop van tijd kunnen de procesinnovaties oorzaak zij van zeer belangrijke
onevenwichtigheden. Relatief grote afwijkingen van het
pad van evenwichtige macro-economische groei moeten
dan niet worden uitgesloten. De kans is dan groot dat, nog
meer dan vroeger, het evenwichtige groeipad geen adequate beschrijving geeft van de economische ontwikkeling. In dat licht is, na alle aandacht die is gegeven aan de
aanbodstructuur van de economie, hernieuwde aandacht
voor de vraag van groot belang.
W.M. de Jong
20) Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Samenhan-
gend med/abeleid, Rapport aan de Regering, Staatsuitgeverij, 1982.
21)E. Malinvaud, The theory of unemployment reconsidered, Oxford,
1977.