Monetair
Suriname: bouwen op
vertrouwen?
Het structureel aanpassingsprogramma van de Surinaamse regering
lijkt succes te hebben sinds de Centrale Bank de koers van de Surinaamse gulden heeft gestabiliseerd. Zal bet economisch herstel duurzaam zijn?
Suriname is sinds 1990 bezig met het
voorbereiden en uitvoeren van een
structureel aanpassingsprogramma
(SAP). Rapportages over de vorderingen van dit programma blonken lange
tijd niet uit door optimisme en vertrouwen. De uitvoering kenmerkte zich
door weinig samenhang en inconsistentie, en is dan ook wel gekenschetst
als een verzameling ad hoc-maatregelen als reactie op een serie crisissituaties. Hoge inflatie, begrotingstekorten
en een voortdurend stijgende geldhoeveelheid completeerden het beeld van
een overheid die de controle over de
economic had verloren.
In mei 1995, na valuta-interventies
van de Centrale Bank van Suriname,
lijkt hierin een kentering op te treden.
De wisselkoers apprecieerde en er
was zelfs sprake van deflatie in de
hierop volgende maanden. Gezien de
ontwikkelingen in het verleden is het
niet verwonderlijk dat er aanvankelijk
met enige scepsis werd gereageerd.
De vraag is nu: hoe duurzaam is deze
ontwikkeling?
ontwikkelingen in 1994. De belangrijkste economische beleidsbeslissing in
1994 was ongetwijfeld de unificatie
van de wisselkoers. Deze maakte een
einde aan het ondoorzichtige meervoudige wisselkoerssysteem, waarbij
er naast een officiele wisselkoers ook
een parallelmarktkoers bestond. Deze
‘zwarte-marktkoers’ was de meest bepalende wisselkoers; meer dan de
helft van alle economische transacties
werd tegen deze koers verrekend.
Doordat het verschil tussen parallelmarktkoers en officiele wisselkoers
nu is verdwenen , zijn relatieve prijzen realistischer geworden en kan de
Surinaamse regering niet langer de
wisselkoers als instrument gebruiken
om goederen te subsidieren. Door
middel van een krachtig kasmanagement werd het begrotingstekort in
1994 tot een zeer bescheiden bedrag
beperkt. Voorts kon over 1994 een
overschot op de betalingsbalans worden gemeld. De uitgangspunten voor
een stabiele macro-economische ontwikkeling leken hiermee aanwezig.
De werkelijkheid zou er anders uitzien. In figuur 1 zijn de belangrijkste
Monetaire ontwikkelingen 1994
monetaire indicatoren in beeld geOm de huidige situatie te kunnen bebracht: de parallelmarktkoers, de geldhoeveelheid en de consumenten-prijsoordelen, beschouwen we eerst de
ontwikkeling. Alles is in
Figuur 1. De parattelmarktkoers, geldboeveelbeid
indexcijfers uitgedrukt
en consumenten-prijsindex in 1994 en de eerste
(december 1993 = 100).
belft van 1995 (december 1993 – 1OO)
De geldhoeveelheid
(Ml) liet, in met name in
de tweede helft van
1994, een sterke groei
zien. Dit leidde tot een
stijging van de koers en
de inflatie. De geldhoeveelheid nam in 1994
toe met SRG 14,5 miljard
tot SRG 20,8 miljard
(230%). De inflatie bedroeg 585%, gemeten
M^^flBi
van januari tot december 1994.
De oorzaak van deze forse geldcreatie is voornamelijk het kopen van
vreemde valuta en goud door de Centrale Bank. Publicaties van de Centrale Bank wijzen op een toename van $
30 miljoen van’ de deviezenvoorraad
en een toename van de goudvoorraad
met $ 15 miljoen. Dit verklaart een
toename van SRG 9,3 miljard in 1994.
Daarnaast hebben de commerciele
banken een deel van hun liquide middelen omgezet in vreemde valuta. De
geldhoeveelheid is als gevolg hiervan
met zo’n SRG 4 miljard gestegen.
Het beleid van de president van de
Centrale Bank was duidelijk gericht
op het vergroten van de deviezenvoorraad. Dit stelt de Centrale Bank immers in staat om actief op de geldmarkt te participeren, de buitenlandse
schuld af te lossen en een buffer te
creeren om noodzakelijke import
veilig te stellen. Het te eenzijdig navolgen van deze politick heeft wel ingrijpende gevolgen gehad. Met corrigerende monetaire maatregelen zoals
open-marktpolitiek, discontopolitiek
of kasreservepolitiek, hadden de nadelige effecten waarschijnlijk opgevangen kunnen worden. Het ingrijpen
van de Centrale Bank bleef echter beperkt tot het kopen en verkopen van
vreemde valuta. Door het achterblijven van de loonontwikkeling bij de inflatie hebben met name de loon- en
uitkeringstrekkers een scherpe reele
daling van hun koopkracht moeten incasseren.
Ontwikkelingen in 1995
Het eerste kwartaal van 1995 liet een
overschot zien op de lopende rekening van de betalingsbalans van $ 34
miljoen op een totaal van $ 125 miljoen aan ontvangsten. De monetaire
reserve steeg met $ 17 miljoen tot $
81 miljoen. Door het geschetste eenzijdige gebruik van monetaire instrumenten leidde dit overschot direct tot een
verhoging van de geldhoeveelheid.
Alle traditionele export-opbrengsten
werden immers door de Centrale
Bank opgekocht en toegevoegd aan
de deviezenreserve. De inflatie steeg
inmiddels sneller dan de koers. Dit
kwam onder meer door het afschaffen
1. Aangezien er nog steeds restricties zijn
op het kopen van vreemde valuta bestaat
de parallelmarkt nog wel.
van subsidies en een stijging van de
kostprijsverhogende belastingen.
De koers bereikte in mei zijn hoog-
tepunt met SRG 750 voor een dollar.
Dit was voor de Centrale Bank kennelijk de grens van het toelaatbare, want
zij besloot om enkele miljoenen dollars via de commerciele banken op de
markt te brengen tegen een koers die
beneden de parallelmarktkoers lag.
Het effect van deze actie was direct
waarneembaar; daags na deze interventie daalde de koers. Deze appreciatie van de Surinaamse gulden is zich
tot in deze herfst aan het voltrekken;
medio november bedroeg de koers
SRG 410 voor een dollar. De dalende
koers heeft inmiddels geleid tot een
voorzichtige daling van het algemene
prijspeil; de deflatie bedroeg in de
maanden juli t/m oktober resp. 1,7%,
1,5%, 1,1% en 2,5%. Het grote verschil
tussen de koers- en de prijsontwikkeling, inmiddels opgelopen tot zo’n
100% ten opzichte van december
1993, is overigens wel opzienbarend.
Voor de lokale exporteur betekent dit
dat zijn comparatieve kosten fors zijn
gestegen, omdat de lokale kosten uitgedrukt in vreemde valuta zijn toegenomen. Voor de consument, die zijn
steentje door de hogere belastingafdrachten al heeft bijgedragen, betekent dit dat de lang verwachte koopkrachtverbetering uitblijft.
Duurzaamheid
De vraag is nu natuurlijk, hoe duurzaam de nieuwe wisselkoersverhouding is. Hiervoor is het goed om het
begrip Vertrouwen’ nader te bekijken.
In een importeconomie als de Surinaamse is de wisselkoers een van de
meest bepalende factoren voor de
prijsontwikkeling. Zoals in het hierna
volgende zal blijken, wordt de wisselkoersontwikkeling voor een belangrijk deel verklaard door het vertrouwen van de bevolking in de
Surinaamse gulden.
Vertrouwen in een economic of in
een munt is, bij het ontbreken van
geavanceerde consumenten-interviews, moeilijk te meten. Een indicatie voor vertrouwen kan echter gevon-
gelijking van Fisher:
M*V=P*T. Hierbij is M de
geldhoeveelheid, V de
omloopsnelheid van
geld, P het prijspeil en T
Figuur 2. Omloopsnelheid van bet geld, maandge-
middelden, 1994 en eerste belft 1995 (December
1993 -100)
de transactiewaarde ofwel produktie. Indien
we veronderstellen dat
de produktie in Suriname constant is, dan kunnen we de omloopsnelheid berekenen door:
V=P/M. In figuur 2 is de
omloopsnelheid die op
deze wijze is berekend
weergegeven. De daling van de omloopsnelheid sinds april 1995 is duidelijk zichtbaar.
Ten einde de op deze wijze berekende trend te verifieren, kan deze
worden vergeleken met andere empirische gegevens. Ook de verhouding
chartaal/giraal geld geeft een indicatie
van vertrouwen. Nemen de girale te-
van oudsher was het tekort op de
overheidsbegroting de oorzaak van
een toename van de geldhoeveelheid. De inspanningen om de belastingontvangsten te verhogen en de
uitgaven te beperken blijken inmiddels dermate succesvol te zijn geweest, dat een bescheiden begrotingstekort verwacht mag worden .
goeden toe, dan wordt dit gezien als
Voor 1996 wordt op een begroting
toegenomen vertrouwen. In figuur 2
zijn de op deze wijze verkregen data
ook weergegeven. De correlatie tussen deze waarnemingen met de eerder berekende omloopsnelheid is duidelijk.
Toegenomen vertrouwen kan dan
ook een verklaring bieden voor de paradoxale ontwikkeling die zich vanaf
juni 1995 heeft voorgedaan. Zoals in
figuur 1 duidelijk zichtbaar is, neemt
de geldhoeveelheid nog steeds toe,
maar daalt de wisselkoers. Waarschijnlijk duidt dit crop dat de omloopsnelheid van de uit het speculatiemotief
aangehouden middelen afneemt, resulterend in een navenante daling van
de vraag naar vreemde valuta .
De duurzaamheid van de recente
ontwikkelingen op wisselkoers- en
prijzenfront is dus in grote mate afhankelijk van het vertrouwen van het publiek in de Surinaamse gulden3. Een
inschatting van de stabiliteit van het
vertrouwen leidt al snel tot speculaties, maar toch kunnen een aantal zaken worden opgemerkt:
• de Centrale Bank beschikt, volgens
de weekstaat van 13 oktober 1995,
over ongeveer $ 77 miljoen aan
vreemde valuta en $ 31 miljoen aan
van SRG 111,8 miljard (inclusief
SRG 51,5 miljard uit hoofde van
ontwikkelingssamenwerking) een
tekort van zo’n SRG 800 miljoen
geraamd;
de lopende rekening van de betalingsbalans vertoonde in 1994 en
het eerste kwartaal van 1995 een
overschot. Dit overschot wordt ten
dele verklaard door een toename
van de exporten van diensten. Een
nadere specificatie van deze post
ontbreekt vooralsnog;
de algemene verwachting van het
publiek is dat de Centrale Bank de
koers in ieder geval tot aan de ver-
kiezingen van mei 1996 stabiel zal
houden of zelfs verder zal laten dalen.
2. Normaliter zou in de analyse het verloop van de liquiditeitsquote worden be-
trokken. Dit is echter niet mogelijk bij gebrek aan betrouwbare schattingen van het
bruto nationaal produkt.
3. Onder publiek wordt verstaan bedrijven en consumenten in Suriname. Surina-
me heeft geen financiele markten van enige betekenis.
4. De inkomstenposten die de grootste
den worden in de omloopsnelheid
goud. Indien de economische sub-
toename hebben laten zien zijn: invoer-
van geld. Een hoge omloopsnelheid
geeft aan dat het publiek een lage bereidheid heeft om geld aan te houden, en is derhalve een indicatie voor
weinig vertrouwen in prijsstabiliteit.
De omloopsnelheid kan worden berekend aan de hand van de verkeersver-
jecten op enig moment minder vertrouwen in de Surinaamse gulden
hebben, dan is de Centrale Bank bij
machte om dit vertrouwen door
middel van valuta-interventies weer
te herstellen. Het dekkingspercentage is nu gestegen tot ca. 100%;
de marktconforme wisselkoers), afdrachten en belastingen van de bauxiet maatschappijen (de dollarafdrachten worden
nu tegen de marktconforme koers berekend) en de inkomstenbelasting (door het
self-assessment systeem wordt er eerder
en correcter afgedragen).
ESB 22-11-1995
rechten (door de unificatie gebaseerd op
Naast bovenstaande opmerkingen, die
een bestendiging van de huidige situatie aangeven zijn er ook enkele bedreigingen:
• de recent genomen monetaire maatregelen hebben het vertrouwen in
stabiliteit op korte termijn doen toenemen. Dit wil nog niet zeggen dat
het publiek ook voor de langere termijn dezelfde verwachtingen heeft.
Een goede indicator voor vertrouwen op langere termijn is de verhouding tussen de lang aangetrokken middelen door de commerciele
banken en de geldhoeveelheid.
Deze verhouding is met name in
1994 drastisch gedaald. Gezien de
sterk negatieve reele rente in dat
jaar en de gedaalde koopkracht is
dit niet verwonderlijk. In 1995
werd er echter een rentevergoeding
op spaartegoeden gegeven van
10%, met een negatieve inflatie vanaf juni. Bovenstaande verhouding
vertoonde voor zover kan worden
nagegaan echter nauwelijks een
groei. Kennelijk was het vertrouwen nog onvoldoende hersteld om
tegoeden luidende in Surinaamse
guldens voor langere termijn vast te
leggen;
• het is waarschijnlijk met name
dank zij het grote vertrouwen van
het publiek in de Centrale Bank dat
de wisselkoers is geapprecieerd.
Dit betekent dat de Centrale Bank
zich geen fouten kan veroorloven
en het imago moet hooghouden
van een (politick) onafhankelijke
Centrale Bank;
• indien de Centrale Bank niet op
korte termijn met compenserende
monetaire maatregelen komt, zal
een overschot op de betalingsbalans blijven leiden tot een verdere
vergroting van de geldhoeveelheid.
Een voortdurend toenemende geldhoeveelheid (eind oktober SRG 47
miljard) vergroot de kans op kapitaalvlucht indien het vertrouwen
op enig moment zou afnemen.
Voorts moet worden opgemerkt dat
verder koopkrachtherstel zich waarschijnlijk zal vertalen in een hogere
import. De lopende rekening zal
daardoor negatief worden beinvloed;
• koersstabiliteit zal op langere termijn alleen gegarandeerd kunnen
worden als er groei is in de reele
economic. Het is dus van groot belang dat produktie en investeringen
worden gestimuleerd. Hier liggen
nog talloze uitdagingen te wachten
I
om te worden aangegrepen. Om er
enkele te noemen: privatisering, deregulering, sanering van het ambtenarenapparaat ten einde te komen
tot een flexibilisering van de arbeidsmarkt, exportpromotie, harmonisering van wetgeving op de Cari-
com-richtlijnen enz5. Het behoeft
geen lang betoog dat het uitvoeren
van passende maatregelen op deze
beleidsterreinen niet op korte termijn en zonder slag of stoot zal verlopen;
• een aspect dat meer in de speculatieve sfeer komt zijn de verkiezingen. Een zeer onrustige verkiezingscampagne kan het vertrouwen
ernstig schaden, waardoor de Centrale Bank grote sommen geld zou
moeten injecteren om de koers stabiel te houden. Een ander gevaar is
dat vanuit de politick druk wordt
uitgeoefend op de Centrale Bank
om een deel van valutareserve aan
te wenden voor ‘leuke dingen’ voor
het volk. De grootste onzekerheid
wordt uiteraard gevormd door de
uitslag van de verkiezingen zelf.
Hierover valt vooralsnog geen zinnig woord te zeggen;
• ten slotte een bedreiging van wat
algemenere aard: het gevoel dat
het SAP inmiddels al voltooid is.
Verschillende ministers hebben al
uitlatingen in die richting gedaan.
Er is een algemeen gevoel van aanpassingsvermoeidheid waarneembaar. Het animo om een strakke lijn
vol te houden zou hierdoor kunnen verslappen. Verder valt er een
tendens te bespeuren die aangeeft
dat Suriname geen hulp van buiten
meer nodig heeft in de vorm van
economische adviezen. Het land
heeft het immers op eigen kracht,
zonder het IMF en tegen de meeste
adviezen in, toch zover gebracht.
Gezien de aard en complexiteit van
de nog te nemen maatregelen lijkt
dit geen verstandige overweging.
Uit andere aanpassingsprogramma’s kan geleerd worden dat de
eerste fase vaak neerkomt op ‘puinruimen’, maar dat de opbouwfase
veel meer ‘fine tuning’ vereist.
er is een begin gemaakt met deregulering. Normaliter zou dit een goede
aanzet tot stabilisatie moeten zijn.
In 1994 was van stabilisatie echter
nog geen sprake. Dit werd met name
veroorzaakt door een drastische verhoging van de geldhoeveelheid. Dit
was het gevolg van het opkopen van
goud en deviezen door met name de
Centrale Bank. Deze stijging vertaalde
zich direct in koers- en prijsstijgingen.
De opgebouwde valutareserve stelde
de Centrale Bank echter wel in staat
om te intervenieren op de valutamarkt. De interventie van mei heeft
geleid tot een koersdaling die tot heden zich voortzet. De belangrijkste
oorzaak voor deze ontwikkeling is
een toename van het vertrouwen van
het publiek in de Surinaamse gulden.
Waarschijnlijk speelt de verwachting
dat de Centrale Bank de koers verder
zal kunnen blijven ondersteunen hierbij een belangrijke rol.
Van groot belang voor de stabiliteit
op langere termijn zijn het doorvoeren van een strak aanpassingsprogramma, een stringent begrotingsbeleid, het monetair beleid van de
Centrale Bank, groei van de reele economic en een positieve ontwikkeling
van de betalingsbalans. Indien de ontwikkelingen in 1995 richtinggevend
voor de toekomst zijn, dan zijn de perspectieven hoopgevend.
Recente positieve ontwikkelingen
worden uiteraard ook door donororganisaties gesignaleerd. Echter, het feit
dat Suriname vooralsnog geen overeenkomst met het IMF heeft willen
sluiten met betrekking tot het aanpassingsprogramma, beperkt vooralsnog
de mogelijkheden om extra middelen
voor Suriname ter beschikking te stellen. Wat er na de verkiezingen gebeurt is zeer moeilijk te voorspellen,
maar dat de verkiezingsuitslag invloed
zal hebben op het te voeren beleid en
het vertrouwen in binnen- en buitenland is onmiskenbaar.
Arno de Vette
Rene van Nes
De auteurs zijn als econoom werkzaam in
Suriname.
Conclusies
Voor het eerst sinds de start van het
aanpassingsprogramma vertonen de
economische parameters een positief
beeld. De begroting is in evenwicht,
er is een overschot op de betalingsbalans, de wisselkoers is geunificeerd en
5. Suriname zal per 1 januari 1996 toetreden tot de gemeenschappelijke markt van
de Caricom. De Caricom heeft een gemeenschappelijk buitentarief voor invoerrechten, en streeft naar harmonisatie van
o.a. handelsregelgeving.