De eurozone laat sinds midden 2013 een gestaag economisch herstel zien. Na een recessie in 2009 en herstel in 2010 en 2011 volgde in 2012 een tweede dip die midden 2013 overkomen werd. Een blik op de onderliggende componenten van de economie laat zien dat het herstel sinds 2013 heel anders is dan dat van 2010/2011.
Zoals elke econoom in zijn eerste tekstboek macro-economie leert, kan groei opgesplitst worden in de componenten private consumptie, investeringen, overheidsconsumptie, netto-export en verandering in voorraden.
De groei in 2010 en 2011 was vooral toe te schrijven aan de netto-export en een toename in voorraden, waarbij de laatste over het algemeen sterk fluctueert. Een tijdelijke groei in binnenlandse consumptie en investeringen zette niet door. Een toename van de export vormde een buffer tijdens de tweede recessie in 2012, die dan ook een stuk milder was dan in 2009. De groei vanaf 2013 wordt meer binnenlands bepaald, want het grootste deel van de groei wordt veroorzaakt door toenemende private consumptie en investeringen. De export neemt nog steeds toe maar wordt de laatste drie kwartalen licht overtroffen door steeds meer import, wat de steeds grotere binnenlandse vraag illustreert. De toename in investeringen komt met name doordat niet-financiële bedrijven meer zijn gaan investeren en in mindere mate door de toegenomen investeringen van huishoudens. De verandering in investeringen van overheden en financiële instellingen schommelt rond de nul procent. De toename van private consumptie gaat hand in hand met een even sterke toename in koopkracht en is daarmee duurzaam. Kortom, de eurozone groeit weer duurzaam en op eigen kracht.