statistiek
Internationaal
Jan Hoogteijling en Stefan Suanet (Ministerie van Financiën)
Van directe naar indirecte belastingen
Gegeven een gewenst niveau van overheidsuitgaven, is het vervolgens de vraag
op welke wijze de benodigde belastingen het beste verkregen kunnen worden. Er
lijkt een toenemende interesse te bestaan voor een verschuiving van directe naar
indirecte belastingen. Overheden kunnen indirecte belastingen als een effectief
instrument zien om specifieke beleidsdoelen te bevorderen. Voorbeelden zijn het
verhogen van accijnzen op tabak en alcohol om de consumptie te ontmoedigen, of
het introduceren van milieuheffingen om externe effecten in de prijzen te verdisÂ
conteren en de vraag naar milieuvriendelijke alternatieven te stimuleren. Daarnaast
kunnen overheden door de globalisering steeds meer geneigd zijn de lasten op
arbeid (inkomstenbelasting) en winst (vennootschapsbelasting) te verlagen. Zij
moeten dan vervolgens hun toevlucht zoeken in indirecte belastingen, die mogelijÂ
kerwijs minder schadelijk voor de concurrentiepositie zijn dan directe belastingen.
Een meer praktisch argument kan zijn dat indirecte belastingen lagere uitvoeringsÂ
kosten met zich meebrengen dan directe belastingen. In de Europese Unie als
geheel is het aandeel van de indirecte belastingen licht toegenomen. In Nederland
is het aandeel van de indirecte belastingen relatief sterk toegenomen (5,1%).
Ondanks deze toename zit Nederland nog onder het EU-gemiddelde. In GrootBrittannië en Frankrijk is er sprake van een dalende tendens, maar het niveau van
het aandeel indirecte belastingen is hoger dan in Nederland. Het niveau in België
en Duitsland is lager dan in Nederland, zij het dat de Duitse btw-verhoging in
2007 van 16% naar 19% buiten deze periode valt. Overheden zullen hun positie
op de internationale ranglijsten van belasting op arbeid en op winst scherp in de
gaten houden. Hoe hoger de klassering, hoe groter de zorgen over hun internatioÂ
nale concurrentiepositie. Stel echter dat Nederland
Europees kampioen indirecte belasting zou worden
als gevolg van een vergaande fiscale vergroening,
dan hoeft dit echter niet meteen te leiden tot een
verslechtering van de concurrentiepositie. Er ontÂ
staan wel brokken als een forse stijging van indirecte
belastingen niet gecompenseerd zou worden door een
vermindering van directe belastingen.
Indirecte belastingen als % van de totale belastingen
Gemid.
1995
EU-27
Op 27 november jongstleden bereikte de euro een nieuw hoogtepunt ten opÂ
zichte van de dollar, met een koers van 1,4874 dollar per euro (oftewel 0,672
euro per dollar). Hoewel de dollar sindsdien weer iets aan kracht heeft gewonÂ
nen, is de euroappreciatie ten opzichte van het begin van dit jaar met 10%
vrij fors (stand: 14 december 2007). Ook ten opzichte van andere belangrijke
valuta’s is de euro in het afgelopen jaar geapprecieerd. Zo bedroeg de appreciÂ
atie ten opzichte van de yen en het Britse pond respectievelijk 4,5% en 6,5%.
Toch geeft de appreciatie van de euro tot nu toe weinig reden tot zorg. In reële
effectieve termen is de appreciatie van de euro in het afgelopen jaar namelijk
beduidend minder, zie figuur. Gewogen naar de belangrijkste handelspartners en
relatieve prijsontwikkelingen bedraagt de stijging in 2007 tot nu toe op basis van
arbeidskosten per eenheid product 2,7% en op basis van consumentenprijzen
3,5%. Bovendien is het niveau van de reële effectieve wisselkoers vanuit een
historisch perspectief bezien niet uitzonderlijk hoog: midden jaren negentig lag
de reële effectieve wisselkoers, gemeten op basis van arbeidskosten per eenheid
product, op een vergelijkbaar niveau als nu. Belangrijke en veelgenoemde oorzaÂ
ken van de sterke euro respectievelijk de zwakke dollar zijn de huidige economiÂ
sche kracht van het eurogebied en het uit de hand gelopen tekort op de lopende
rekening van de Verenigde Staten, dat in 2007 nog steeds bijna 6% van het
Amerikaans bbp bedroeg. Daarnaast zijn er signalen dat door de turbulentie op
de kredietmarkt sinds de afgelopen zomer buitenlandse investeerders terughouÂ
dender zijn geworden om activa in dollars aan te houden. Zo blijkt uit cijfers van
het Amerikaanse Ministerie van Financiën bijvoorbeeld dat buitenlandse invesÂ
teerders in augustus 2007 netto voor bijna 70 miljard dollar aan Amerikaanse
effecten hebben verkocht. Een laatste veelgenoemde oorzaak heeft een wat
16
ESB
11 januari 2008
33,8
34,4
34,8
35,0
35,0
34,4
(gewogen
gemid.)
Nederland
29,3
31,4
33,9
34,3
34,4
32,2
België
29,4
30,4
29,8
30,2
30,5
30,0
Duitsland
30,2
29,9
30,7
31,1
31,3
30,2
Gr.-Brittannië
39,6
37,8
38,2
37,5
35,8
38,0
Frankrijk
37,6
35,9
35,7
36,0
36,0
36,5
Bron: Eurostat, Taxation Trends in the European Union
Monetaire Zaken
Euro-dollarkoers op een hoogtepunt
2000 2003 2004 2005 ‘95-’05
Jolanda Peeters (DNB)
Koersontwikkeling van de euro (index 1ste kwartaal,
1999 = 100)
Bron: DNB
trendmatiger karakter. Er zijn namelijk indicaties dat
de euro een steeds populairdere munt in internatioÂ
nale reserves wordt. Dit geldt, volgens een recente
survey van het Internationale Monetaire Fonds, zeker
in opkomende markten. Niettemin is de dollar nog
steeds de dominante reservemunt.
Marcel Tak (FDA)
Onzekerheid houdt aan
2007 is voor Europese aandelenbeleggers toch nog
een positief jaar te worden. Deze conclusie kan worÂ
den getrokken uit het verloop van de Eurostoxx-50
index, die met bijna zeven procent is gestegen.
Inclusief het dividend impliceert dat een rendement
van bijna 10%. In vergelijking met de hoge rendeÂ
menten van 24% en 18% die in 2005 respectieÂ
velijk 2006 werden behaald lijkt dat teleurstellend.
DJ Eurostoxx-50
Bron: FDA
Financiële Markten
Maar dat is het niet. Ten eerste is een aandelenrendement van 10% bij een
kapitaalmarktrente van circa 4,5% historisch niet laag. De hoge dubbelcijferige
winsten in de voorgaande jaren waren juist uitzonderlijk. Ten tweede geven de inÂ
dices een gemiddeld beeld van alle in de index opgenomen bedrijven. Met actief
beheer kon een beter resultaat worden behaald. Alleen al een onderwogen posiÂ
tie in financiële instellingen zou tot een bovengemiddeld rendement hebben geÂ
leid. Daarmee is de relatie met het derde argument genoemd waarom beleggers
over het behaalde aandelenrendement in 2007 niet al te teleurgesteld zouden
moeten zijn: de kredietcrisis. De kredietcrisis is een samenvatting van verschilÂ
lende financiële problemen: de dreigende ineenstorting van de Amerikaanse huiÂ
zenmarkt, de scherpe waardedaling van aan hypothecaire leningen gekoppelde
gestructureerde beleggingsinstrumenten, de afschrijvingen door het bankwezen
en het wantrouwen tussen banken onderling. Deze aspecten hadden een veel
negatiever impact op de aandelenkoersen kunnen hebben, vooral omdat de vrees
bestaat dat de reële economie uiteindelijk wordt getroffen door de financiële
problemen. Eén van de argumenten waarom een grote koersval uitbleef, is de
ijzersterke financiële positie van veel bedrijven. In tegenstelling tot banken, doen
niet-financiële bedrijven maar een beperkt beroep op de kapitaalmarkt. Gelukkig
kunnen banken in moeilijke tijden een beroep doen op de monetaire autoriteiten,
die de banken nagenoeg onbeperkt van liquiditeit voorzien. Sterke balansen van
bedrijven, adequaat optredende centrale banken en niet te vergeten de koopÂ
kracht van staatsfondsen uit Azië en het Midden Oosten; deze elementen zulÂ
len de onzekerheid op de financiële markten niet zomaar wegnemen, maar een
aandelencrash is voor 2008 zeker niet het meest waarschijnlijke scenario.
Arbeidsmarkt
Job van der Zwan (CBS)
Ontwikkeling bbp en arbeidsvolume (verandering t.o.v.
een jaar eerder, in procenten)
Bron: CBS
Bijna alle records op de
arbeidsmarkt sneuvelen in 2007
Door de aantrekkende economie was de situatie op
de arbeidsmarkt in 2007 zeer positief. De werkgeÂ
legenheid groeide op alle fronten en het beroep op
een uitkering daalde verder. De vraag naar arbeid
was groot. Het aantal openstaande vacatures beÂ
reikte in de loop van het jaar zelfs een recordhoogte.
De dynamiek op de arbeidsmarkt, gemeten aan de
hand van het aantal ontstane en vervulde vacatures,
was eveneens groot. Ook het aantal banen van werkÂ
nemers steeg naar een recordhoogte. In het tweede kwartaal werd de grootste
banengroei van de afgelopen zeven jaar gemeten. Het aantal banen van werkÂ
nemers nam met ruim 200.000 toe in vergelijking met het tweede kwartaal van
2006. Deze groei is vergelijkbaar met de banengroei in de vorige periode van
hoogconjunctuur tussen 1995 en 2000, toen het aantal banen gemiddeld met
ruim 200.000 toenam. Vrijwel alle bedrijfstakken droegen bij aan de banengroei.
Onbetwiste koploper hierbij was echter de zakelijke dienstverlening met een toeÂ
name van 104.000. Het leeuwendeel daarvan zijn banen van uitzendkrachten.
Na een jarenlange krimp van de werkgelegenheid bleef het aantal banen in de
industrie voor het eerst gelijk, evenals bij de overheid. Het zelfstandige onderÂ
nemerschap won aan populariteit. In vergelijking met 2006 steeg het aantal
zelfstandigen met maar liefst 70.000. Door de aanhoudend grote vraag naar
arbeid is het beroep op een uitkering in het kader van arbeidsongeschiktheid en/
of bijstand verder afgenomen. Het aantal bijstandsuitkeringen is in 25 jaar zelfs
niet meer zo laag geweest. Ook de werkloosheid daalde verder tot 4,0% van de
beroepsbevolking, het laagste percentage sinds 2002. Het aantal werklozen is
echter nog altijd hoger dan in de vorige periode van hoogconjunctuur. De oploÂ
pende spanning op de arbeidsmarkt heeft zich niet vertaald in een sterke stijging
van de cao-lonen. De cao-lonen per uur waren in het derde kwartaal 2,3% hoger
dan in dezelfde periode in 2006. De contractuele loonkostenstijging was vrijwel
gelijk aan de cao-loonstijging, omdat het totale opslagpercentage voor wetteÂ
lijke en contractuele werkgeverspremies vrijwel gelijk was aan het percentage in
2006.
ESB
11 januari 2008
17
Auteurs
Categorieën