Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 21 2007

statistiek
Internationaal

KEES HEINEKEN EN MARK ARTS (MINISTERIE VAN FINANCIËN)

Nederland in kopgroep fiscale vergroening

king te laten komen in de te betalen prijs door de
consument. Daardoor zal de consument zijn gebruik
verminderen of eerder overstappen op milieuvriendelijke alternatieven.

Aandeel van milieubelastingen in het bbp in de EU;
1995 en 2005
%bbp
6,0

1995
2005

5,0
4,0
3,0
2,0
1,0
0,0

no
lt
es
ee
gr
ie
be
fr
de
uk
at
pl
lv
cz
it
hu
eu25
se
fi
lu
mt
cy
nl
dk

Internationaal gezien is het aandeel van groene belastingen als percentage van
het bbp in Nederland hoog. Na Denemarken neemt Nederland de tweede positie
in binnen de Europese Unie in (zie grafiek). Ten opzichte van 1995 is het aandeel van de milieubelastingen in ons land in 2005 verder gestegen. In de gehele
Europese Unie is gemiddeld gezien sprake van een lichte stijging. Opmerkelijk is
dat in diverse landen het aandeel van milieubelastingen gedaald is. Daardoor is
het gewogen gemiddelde binnen de EU zelfs licht afgenomen.
De milieubelastingen zijn onderverdeeld in drie categorieën: energiebelastingen
(accijnzen op minerale oliën en de energiebelasting); belastingen op mobiliteit
(motorrijtuigenbelasting en de belasting bij aankoop van auto’s); belastingen op
vervuiling en grondstoffen (onder andere waterschapsheffingen en de rioolrechten).
Deze belastingen vormen volgens Eurostat in 2005 respectievelijk 2,1%, 1,3%
en 0,6% van het bbp. Daarmee neemt Nederland op de ranglijst de 12de, 4de
en 2de positie in. Hoewel ons land met de energiebelasting in de middenmoot
zit, scoren we in de twee andere categorieën hoog, wat de tweede positie in het
totale aandeel van milieubelastingen verklaart.
Met de nieuwe plannen van het kabinet zal Nederland naar verwachting haar
plaats in de kopgroep van Europa verder verstevigen. Het kabinet zet in op een
verdere differentiatie in de autobelastingen, een belastingverhoging op milieu­
onvriendelijke brandstoffen en energie, en de introductie van een vlieg- en
verpakkingenbelasting. Hierdoor zullen de opbrengsten van de milieubelastingen
naar verwachting met structureel circa 1,5 miljard euro stijgen. Met de verdere
vergroening van de belastingen wordt beoogd de milieukosten meer tot uitdruk-

Landen

Bron: Eurostat

Monetaire Zaken
Agflatie
In een jaar tijd is de prijs van maïs op de wereldmarkt met ruim 50% toegenomen. Ook de prijzen van sommige andere landbouwproducten, zoals sojabonen
en tarwe, zijn de afgelopen tijd snel gestegen. Deze ontwikkelingen hebben de
angst voor agflatie (een blijvende verhoging van de inflatie door stijgende prijzen
van agrarische producten) aangewakkerd. Tot nu toe is de bijdrage van voedselprijzen aan de inflatie in het eurogebied echter relatief beperkt gebleven (zie
grafiek). Dit komt in de eerste plaats doordat voedsel een relatief klein gewicht
heeft in het uitgavenpatroon. In 2007 maakt de categorie onbewerkt voedsel
ongeveer 7,5% uit van de HICP in het eurogebied, terwijl de categorie bewerkt
voedsel nog geen 12% uitmaakt. Daarbij moet worden bedacht dat de prijsstijging is geconcentreerd bij enkele landbouwproducten, zoals granen en oliezaden.
Hierdoor werken prijsstijgingen niet volledig door in de prijsontwikkeling in de
((on)bewerkte) voedselcategorieën, en dus in de HICP. Bovendien hebben supermarkten een deel van de prijsstijgingen opgevangen in hun marges in plaats van
deze door te berekenen aan consumenten.
Hoe de prijzen van landbouwproducten zich op termijn ontwikkelen, is lastig te
voorspellen. Gegeven het belang van klimatologische omstandigheden voor het
oogsten van landbouwproducten is een hoge volatiliteit in de prijzen van landbouwproducten niet ongewoon. Tegenvallende graanoogsten verklaren dan ook
een belangrijk deel van de forse prijsstijging van het afgelopen jaar. Een belangrijke structurele factor is echter de toenemende vraag naar biobrandstoffen.
Hierdoor zal – volgens de voorspellingen van de OECD en de FAO – het prijspeil
van enkele landbouwproducten (waaronder maïs, tarwe, sojabonen) op een iets
hoger niveau uitkomen dan in het afgelopen decennium. Op de langere termijn
zal de prijsontwikkeling van deze landbouwproducten vooral afhangen van de

560

ESB

21 september 2007

JOLANDA PEETERS (DNB)

Bijdrage van voedselprijzen aan inflatie in het euro­
gebied (in procenten)
6
5
4
3
2
1
0
-1

97

98

99

00

CPI-food Bijdrage
aan totale cpi

01

02

03

CPI Vop-mutatie

04

05

06

07

CPI-food Vop-mutatie

Bron: DNB

prijsontwikkeling van olie en gas en de mate van
technologische vooruitgang, met name ten aanzien
van de tweede generatie biobrandstoffen. Deze
tweede generatie brandstoffen leggen minder beslag
op landbouwgoederen.

Financiële Markten

SANDER HOEK (FDA)

Een vertrouwenscrisis
De problemen op de Amerikaanse hypotheekmarkt
zijn in de afgelopen weken overgeslagen naar financiële markten wereldwijd. Hierbij gaat het feitelijk
niet alleen maar om de problematiek van de zogenaamde Amerikaanse sub-prime hypotheken, maar
staat ook het vertrouwen in financiële instellingen,
financiële intermediairs en mogelijk zelfs de monetaire autoriteiten ter discussie. De crisis op financiTreasury bills VS en interbancair (3-maands)
6

US$ Libor 3m

Euribor 3m

US T Bill 3m

5.5
5
4.5
4
3.5
3

Q3
2006

Q4

Q1
2007

Q2

Q3

Bron: FDA

ële markten wordt onder meer door monetaire autoriteiten gekarakteriseerd als
een herwaardering van risico of een afname van risicotolerantie. Daarbij wordt
ervan uitgegaan dat, tegen de achtergrond van een zoektocht naar rendement
door marktpartijen, risico’s in de afgelopen jaren niet geheel meer op hun juiste
waarde waren gewaardeerd. Zo bekeken heeft de crisis een louterend effect. De
huidige crisis gaat evenwel verder, in die zin dat nu, achteraf, voor velen blijkt
dat niet alleen de waardering, maar ook de inschatting van risico’s onjuist is
geweest. Financiële instellingen hebben complexe gestructureerde producten
geconstrueerd, waarbij uiteindelijk nog slechts weinigen begrepen met wat voor
risico’s werd gespeeld. Financiële intermediairs hebben eindbeleggers wijs gemaakt dat zij niet kunnen achterblijven bij het opnemen van dergelijke producten
in hun portefeuille, terwijl zij feitelijk niet op de hoogte waren van het gelopen risico. En tenslotte hebben toezichthouders deze praktijken aangemoedigd omdat
hiermee risico’s gemakkelijk van financiële instellingen zouden kunnen worden
afgewenteld naar eindbeleggers, waarmee risico’s beter zouden worden gespreid.
Het resultaat is een crisis die zich in snel tempo verspreidt omdat in essentie het
vertrouwen in het financiële stelsel is geschaad en zelfs het vertrouwen tussen
financiële instellingen onderling ter discussie staat. De opmerkelijke stijging van
interbancaire geldmarkttarieven, vooral gegeven het feit dat monetaire autoriteiten tegelijkertijd op ongekende schaal liquiditeiten in het systeem pompen, zijn
in dat opzicht een teken aan de wand. In de VS leidde dat tevens tot een uiterst
zeldzame discrepantie tussen de rente op schatkistpapier (T-Bills) en interbancair krediet. Marktpartijen wantrouwen de soliditeit van financiële instellingen en
brengen overtollige middelen massaal onder in overheidspapier.

Arbeidsmarkt

JEREMY WEIDUM (CBS)

Vacatures, 1998–2006 (x 1000)
1 200
1 000
800
600
400
200
0
1998

1999

2000

Openstaande vacatures

2001

2002

2003

Ontstane vacatures

2004

2005

2006

Vervulde vacatures

Bron: CBS

Meer vacatures open
Het sterke herstel van de arbeidsmarkt weerspiegelt
zich in het aantal vacatures dat open staat. Eind
december 2006 bereikte het aantal openstaande
vacatures (gecorrigeerd voor seizoensinvloeden) een
record van 222.000. Dat waren er 55.000 meer dan
een jaar eerder. In 2005 bedroeg de groei ook al
30%.
Het gemiddeld aantal vacatures in de commerciële
dienstverlening nam toe van 89.000 in 2005 naar

114.000 in 2006. Binnen de zakelijke dienstverlening was de groei relatief het
sterkst in de ict-sector. Hier steeg in 2006 het aantal vacatures met meer dan
50% tot 9.400 duizend. Absoluut gezien was de groei het grootst bij de advocatenkantoren, accountants, architecten- en ingenieursbureaus. Tussen 2005 en
2006 steeg het aantal vacatures daar van 15.000 naar 20.000.
In de handel stonden gemiddeld 33.000 vacatures open. Dat was bijna een
derde meer dan een jaar eerder. De handel bestaat uit de autohandel en -reparatie, de detail- en de groothandel. Bijna 90% van de vacatures in de handel
ontstaat in de detail- en groothandel.
Economisch was 2006 het beste jaar sinds 2000, het laatste jaar van de vorige
periode van hoogconjunctuur. In 2006 stonden vacatures gemiddeld 72 dagen
open. Dat is ongeveer gelijk aan 2000 toen een vacature gemiddeld 74 dagen
open stond. In 2003 was er nauwelijks economische groei en lag het aantal
vacatures op een dieptepunt. De vacatures stonden toen gemiddeld 59 dagen
open. Na 2003 trok de economie weer aan en nam behalve het aantal vacatures
ook de gemiddelde duur toe.
De vacatureduur nam tussen 2003 en 2006 vooral toe bij grotere bedrijven. Bij
de middelgrote bedrijven was dat van 53 tot 72 dagen, bij grote bedrijven van
65 tot 80 dagen. Vacatures bij kleine bedrijven stonden tussen 60 en 63 dagen
open en de duur veranderde dus nauwelijks. In de periode 2003–2006 stonden
vacatures bij grote bedrijven altijd langer open dan bij middelgrote en kleine
bedrijven.
De gemiddelde duur van een openstaande vacature kan worden geschat met het
aantal openstaande vacatures en het aantal vervulde vacatures. De op deze wijze
berekende duur moet echter eerder worden gezien als een relatieve maat dan als
een reële schatting.

ESB

21 september 2007

561

Auteurs

Categorieën