Ga direct naar de content

Redactioneel: Semi-bestuurders

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 21 2007

Redactioneel

Eva Niesten
Redacteur ESB
e.niesten@sdu.nl

Semi-bestuurders

O

nlangs verscheen een derde advies van de
Commissie Dijkstal over beloningen van
bestuurders. Naast eerdere adviezen over
de salarissen van politici en van bestuurders in de publieke sector, werd nu een advies gegeven over de beloningen in de semi-publieke sector.
De Commissie concludeerde dat de bestuurders van
universiteiten, hogescholen, omroepen, de kunstensector en waterleidingbedrijven niet meer mogen
verdienen dan de minister-president. Bestuurders in
andere semi-publieke sectoren, zoals van de energiebedrijven, woningcorporatiesw, ziekenhuizen en vervoersondernemingen mogen in de toekomst wel meer
verdienen dan de Balkenende-norm van 171 duizend
euro. Zij moeten echter wel de beloningen openbaar
maken. Dit onderscheid tussen de verschillende bestuurders is gebaseerd op ideeën over hoe publiek het
werk is in de verschillende semi-publieke sectoren:
hoe publieker het werk, hoe strenger het advies. Maar
hoe moet publiek gedefinieerd worden? De adviezen
van de Commissie bieden hier niet genoeg duidelijkheid over. Daar komt nog eens bij dat in veel van deze
semi-publieke sectoren door de overheid geleidelijk
concurrentie wordt geïntroduceerd. De recente adviezen van de Commissie Dijkstal kunnen deze transitie
naar competitieve sectoren belemmeren.
De definitie over de mate van publiek werk kan gebaseerd zijn op de taken die de verschillende sectoren
uitvoeren, en dus in hoeverre zij hiermee het publiek
belang dienen. Dit onderscheid lijkt de Commissie
niet gekozen te hebben, tenzij men een groter publiek
belang hecht aan kunst boven gezondheidszorg, of
een keuze kan maken tussen water of elektriciteit.
Het verschil tussen meer en minder publiek kan ook
gebaseerd zijn op het eigendom van de bedrijven. Dit
verklaart echter niet waarom er geen grenzen zitten
aan de salarissen van bestuurders van de energiebedrijven, daar de elektriciteitsnetwerken van Nuon,
Essent en Eneco in handen zijn van provinciale en
lokale overheden. Een derde mogelijkheid is dat meer
of minder publiek verwijst naar de aanwezigheid van

concurrentie in de verschillende sectoren. In een
toelichting op het advies, dat als titel Normeren en
Waarderen heeft meegekregen, stelde Hans Dijkstal
namelijk dat energiebedrijven in een commerciële en
concurrerende markt moeten opereren, en dat je dan
als overheid deze salarissen niet kunt normeren. Op
basis van dit onderscheid is de Commissie niet consistent met de kabinetsintenties. Volgens het advies
moet het onderwijs zich wel aan de Balkenende-norm
gaan houden, terwijl eerder door de regering werd
aangekondigd dat de academie wereldwijd moet
concurreren (NRC, 3 september). Bij de opening
van het academisch jaar op 3 september van de
Wageningen Universiteit verwees Balkenende weer
naar de VOC-mentaliteit, en kritiseerde de mentaliteit
van middelmatigheid en de houding van studenten
die in twee van de drie gevallen genoegen nemen
met een zes min. Nederland moet ondernemender,
innovatiever en concurrerender worden. Dit geldt
naast de ondernemers volgens Balkenende ook voor
de studenten en universiteiten. Tijdens de opening
van het academisch jaar van de Universiteit Utrecht
zei minister Plasterk van OCW dat de universiteiten
met elkaar gaan concurreren om het onderzoeksgeld.
Eerder werd al bekend dat hij honderd miljoen euro
weghaalt uit de basisfinanciering van universiteiten.
Promovendi moeten voortaan zelf concurreren om dat
geld via subsidieaanvragen bij de NWO.
Het instellen van een salarisplafond als de
Balkenende-norm kan de verandering van het wetenschappelijk onderwijs naar een internationaal
competitieve sector verhinderen. Net zoals de energiebedrijven concurreren voor de energieconsument,
concurreren de universiteiten voor onderzoeksgeld
en studenten. Het product waarmee de concurrentie
aangegaan wordt is niet elektriciteit of gas, maar
onderwijs dat gegeven wordt door hoogleraren, universitair docenten en promovendi. Hoewel het in de
adviezen van de Commissie Dijkstal officieel gaat over
de salarissen en beloningen van bestuurders, gaat
het in feite over de beloningen in de hele organisatie.
Zoals Flip de Kam stelde in de NRC van 8 september:
“in elke organisatie staan bestuurders in de salariële
pikorde bovenaan. Een salarisplafond van honderdzeventigduizend euro geldt dus niet alleen voor bestuurders, maar feitelijk voor het gehele overheidsapparaatâ€. Met de toepassing van de Balkenende-norm
wordt dus een prijsplafond ingesteld voor het product
onderwijs, en tevens voor onderzoek. Een prijsplafond
in een concurrerende sector kan innovatie en investeringen in de kwaliteit van het product, en zelfs de
concurrentie belemmeren. Minister Plasterk van OCW
wil beiden; hij wil concurrentie introduceren in het
wetenschappelijk onderwijs, en de kwaliteit van het
bacheloronderwijs verbeteren. Dit laatste wil hij onder
andere bereiken door hoogleraren van internationale
naam en faam voor de collegezaal te zetten. Hier past
geen door de overheid gesteld beloningenplafond bij.

ESB

21 september 2007

547

Auteur