statistiek
Internationaal
Nederlandse staatsobligaties internationaal in trek
Dit jaar geven EMU-landen voor ongeveer 570 miljard euro aan nieuwe staatsobligaties uit, waarvan circa 470 miljard euro voor aflossingen op bestaand
schuldpapier. In het derde kwartaal wordt ongeveer 50 miljard euro in het
van oudsher populaire 10-jaars segment uitgegeven. Nederland heeft hieraan
bijgedragen door de emissie op 10 juli jongstleden van een nieuwe 10-jaars
obligatie. De allocatie naar landen laat zien dat het aandeel van internationale
beleggers in de uitgifte van Nederlandse staatsobligaties onverminderd hoog
en gediversifieerd is.
Het ministerie van Financiën heeft in juli voor de zevende keer een Dutch Direct
Auction (DDA) georganiseerd. De DDA is een veilingtechniek waarbij eindbeleggers (waaronder centrale banken, verzekeraars, hedgefondsen maar ook particuliere beleggers) direct kunnen inschrijven op een nieuwe staatsobligatielening. Bij
reguliere veilingen kunnen eindbeleggers alleen indirect staatsobligaties kopen
van primary dealers (grote banken), die de stukken kopen op de veiling. De vraag
naar Nederlandse obligaties was enorm. Er werd voor meer dan 15 miljard euro
ingeschreven, waarbij uiteindelijk voor ruim 6 miljard euro tegen een effectief rendement van 4.6% werd opgehaald. Maar liefst 124 beleggers uit 26 landen hebben deelgenomen aan de DDA, wat duidt op een steeds betere regionale diversificatie. Opvallend is de verhoogde belangstelling vanuit Azië. In de vorige 6 DDA’s
namen Aziatische beleggers gemiddeld 4% van de uitgifte voor hun rekening, dit
jaar bedroeg hun aandeel 12%. De belangstelling voor Nederlandse obligaties
vanuit het Verre Oosten overtrof voor de eerste keer de vraag van Nederlandse
beleggers. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk blijven echter belangrij-
KIM SANG LIU (MINISTERIE VAN FINANCIËN)
kere afzetmarkten. De verhoogde interesse vanuit het
Verre Oosten betekent een verbreding van de vraag.
Hierdoor wordt Nederland minder afhankelijk van de
traditionele afzetmarkten. Bovendien draagt de extra
belangstelling bij aan een evenwichtige prijsvorming.
Het toenemende belang van Azië in de internationale financiële markten zien we dus ook terug bij de
afname van Nederlands staatspapier.
Allocatie Nederlandse staatsleningen naar landen,
uitgegeven via DDA
Overig
Overig Europa (niet EMU)
VS
Scandinavië (niet EMU)
Zwitzerland
Nederland
Azië
Duitsland
Frankrijk
Overig EMU
VK
0%
Allocatie 2007
5%
496
ESB
12 januari 2007
20%
25%
30%
ARD DEN REIJER (DNB)
DNB-conjunctuurindicator en cyclus in consumentenvertrouwen
gestandaardiseerde afwijking tov de trend
De DNB-conjunctuurindicator, welke is weergegeven in de rubriek ESB kompas,
kent een positieve uitslag van 0,73 voor de realisatie van de huidige toestand
van de conjunctuur. Deze waarde is sinds begin 2001 niet zo hoog geweest,
getuige de historische weergave van de referentiereeks in de grafiek. De uitslag
van de thermometer is nog positiever voor de komende zes maanden, wat impliceert dat de economie de komende tijd naar verwachting harder zal groeien dan
potentieel. De uitslag van de thermometer indiceert dat de conjunctuurgolf zich
momenteel in de hoogconjuncturele fase bevindt. De Europese en zeker ook de
Nederlandse consument heeft momenteel een rooskleurig beeld van de economie, hoewel het vertrouwen in juli iets terugviel. De cyclische beweging van het
consumentenvertrouwen, die met een voorlooptijd van negen maanden onderdeel
vormt van de samengestelde voorlopende indicator, is eveneens in de grafiek
weergegeven. De index van het consumentenvertrouwen bestaat uit vijf onderliggende deelindices, waarvan er twee betrekking hebben op de persoonlijke financiële situatie, twee op de beoordeling van de economische situatie en één op de
bereidheid tot het doen van grote aankopen. Het consumentenvertrouwen wordt
voor het grootste deel bepaald door veranderingen in de inschattingen van het
macro-economische klimaat en het werkloosheidspercentage. Het Nederlandse
consumentenvertrouwen bereikte in 2003 een dieptepunt. DNB-onderzoek
indiceert dat de macro-economische perceptie van de Nederlandse consument
in die periode het sterkst werd bepaald door de wereldwijde instorting van de
aandelenmarkten, het wegvallen van de positieve impuls van de huizenprijzen en
de toename van de werkloosheid. In de daarop volgende jaren was de consument
beduidend somberder over de macro-economie dan op basis van economische
gronden zou mogen worden verwacht. Hierbij speelde de psychologische door-
15%
Bron: Ministerie van Financiën
Monetaire Zaken
Schommelingen in het consumentenvertrouwen
10%
Gemiddelde Allocatie (2003-2006)
2
1,5
1
0,5
0
-0,5
-1
-1,5
-2
-2,5
-3
84
86
88
90
92
94
96
98
0
2
4
6
8
referentie, t/m mei 2007
voorlopende indicator, t/m januari 2008
cyclus in consumentenvertrouwen, t/m mei 2008
Bron: DNB
werking van een reeks gebeurtenissen een rol, zoals
de politieke onrust in ons land, de oorlog in Irak, een
reeks boekhoudmalversaties, etc. De afgelopen jaren
heeft het consumentenvertrouwen zich krachtig
hersteld. Het vertrouwen gedijt goed in het huidige
stabiele macro-economisch klimaat van dalende
werkloosheid, stijgende aandelenmarkten en gematigde inflatie.
Financiële markten
MARCEL TAK (FDA)
Voortwoekerende hypotheekproblemen VS
De afgelopen weken pakten zich donkere wolken
samen boven de financiële markten. Aan de gestaag oplopende aandelenkoersen is voorlopig een
eind gekomen. De omslag in het sentiment heeft
weinig van doen met de prestaties van het beursgenoteerde bedrijfsleven. Het guurdere financiële
weertype heeft alles te maken met de crisis op de
Lange rente (10-jaars overheid) Nederland
4.8
4.6
4.4
4.2
4
3.8
3.6
Jul
Okt
Jan
Apr
Jul
Bron: FDA
Amerikaanse huizenmarkt. Het gaat niet om een grote prijsdaling die de huizenmarkt zou teisteren, wat aanvankelijk de vrees bij economen was. Vooralsnog
concentreren de problemen zich bij de wanbetalingen op hypothecaire leningen
van mindere kwaliteit, de bij iedereen inmiddels bekende subprime hypotheken. Deze hypothecaire leningen zijn de afgelopen jaren verpakt in complexe
financiële constructies en doorverkocht aan eindbeleggers. Zij worden nu geconfronteerd met verliezen in de meest risicovolle varianten van deze structuren.
Dat kan altijd gebeuren, maar schokkender is dat professionele hedgefondsen,
waarvan verwacht mag worden dat zij de risico’s goed inschatten, ook ten onder
gaan aan de subprimeproblematiek. Zo staat een hedgefonds dat gelieerd is
aan de Amerikaanse investeringsbank Bear Stearns op omvallen. Het meest
beangstigend is de snelheid waarmee het drama zich heeft voltrokken. Het
vervelende gevolg is dat de uitstralingseffecten van de in eerste instantie lokale
subprimeproblematiek almaar groter wordt. Marktpartijen met een minder goede
financiële status ondervinden dat het steeds moeilijker wordt om leningen in de
kapitaalmarkt te plaatsen.
Staatsobligaties profiteerden van de onrust en de toenemende risico-aversie. De
Nederlandse obligaties realiseerden de afgelopen weken een aardige koerswinst
en herstelden iets van de grote dalingen in de maanden ervoor. Het rendement
op tienjarige obligaties bereikte begin juli een (voorlopig) hoogtepunt van 4,75%,
maar aan het eind van de maand resulteerde de vlucht naar veiligheid in een
effectief rendement van iets onder de 4,5%. Wij verwachten, niet alleen door
de onrust, maar ook door de gematigde inflatievooruitzichten, een verdere daling
van de lange rente.
Arbeidsmarkt
ANDRÉ CORPELEIJN (CBS)
Minimumloon per maand in EU-lidstaten, januari 2007
(in euro’s)
Bulgarije
Roemenië
Slowakije
Polen
Hongarije
Tjechië
Portugal
Slovenië
Spanje
Griekenland
Frankrijk
België
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Ierland
Luxemburg
0
500
1000
1500
2000
Bronnen: Eurostat, Statistics in Focus, Population and social
conditions, 71/2007, en www.cbs.nl (statline) voor CBS-cijfers
over werknemers met het minimumloon
Grote verschillen in wettelijk
minimumloon in de EU
De hoogte van het wettelijk minimumloon in de
EU-landen per 1 januari 2007 loopt uiteen van
92 euro (Bulgarije) tot 1.570 euro (Luxemburg) bruto
per maand. In negen Oost-Europese lidstaten is
het minimumloon lager dan 300 euro. In vijf landen ligt het minimumloon tussen 470 en 668 euro
per maand. In de Benelux-landen, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Ierland
bedraagt het minimumloon meer dan 1.250 euro. In zeven lidstaten, waaronder
Duitsland en Italië, is er geen wettelijk minimumloon.
Het wettelijk minimumloon geeft een globale indicatie van loonverschillen tussen
de EU-landen. Het niveau van het minimumloon varieert van een derde tot de
helft van het gemiddelde verdiende loon in het desbetreffende land.
Het aandeel van de voltijdwerknemers die het minimumloon verdienen, loopt
sterk uiteen tussen de landen. In sommige landen betreft het slechts een paar
procent van de werknemers, onder meer in Nederland. Maar in Bulgarije en in
Frankrijk verdient meer dan 16 procent van de werknemers het minimumloon.
Het wettelijk minimumloon geldt voor de meerderheid van de voltijdwerknemers in een land. Andere bedragen kunnen gelden voor speciale groepen, zoals
jongeren en deeltijdwerknemers. In Nederland geldt voor werknemers jonger dan
23 jaar het minimumjeugdloon, waarbij per leeftijdsjaar andere bedragen worden
gehanteerd. Wie in deeltijd werkt heeft recht op een bruto minimumloon dat
evenredig lager is.
In Nederland verdiende eind 2005 volgens CBS-gegevens 4% van de werknemers het minimumloon of het minimumjeugdloon. Onder hen zijn veel
jongeren en flexwerkers. Ongeveer de helft van de minimumloners is jonger
dan 25 jaar. Van de werknemers beneden deze leeftijd verdient 13% het
minimum(jeugd)loon. Bedrijfstakken waar relatief veel werknemers het minimumloon verdienen, zijn de horeca, de landbouw en visserij, en de handel.
In de detailhandel verdient 10% van de werknemers het minimum(jeugd)loon.
Ook in delen van de zakelijke dienstverlening, zoals de schoonmaakbedrijven,
zijn relatief veel minimumloners.
ESB
12 januari 2007
497
Auteurs
Categorieën