Ga direct naar de content

Het toekomstconcept in de economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 24 2007

Het toekomstaspect speelt een belangrijke rol binnen de
economische theorievorming. Immers, economen willen de
toekomst zo goed als mogelijk proberen weer te geven. Een
overzicht van de historische opvattingen over het toekomstaspect laat zien hoe we zijn gegaan van toekomstvoorspellen, naar verkenningen, naar scenario’s.
conomen zijn voortdurend bezig om zich
beelden te vormen van toekomstige ontwikkelingen: hoe groot zal de markt zijn
voor een nieuw product, wat zal volgend
jaar de economische groei zijn, hoeveel bestedingsruimte is er in de volgende regeerperiode, wat
betekent de vergrijzing van de bevolking voor de
overheidsfinanciën?
De toekomst mag dan wel per definitie onkenbaar
zijn; overheden, bedrijven, burgers/consumenten
hebben niettemin een voortdurende behoefte aan
richtsnoeren om beslissingen te kunnen onderbouwen die ze in het heden moeten nemen. Veel van
die beslissingen hebben een financieel-economisch
karakter – en dat geldt niet alleen voor de aanschaf
van een nieuwe auto of een nieuw bedrijfsgebouw,
maar net zo goed bijvoorbeeld voor de beslissing
om te gaan studeren, of juist om met de studie te
stoppen. Vandaar dat economen veel doen aan het
proberen te voorzien van de toekomst, in de zin
dat ze eraan proberen te rekenen wat de kosten en
baten zijn van alternatieve toekomstmogelijkheden.
Voor toekomstvraagstukken zijn er zelfs aparte instituties in het leven geroepen, bijvoorbeeld in de vorm
van vaste advies- en planbureaus (CPB, WRR, SCP),
of strategische units bij bedrijven.
Uit het feit dat ze zich volop bezig houden met toekomstige ontwikkelingen, mag niet worden afgeleid
dat economen de toekomst ook kunnen voorspellen. Voorzover ze zich daar aan wagen, gaat het om
ramingen van economische kengetallen: de rentestand, de economische groei, et cetera – en liever
die van volgend kwartaal of volgend jaar voorspeld
dan die grootheden in 2010 te moeten voorspellen,
want dan heeft de econoom geen vaste grond meer
onder de voeten. Op de lange termijn kan er immers
te veel tegelijkertijd veranderen, een econoom moet
daarentegen van een aantal vaste waarden kunnen
uitgaan om variabelen te kunnen doorrekenen.
Wanneer algemeen-economen onderbouwd iets willen
zeggen over toekomstige ontwikkelingen gebruiken ze
macro-economische modellen. In die modellen zijn
eerder geconstateerde samenhangen tussen economische grootheden gesystematiseerd door middel

E

COCK HAZEU
Bureau voor InstitutioneelEconomisch Onderzoek en
Advies (IEOA)

van vergelijkingen. Juist omdat die samenhangen
op vele condities en veronderstellingen gebaseerd
zijn, gebruiken economen voor hun toekomstgerichte
activiteiten liefst de term verkennen – de term voorspellen, mijden ze bij voorkeur; het geeft te veel een
associatie van het kijken in een glazen bol, en geeft
niet goed de onzekerheden weer die aan toekomstverkennende activiteiten verbonden zijn.
Toekomstverkenning met behulp van macroeconomische modellen veronderstelt rationaliteit,
herhaalbaarheid en voorspelbaarheid in handelen en
gedrag van de economische actoren. Dat is typisch
iets dat op macroniveau normaliter ook verondersteld mag worden vanwege de wet van de grote
aantallen. Die plausibele macroveronderstelling
neemt niet weg dat op het onderliggende microniveau rationaliteit lang niet altijd de regel is, of hoeft
te zijn. Immers, zoals we allemaal wel weten uit onze
eigen ervaring en/of directe omgeving, doen mensen
soms maar wat of doen ze bewust iets anders dan
een vorige keer in een vergelijkbare situatie, kijken
ze niet verder dan hun neus lang is, doen ze zichzelf
tekort, of leren niet of reageren niet op (nieuwe)
informatie. Al deze vormen van bijziend gedrag die
tegen de economische rationaliteitsveronderstelling
ingaan, mogen op microniveau aan de orde van de
dag zijn, dat neemt niet weg dat als alle microgedrag geaggregeerd wordt, er op macroniveau toch
vaste patronen ontstaan. Als we bijvoorbeeld in het
verleden steeds zien dat een inkomensgroei van
honderd gepaard gaat met een consumptiegroei van
negentig dan zal dat in de toekomst ook wel het
meest waarschijnlijk zijn. In ieder geval: als er geen
bijzondere reden is om van de eerder geconstateerde
samenhang af te wijken, is dat de meest plausibele
veronderstelling. Zo zitten economische modellen vol
met dit soort empirisch gevalideerde veronderstelde
samenhangen.
Kenmerkend voor de economische methodiek van
het benaderen van toekomstige ontwikkelingen
is, met andere woorden, dit als-dan-redeneren.
Daarmee kennen we de toekomst niet, maar er zijn
wel redelijke schattingen te maken. Dat wordt uitgedrukt door aan een economische vergelijking een
maat toe te voegen over de sterkte van het gevonden
verband: de zogenaamde R2 die de correlatie weergeeft, en die daarmee een indicatie vormt voor de
waarschijnlijkheid dat een geconstateerd verband
zich in de toekomst opnieuw zal voordoen.
Uitspraken van economen over de toekomst zijn dus
nooit absoluut, maar altijd conditioneel op de aannamen. Dat er aan economische modellen veronder-

ESB

24 augustus 2007

491

ontwikkeling

Het toekomstconcept
in de economie

stellingen ten grondslag liggen die ook expliciet gemaakt worden, is geen zwakte,
maar juist de kracht ervan. Het maakt de modelmatige redeneringen expliciet
en controleerbaar voor derden en is daarmee een vorm van methodologische
verantwoording.

De naoorlogse macro-economische modelbouw
heeft geleid tot steeds betere modellen in termen
van adequate voorspellingen. Daarbij hebben de
modelbouwers en -gebruikers – veelal opgeleid in de
traditie van Keynes en Tinbergen – wel het ontdekVan plannen en voorspellen naar verkennen
kingsproces moeten doorlopen dat macro-economie
Er is geen andere periode in de geschiedenis aan te wijzen waar het idee van een
geen druk op de knop is. Dat is begonnen met de
planbare en maakbare samenleving zo groot was als in de eerste kwart eeuw direct
aandacht voor het feit dat er in de economie allerna de Tweede Wereldoorlog. In de Westerse wereld kwam de verzorgingsstaat tot
lei vertragingen zijn, die de zichtbaarheid van een
bloei. Overheden namen concrete economische doelstellingen en taken op zich ten beleidsimpuls op het beleidsresultaat verminderen.
aanzien van werkloosheid, inflatie, betalingsbalans, et cetera. En omdat in die tijd
Vertragingen komen voor in de besluitvorming. De
nationale economieën nog verre van geïntegreerd waren, konden nationale overhebelastingverlaging die een bestedingsimpuls aan de
den hun economieën tot op grote hoogte ook beschermen en afschermen en een
economie moet geven, treedt bijvoorbeeld pas in
nationaal macro-economisch beleid voeren. Deze korte era van potente nationale
werking op een moment dat de economie al weer
macro-economische beleidsvoering bevorderde in de tweede helft van de twintigspontaan de weg omhoog heeft gevonden. Verder
ste eeuw een breed gedragen geloof in een maakbare samenleving en economie.
kunnen zich ook reactievertragingen in het gedrag
Daarbij had men natuurlijk wel te maken met conjuncturele schommelingen, maar
van economische actoren voordoen.
juist daartoe was de Keynesiaanse receptuur tot ontwikkeling en verfijning gekoDit inzicht dat de psychologie van de beleidsmen om dat conjunctuurverloop af te vlakken en te beheersen.
subjecten een belangrijke rol speelt, is verder
Vanuit dit idee dat de economische ontwikkeling op de korte termijn goed
uitgekristalliseerd in het leerstuk van de rationele
beheersbaar was, groeide ook de behoefte aan economische verkenningen op
verwachtingen: de actoren in de economie doorde middellange en lange termijn om verder in de toekomst te kijken. Langs die
zien de beleidsmanipulaties van de overheid en
lijn werden volgende stappen gezet. In Nederland bijvoorbeeld was in 1945 het gaan af op hun eigen toekomstverwachtingen.
Centraal Planbureau in het leven geroepen, met Tinbergen als eerste directeur
Daarbij zijn ze rationeel genoeg om te beseffen
(1945–1955). Het CPB werd de voornaamste economisch plan- en
dat een belastingcadeautje van de overheid nu, in
voorspelinstelling om de regering te helpen de economische ontwikkelingen
de naaste toekomst terugbetaald moet worden om
te beheersen. Overigens zagen de oprichters al snel in dat het van een planhet daardoor opgelopen financieringstekort af te
matige ontwikkeling van de economie niet zou komen en sneuvelden de ontlossen; vandaar de term rationele verwachtingen.
werpambities (Passenier, 1994).
Hierop is ook de zogenaamde Lucas-kritiek gebaEen volgende stap werd het werken met meerdere toekomstscenario’s. Een
seerd, vernoemd naar de Amerikaanse econoom
belangrijke impuls voor het werken met (meerdere) scenario’s werd gegeven
Robert Lucas (1980). De aanleiding en achtergrond
door de Long Range Planning Group van Shell (Schwartz, 1991). De essentie
van de Lucas-kritiek was dat vanaf begin jaren
van die scenarioaanpak is dat ze verschillende toekomstbeelden beschrijft,
zeventig een periode was ingegaan waarin steeds
waarbij de ontwikkelingen van kritieke onzekere variabelen variëren. Daarbij
vaker bleek dat de economische politiek van regedienen alle scenario’s in beginsel plausibel te zijn. Het idee is immers niet om
ringen, gebaseerd op de Keynesiaanse modellen
te bepalen welk van de scenario’s de meeste kans maakt om werkelijkheid te
die in de periode na de oorlog de standaard waren
worden, want dan kan per definitie ieder van de alternatieve scenario’s niet ook
geworden, verkeerd uitpakte: (te) weinig effect,
tegelijkertijd plausibel zijn. De bedoeling van de scenarioaanpak is daarenteof juist te veel, of te laat. Daarmee werd het de
gen om een denkproces op gang te brengen, waardoor een organisatie (als de
periode waarin een einde begon te komen aan
Shell) of een land beter is voorbereid op nieuwe risico’s en nieuwe kansen in
de Keynesiaanse politiek om door bestedings- of
zijn (markt)omgeving.
belastingmaatregelen de conjunctuurgolf te demDe manier om verschillende scenario’s te creëren, is meestal door een kwadrant
pen. De Lucas-kritiek heeft daarbij een belangrijke
te ontwikkelen, waarbij de assen worden gevormd door twee groepen van crucirol gespeeld, vooral bij het aan de orde stellen van
ale en onzekere variabelen.
de economisch-methodologische
vooronderstellingen. De feitelijke
De Lucas-kritiek
Dat er aan
beleidsovergang van Keynesiaanse
Modellen kunnen de hele economie van een land betreffen of toeconjunctuurpolitiek naar structuureconomische
gespitst zijn op bijvoorbeeld bedrijfstakken of regio’s. Economen
beleid (supply side economics)
modellen
gebruiken voor verschillende doelen niet één model, maar vervond vervolgens begin jaren tachtig
schillende. Het model is immers geen glazen bol waarin van alles
plaats; de tijd van Reagan, Thatcher
veronderstellinkan worden afgelezen, maar is gemodelleerd aan de hand van
en Lubbers.
gen ten grondslag Wanneer we de economische toede specifieke vraagstukken en vraagstellingen die het betreffen.
Afhankelijk van die specifieke doelen en bijbehorende context,
komst proberen te voorzien, kan dat
liggen die ook
wordt met een economisch model geprobeerd om de relevante
door middel van een eenvoudige
expliciet gemaakt extrapolatie van trendlijnen – dat is
samenhangen zo goed mogelijk in beeld te brengen. Modellen zijn
gebaseerd op veronderstellingen, die op hun beurt weer gebade naïeve voorspeltheorie: afgelopen
worden, is geen
seerd zijn op onderliggende paradigma’s, zoals bijvoorbeeld de
dertig jaar groeide de arbeidsproduczwakte, maar juist tiviteit gemiddeld met twee procent
idee dat er in de economie op termijn altijd een tendentie is naar
evenwicht of juist de idee dat een blijvende onevenwichtigheid
per jaar, laten we dat voor de komende kracht ervan
van markten ook mogelijk is.
de jaren dan ook maar aanhouden,

492

ESB

24 augustus 2007

et cetera. Voorspellen kan ook met
leidswijzigingen niet binnen de structuur van de bestaande modelDe praktische
een statistisch voorspelmodel met
len kunnen worden doorgerekend, omdat de gedragsparameters
honderden vergelijkingen; zoals
veranderen.
implicatie van
gezegd, is dat laatste in Nederland bij
de Lucas-kritiek De rol van instituties
uitstek het domein van het Centraal
In de recente economische theorievorming en -toepassing, en
Planbureau. Maar of we nu werken
is dat een door
daarmee ook in de macro-economische toekomstverkenningen,
met eenvoudige of meer gecomplide overheid
probeert men ook in toenemende mate rekening te houden met
ceerde extrapolaties, in beide gevalhet belang van instituties (Hazeu, 2007). Instituties zijn ontdekt
len is de basisveronderstelling dat de
gegeven impuls
in de hoofdstroom van het algemeen-economisch onderzoek.
structuren die in het verleden golden,
aan de economie Enerzijds kunnen instituties transactiekosten in de economie
blijven gelden in de toekomst. En
dat is een wankele veronderstelling,
een veel minder verlagen. Dit impliceert dat hoewel ze als exogene gegevenheden
ogen, op de lange termijn hun opkomst en ondergang ook onder
zeker als die toekomst verder weg is
groot effect kan invloed staat van breed gedefinieerde kosten en baten. Erkenning
gelegen. Vaak gaan die structuren
dan veranderen; we krijgen geknikte
hebben dan van van de betekenis van instituties brengt ook met zich mee dat de
veronderstelde werking van bepaalde instrumenten in de econoverbanden, er worden drempels overtevoren op grond mie anders kan uitpakken dan in een denkbeeldige institutieloze
schreden of plafonds bereikt, waarna
wereld. Daarentegen kunnen instituties die zichzelf overleefd
de verbanden anders worden. Soms
van het model
hebben, ook juist extra transactiekosten veroorzaken in de
vormen optredende veranderingen in
was voorzien
economie.
eerder geconstateerde economische
samenhangen een autonoom proces,
Conclusies
maar het kan ook gebeuren onder
Economische modellen zijn gebaseerd op assumpties en als-dan-redeneringen.
invloed van (overheids)beleid dat juist gebaseerd is
Dat maakt ze verifieerbaar, controleerbaar en wetenschappelijk verantwoord.
op de modeldoorrekening. Die modeldoorrekening
Niettemin zijn er natuurlijk tal van conceptuele voetangels en klemmen bij de
heeft dan een selfdenying karakter gekregen; dit is
verdiscontering van de toekomst in economische modelbouw. De uitkomsten van
de kern van de Lucas-kritiek. De hypothese van de
modellen die zich met de relatief meest nabij gelegen toekomst bezighouden
rationele verwachtingen gaat er van uit dat bij de
zijn het meest betrouwbaar. Voor economen is de echt lange termijn het meest
vorming van een oordeel over bepaalde grootheden
lastig. Naarmate de voorspellingstermijn langer is, zijn immers de structuurin de toekomst alle relevante informatie wordt meekenmerken van de onderliggende gemodelleerde werkelijkheid een minder hard
genomen, dus niet alleen de historische, maar ook
gegeven. Hiermee heeft de Lucas-kritiek van doen. De bijdrage van Keynes lag
wat in de hoofden van de economische actoren zit
bij het beleidsmatig beheersbaar krijgen van de conjunctuurgolf: de cyclus van
aan verwachtingen over de toekomst. Zo geformunormaliter zes à zeven jaar. Vanuit die preoccupatie maakte hij zich op zijn eigen
leerd, lijkt dit nu misschien bijna triviaal, maar tot
manier af van de verre toekomst, getuige zijn beroemde uitspraak: “In the long
ver in de jaren zeventig werden toekomstverwachrun we’re all deadâ€. Kortom, economen werken veel met de toekomst en toekomtingen bijna altijd louter voorgesteld als afspiegestige ontwikkelingen, maar vanuit de economische methode; ze hebben daardoor
ling van waargenomen historische patronen. In dit
niet veel gemeen met futuristen.
opzicht heeft de rationele verwachtingenhypothese
een fundamentele ommezwaai in het macroeconomische en monetaire denken veroorzaakt
(Fase, 2002), waarvoor Robert Lucas in 1995 dan
ook terecht de Nobelprijs economie kreeg.
De praktische implicatie van de Lucas-kritiek is dat
een door de overheid gegeven impuls aan de economie een veel minder groot effect kan hebben dan
van tevoren op grond van het model was voorzien,
vooral omdat burgers en bedrijven er al op geanticipeerd hebben.
De Lucas-kritiek, ook wel aangehaald als het policyinvariance argument, heeft in economenland veel
stof doen opwaaien. Het voert te ver om alle reacties
langs te lopen. Een resultaat lijkt in ieder geval
LITERATUUR
te zijn dat de kritiek van Lucas relevant is voor de
Fase, M.M.G. (2002) Geld en maatschappij: een les van veertig
(analyse van de) financiële markten, relevanter dan
jaar, Tijdschrift voor Politieke Economie, vol. 24(2), 22–38.
bijvoorbeeld voor de arbeidsmarkt. In het algemeen
Hazeu, C.A. (2007) Institutionele economie. Een optiek op organisatie- en sturingsvraagstukken, Bussum: Coutinho.
heeft de Lucas-kritiek consequenties voor zowel
Lucas, R.E. (1980) Methods and problems in business cycle
beleidsmakers als voor de economische modeltheory. Journal of Money, Credit and Banking, vol. 12(4), 696–715.
bouw. Consequentie voor het macro-economisch
Passenier, J. (1994) Van planning naar scanning; een halve eeuw
overheidsbeleid is dat de effectiviteit kleiner is dan
planbureau in Nederland. Groningen: Wolters-Noordhoff.
beleidsmakers van tevoren plegen aan te nemen.
Schwartz, P. (1991) The art of the long term view. London: Century
Business.
Consequentie voor de modelbouw is dat grote be-

ESB

24 augustus 2007

493

Auteur