Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 9 2006

statistiek
Economie en Samenleving

144

ESB

12 januari 2007

8
7
6
5
4
3
2
1
0
1990 2005 1990 2005 1990 2005 1990 2005 1990 2005
alle
lager
vombo
hoger
niveaus
secundair
bovenbouw bovenbouw
onderwijs
deeltijdonderwijs

voltijdonderwijs

Bron: CBS

WIM GOES (DIVISIE STATISTIEK & INFORMATIE DNB)

Uitstaande deposito´s van olie-exporterende landen bij
banken in Nederland
Miljarden EUR

USD
80

16
Deposito´s

14

70

Olieprijs, schaal rechts

12

60

2006

0
2005

10

0
2004

20

2
2002

30

4

2003

40

6

2001

50

8

2000

10

1998

De sterk gestegen olieprijs gedurende de afgelopen jaren heeft een herverdeling van
inkomen veroorzaakt van olie-importerende naar olie-exporterende landen. Vorig
jaar hebben olie-exporterende landen ongeveer 865 miljard dollar ontvangen voor
de geëxporteerde olie (schatting van de U.S. Energy Information Administration).
Deze oliedollars kunnen op vele manieren worden aangewend: voor het importeren
van goederen en diensten, voor het investeren in binnen- en buitenland, of voor
het aanschaffen van (buitenlandse) financiële activa zoals effecten of deposito’s.
Tijdens de sterke olieprijsstijgingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw werden
aanzienlijke hoeveelheden geaccumuleerde oliedollars door olie-exporterende landen
omgezet in buitenlandse deposito’s. Gedurende de afgelopen jaren van gestage olieprijsstijgingen – vooral sinds medio 2003 – zijn de deposito’s van olie-exporterende
landen (landen aangesloten bij de OPEC plus Angola, Egypte, Mexico, Noorwegen,
Oman en Rusland) bij banken in Nederland wederom toegenomen (zie grafiek). Deze
landen hadden eind vorig jaar voor ruim 14 miljard euro aan deposito´s in Nederland
uitstaan, ongeveer twee procent van alle deposito’s van niet-ingezetenen bij het
Nederlandse bankwezen. Het overgrote deel (10 miljard euro) is in handen van
OPEC-landen. Zeventig procent van deze deposito’s luidt in Amerikaanse dollars en
ongeveer vijftien procent in euro´s. De (korte) deposito’s worden in gelijke mate aangehouden door centrale banken en commerciële banken van de olie-exporterende
landen. Voornamelijk de deposito’s van commerciële banken zijn sinds de tweede
helft van 2005 sterk in omvang toegenomen: van circa 2,5 miljard euro medio
2005 naar 6 miljard euro eind vorig jaar. Olie-exporterende landen hebben overigens bij het Nederlandse bankwezen ook leningen opgenomen. Hierdoor is de netto
liquiditeitsverstrekking van deze landen aan Nederlandse banken beperkt gebleven
tot ruim 4 miljard euro: OPEC-landen hebben per saldo van 6 miljard euro verstrekt,

gemiddelde duur in jaren
9

1999

Deposito’s van olie-exporterende landen toegenomen

Verwachte onderwijsduur, schooljaren 1990/’91 en
2005/’06 van een 15-jarige

1997

Monetaire Zaken

van de verwachte verblijfsduur in het hoger voltijdonderwijs was forser: van bijna anderhalf jaar tot bijna
tweeënhalf jaar. De animo voor het deeltijdonderwijs
nam in deze periode af, behalve in het hoger onderwijs. De gemiddelde verwachte verblijfsduur in
deeltijdvormen van het hoger onderwijs nam toe tot
bijna een half jaar.

1996

Jongeren zitten in het schooljaar 2005/2006 langer op school dan in 1990/1991.
Per onderwijssoort zijn er echter verschillen. De onderwijsdeelname in het lager
secundair onderwijs (vmbo, eerste drie jaren van havo en vwo, assistent-opleiding
mbo) is gedaald dankzij een snellere doorstroom van leerlingen; er is minder
vertraging en leerlingen verlaten dit onderwijs gemiddeld op iets jongere leeftijd.
Deze verjonging treedt ook op in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Het
deelnamepercentage van 15- en 16-jarigen is toegenomen, dat van 18- en 19jarigen is gedaald. Anders ligt het in de bovenbouw van het mbo. Het deelnamepercentage is er voor alle leeftijden gestegen, maar vooral in de leeftijdsgroep van
19 tot 23 jaar. De reden voor de sterk toegenomen duur van de onderwijsloopbaan
ligt bovenal in de groeiende populariteit van het hoger onderwijs. In de leeftijdsgroep van 17 tot 24 jaar is het gemiddelde deelnamepercentage van hbo en wo
toegenomen van 15 procent in 1990/1991 tot 25 procent in 2005/2006. Vooral
de belangstelling voor het hbo is toegenomen. In de beschouwde periode is het
deelnamepercentage van 17- tot 24-jarigen aan het hbo gestegen van 9 naar 16
procent. In 1990/1991 was de gemiddelde verwachte verblijfsduur in het voltijdonderwijs voor een 15-jarige bijna zes jaar. In 2005/2006 is het ruim zeven jaar.
Het betekent dat de huidige generatie jongeren gemiddeld op 22-jarige leeftijd van
school komt. Als ook deelname van mensen op latere leeftijd aan het deeltijdonderwijs wordt meegerekend, komt de gemiddelde onderwijsverwachting voor een
15-jarige in 2005/2006 op bijna acht jaar. De gemiddelde verwachte verblijfsduur
van een 15-jarige in het voltijd-mbo is van schooljaar 1990/1991 tot schooljaar
2005/2006 toegenomen van nog geen twee jaar naar ruim twee jaar. De toename

1995

Langer op school

DICK TAKKENBERG (CBS)

Bron: DNB

terwijl de overige olie-exporterende landen juist 2
miljard euro hebben ontvangen. Naast OPEC-landen
worden sommige opkomende economieën eveneens
steeds grotere (netto) schuldeisers van banken in
Nederland. Zo bedroeg het saldo van vorderingen en
verplichtingen tussen India en het Nederlandse bankwezen eind vorig jaar ongeveer 1 miljard euro tegenover
slechts 10 miljoen euro een decennium geleden. De
nettovordering van China op het Nederlandse bankwezen van 400 miljoen euro is nog enigszins beperkt.

Financiële Markten

FRANK GRIFFIOEN (FDA)

Tanende belangstelling voor VS
De kapitaalstroomcijfers van het Amerikaanse
Treasury Department over december geven aan dat
de VS als bestemming voor beleggingen aan aantrekkingskracht hebben verloren. Niet alleen was
de buitenlandse belangstelling voor Amerikaanse
langlopende titels (obligaties en aandelen) uitermate
gering, maar ook belegden de Amerikanen zelf veel
Effectenverkeer Verenigde Staten
($ mrd, + = kapitaalinstroom, maandcijfers)
140
120
100
80
60
40
20
0
-20
-40

Q1

Q2

Q3

Q4

Q1

2005

Q2

Q3

Q4

2006

Totaal

Obligaties

Aandelen

Bron: US Treasury Department

in het buitenland. Per saldo resteerde in december slechts een zeer geringe kapitaalinstroom van 15,6 miljard dollar, een forse terugval vergeleken met de 84,9
miljard dollar in de voorgaande maand en veel minder dan het handelstekort van
65,2 miljard dollar in december. Dit is in overeenstemming met de flinke depreciatie van de dollar in deze periode.
Terwijl de Amerikaanse ingezetenen juist zeer veel interesse toonden in Europese
aandelen en obligaties, verkochten de Europese beleggers juist massaal
Amerikaanse aandelen. Opvallend is tevens dat er vanuit het Caribische gebied,
waar veel hedge funds geregistreerd staan, een zeer sterke verkoopgolf van
Amerikaanse treasuries plaatsvond. Afgezien van de vele miljarden oliedollars die
via het financiële systeem in het Verenigd Koninkrijk hun weg vinden, gaat het
hierbij veelal om particuliere kapitaalstromen. Officiële stromen laten een stabieler beeld zien. Het gaat hierbij met name om de landen met grote besparingsoverschotten in Azië en het Midden-Oosten, die vaak een op de dollar gericht
valutabeleid hebben en trachten de opwaartse druk op de eigen valuta weg te
nemen. Landen met grote besparingsoverschotten die willen voorkomen dat hun
valuta al te sterk appreciëren, zijn dan ook de belangrijkste financiers van het
Amerikaanse lopende rekeningtekort. Particuliere beleggers die meer gericht zijn
op rendementsperspectieven laten Amerika evenwel in toenemende mate links
liggen. Statistieken van de Europese Centrale Bank laten tegelijkertijd zien dat
de internationale belangstelling voor de Eurozone is toegenomen, dit terwijl de
lopende rekening min of meer in evenwicht is en er dus geen grote financieringsbehoefte bestaat. Mochten bovengenoemde trends doorzetten, dan ligt er nog
een duidelijke appreciatie van de euro tegenover de dollar in het verschiet.

Arbeidsmarkt

JO VAN CRUCHTEN (CBS)

Organisatiegraad naar bedrijfstak, % van de
werknemers dat lid is van een vakbond
Handel
Landbouw en visserij
Zakelijke dienstverlening
Horeca
Financiële instellingen
Gezondheids- en welzijnszorg
Cultuur en overige dienstverlening
Delfstoffenwinning en industrie
Onderwijs
Vervoer en communicatie
Bouwnijverheid
Energie- en waterleidingbedrijven
Openbaar bestuur
0

10
1995

20

30

40

50

2004

Bron: CBS

Ledental vakbeweging licht gedaald
Eind maart 2006 waren bijna 1,9 miljoen mensen
lid van een vakbond. Dat is drie procent minder dan
in 2001. Ook bij de twee grootste vakcentrales, de
FNV met ruim 1,2 miljoen leden in 2006 en de CNV
met 0,3 miljoen leden, is het ledental de laatste vijf
jaar licht gedaald.
Het aantal mannen dat lid is van een vakbond neemt
af, terwijl het aantal vrouwelijke leden toeneemt. In
de afgelopen twintig jaar is het aantal vrouwelijke

vakbondsleden meer dan verdubbeld, van 230.000 in 1985 naar 585.000 in
2006. De sterke groei van het aantal vrouwelijke vakbondsleden hangt samen
met de sterk gestegen arbeidsdeelname van vrouwen. In 2006 was een op de
drie vakbondsleden een vrouw.
In 2004 was bijna een kwart van de werknemers lid van een vakbond. Deze
organisatiegraad is de laatste tien jaar gedaald van 28 procent in 1995 naar
24 procent in 2004. In de periode van 1950 tot 1980 lag de organisatiegraad
boven de 35 procent.
De organisatiegraad is bij vrouwen lager dan bij mannen, bij jongeren lager dan
bij ouderen, en bij allochtonen lager dan bij autochtonen. De organisatiegraad is
dus bovengemiddeld bij de wat oudere mannelijke autochtone werknemers.
Ook de arbeidsduur hangt samen met de organisatiegraad. Werknemers met
kleine deeltijdbanen of tijdelijke contracten zijn minder vaak georganiseerd dan
werknemers met een vaste voltijdbaan. De organisatiegraad vertoont verder grote
regionale verschillen. Noord-Brabant is al minstens tien jaar de provincie met
de laagste organisatiegraad. In 2004 was 20 procent van de werknemers in
Noord-Brabant lid van een vakbond. De organisatiegraad is het hoogst in de drie
noordelijke provincies en Zeeland. Friesland is met 37 procent de provincie met
de hoogste organisatiegraad.
Ook tussen de bedrijfstakken bestaan grote verschillen in organisatiegraad. Bij
de overheid, in het onderwijs en bij de openbare nutsbedrijven was de organisatiegraad in 2004 weliswaar lager dan in het verleden, maar nog altijd relatief
hoog. Ook in de bouwnijverheid zijn veel werknemers lid van een vakbond.

ESB

12 januari 2007

145

Auteurs

Categorieën