Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 8 2015

588Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
ESB Statistiek
–15
–1
0
–5 0
5
1
0
1
5
20 25
In procenten
20
07 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 ‘15
W ere ld handelO pko m en d A zië -i m port e n L A -e xp ort e n
2 34
2 3
2010 2011 2012 201320142015
4
1 234
1 234
1 234
1 2
1
2
4 6
8
1
0
1
2
1
4 In miljard euro
E
FSFB ila te ra le l e n in gen in h et k a der v a n G LF
D
e groei van de wereldhandel is in de loop van dit jaar afge –
zwakt tot 2,7 procent per jaar in juni. In 2014 groeide de
wereldhandel nog met 3,3 procent. Dit is fors lager dan het
langetermijngemiddelde van zo’n 5,5 procent groei. Terwijl de handel
in de ontwikkelde markten zich langzaam herstelt, zakt de handel in de
opkomende markten verder in. Dit komt vooral door een aanhoudende
vertraging van de invoer uit de opkomende landen in Azië: van 4 pro –
cent per jaar in 2014 naar 2,6 procent per jaar afgelopen juni (figuur).
De opkomende Aziatische landen vormen het op een na grootste in –
voerblok ter wereld na de Europese Unie. De Aziatische vertraging komt
vooral door China, waar het invoervolume inmiddels krimpt volgens
cijfers van de Wereldbank. Opvallend zijn de positieve handelsontwik –
kelingen in Latijns-Amerika. Deze regio is zwaar getroffen door de sterk
gedaalde prijzen van grondstoffen, die ruim de helft van de uitvoer van
goederen (in waarde) uitmaken. Maar het uitvoervolume van deze regio
ontwikkelt zich voorspoedig en bereikte een jaarlijkse groei van 7,1 pro –
cent in juni. Hiermee is Latijns-Amerika de enige regio waar de uitvoer –
groei momenteel boven het langetermijngemiddelde (van 6,5 procent
per jaar) ligt. Dit is met name te danken aan de ontwikkelingen in Bra –
zilië en Mexico, verreweg de twee grootste economieën in de regio, goed
voor bijna 60 procent van de uitvoer. De Mexicaanse export, die vooral
uit industriële producten bestaat, profiteert van de stijgende invoer van –
uit de Verenigde Staten. Maar liefst 80 procent van de Mexicaanse ex –
port gaat naar het buurland. Maar het is vooral de Braziliaanse uitvoer
die volgens de cijfers van de Wereldbank een onstuimige groei laat zien van inmiddels ruim 20 procent per jaar, dankzij een sterke daling van
de
real en een toename van de olie- en gasproductie. Hoewel dit geen
volledig tegenwicht biedt aan de gedaalde uitvoerprijzen, is dit toch een
hoopvolle ontwikkeling voor het door een stevige recessie geplaagde
land. ■
GREETJE FRANKENA EN DAAN WILLEBRANDS (ATRADIUS)
Export Latijns-Amerika breekt trend i n t e r n at i o n a a l
Griekse steunprogramma’s en de betalingsbalansi n t e r n at i o n a a l
D
e Eurogroep stemde afgelopen augustus in met een derde
steunpakket aan Griekenland ter waarde van 86 miljard euro.
Vervolgens is op basis van dit ESM-programma (European Sta-
bility Mechanism) een eerste tranche uitgekeerd van 23 miljard euro. Hier –
mee is een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de Griekse steunmaatregelen,
na eerdere bilaterale leningen in het kader van de Griekse Leningfaciliteit
(GLF) en langlopende leningen vanuit het European Financial Stability
Facility (EFSF). De verschillende steunmaatregelen kennen ieder hun ei-
gen doorwerking in de vorderingen op de Nederlandse betalingsbalans,
op de deelrekening ‘overig financieel verkeer’. Het eerste steunprogramma
betrof een bundeling van bilaterale leningen van de eurolanden aan Grie –
kenland. De Eurogroep stemde hier in mei 2010 mee in. Deze leningen,
hoewel gecoördineerd en beheerd door de Europese Commissie, zijn ge –
boekt als vorderingen van de betreffende landen. Het GLF is in febru –
ari 2012 stopgezet, en het toen bereikte leenbedrag van de Nederlandse
overheid van 3,2 miljard euro is nog steeds actueel (figuur). Tegelijkertijd
werd besloten tot een nieuw steunprogramma uit het EFSF, dat al in 2010
in Luxemburg was opgericht. In dit programma werd voor 143,6 miljard
euro steun toegezegd, waarvan 130,9 miljard uitstaat. De leningtransac-
ties van het EFSF worden geconsolideerd met de overheidsrekeningen
van de eurolanden die zich garantstellen, naar rato van hun aandeel in
de garantie. Leningen door het EFSF aan Griekenland komen zodoende
voor 6,1 procent tot uiting in Nederlandse vorderingen op Griekenland:
momenteel 8 miljard euro. De registratie van het derde steunpakket ver –
loopt anders. Het ESM moet worden beschouwd als een internationale instelling die deel uitmaakt van de EU-organen. De leningen die het ESM
verstrekt (momenteel ook aan Cyprus en Spanje), en de obligatieleningen
die het uitgeeft, worden als vorderingen en verplichtingen van het ESM
zelf geboekt. De recente nieuwe steun aan Griekenland komt dus niet di-
rect tot uitdrukking in onze betalingsbalans. Anders is dit voor het in het
ESM gestorte aandelenkapitaal, voor Nederland 4,6 miljard euro, dat van

af het laatste kwartaal van 2014 is opgebouwd en als kapitaaldeelneming
van de overheid in de betalingsbalans tot uiting komt. Een directe koppe –
ling met Griekse steun ontbreekt hier echter. ■
RICHARD VENNIKER (DNB)
Jaar-op-jaar verandering twaalfmaands
voortschrijdend gemiddelde wereldhandelvolume
Bron: CPB
Overheidsvorderingen op Griekenland
Bron: DNB

589Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
Statistiek ESB
–50
Maal duizend
–4
0–3 0–20 –10 0 10 20 30 40 50 60
M
anagers
T
ra nsp ort e n l o gis tie k
O
ve rig
O
pen baar b estu ur, v e ilig heid e n j u stit ie
C
re a tie f e n t a alk u ndig
Z
org e n w elzi jn
A
gra ris ch
C
om merc ie el
I
C T
P
ed agogis ch
T
ech nis ch
D
ie n stv e rle n en d
B
ed rijf s e co nom is ch e e n a dm in is tra tie f
V ast d ie n stv e rb andFle xib el d ie n stv e rb and Zelf s ta ndig
0
0,5 1,0
1,5
2,0
2,5
3,0 3,5
0 246 8
Vaca tu re g ra ad
W erk lo osh eid spe rc e n ta g e
2003-kw1 – 2008-kw32008-kw3 – 2010-kw22010-kw2 – 2011-kw22011-kw2 – 2014-kw12014-kw1 – 2015-kw2 2
0 03-kw1 2
0 15-kw2
D
e Nederlandse arbeidsmarkt herstelt zich langzaam uit de
langdurige recessie van de afgelopen jaren. De Grote Recessie,
die begon met de val van Lehman Brothers in 2007, heeft in Nederland langer geduurd dan in veel andere landen. De werkloosheid is
daardoor langer doorgestegen en geleidelijk is Nederland zijn positie als
beste jongetje van de klas (in termen van een lage werkloosheid) kwijtge

raakt. Er is echter sprake van herstel. De Beveridge-curve is een grafische
representatie van de samenhang tussen het werkloosheidspercentage en
de vacaturegraad. De positie op de curve geeft een indicatie van de staat
van de conjunctuur: in een recessie is de werkloosheid hoog en de vaca –
turegraad laag , terwijl in hoogconjunctuur de werkloosheid laag is en de
vacaturegraad hoog. Aan het eind van een recessie daalt de werkloosheid
en neemt de vacaturegraad toe. In de figuur is dit zichtbaar als een draai
tegen de wijzers van de klok in. Dit gebeurde in 2005 en sinds het eerste
kwartaal van 2014 gebeurt het ook weer: het werkloosheidspercentage
daalt en de vacaturegraad neemt toe. Het pad terug naar een situatie van
lage werkloosheid en veel vacatures is weer ingezet, al is vooralsnog niet
te voorspellen of we weer op hetzelfde punt uit zullen komen als in 2008.
In landen met een efficiënte arbeidsmarkt ligt de Beveridge-curve verder
naar binnen dan in landen met een minder efficiënte arbeidsmarkt. Over
de tijd kan de curve van een land verschuiven, hetzij naar binnen, als
werkzoekenden en vacatures elkaar makkelijker kunnen vinden of als de
kwalificaties van de werkzoekenden beter gaan aansluiten bij de vraag
van werkgevers, hetzij naar buiten, als het tegenovergestelde gebeurt.
Van een verschuiving van de curve, zoals die in bijvoorbeeld de Verenig –
de Staten wordt geconstateerd, lijkt in Nederland geen sprake. ■
MARLOES
DE GRAAF-ZIJL (CENTRAAL PLANBUREAU)
Arbeidsmarktherstel zichtbaar in Beveridge-curvea r b e i d s m a r k t
a r b e i d s m a r k t
H
et aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie neemt
al een aantal jaren toe. Ten opzichte van een jaar geleden
kwamen er in het tweede kwartaal van 2015 ruim 100.000 werknemers met een flexibele arbeidsrelatie bij. De toename van flexibe

le arbeidsrelaties in een jaar tijd was met 35.000 personen het grootst bij
de dienstverlenende beroepen. Het gaat dan vooral om horecapersoneel.
Hoewel het aantal vaste contracten afnam, nam de totale werkgelegen –
heid in deze beroepen per saldo sterk toe. Ook bij commerciële en peda –
gogische beroepen nam de werkgelegenheid in totaal toe, maar daalde
het aantal mensen met een vast contract. In deze beroepsklassen lijken
flexibele contracten en zelfstandigen zonder personeel de vaste contrac-
ten te vervangen. De uitwisseling van vaste voor flexibele krachten was
vooral sterk bij verkoopmedewerkers in de detailhandel en leerkrachten
basisonderwijs.
In beroepsklassen waarbinnen minder werkenden waren dan een jaar
geleden, daalde vooral het aantal zelfstandigen. Met name bij managers
daalde het aantal zelfstandigen (met personeel) sterk. In de ontwikke –
ling van ICT- en technische beroepen spelen de zelfstandigen juist een
relatief kleine rol. Deze twee beroepsgroepen laten over een jaar juist de
grootste toename in het aantal vaste contracten zien, van samen bijna 40
duizend. Ook in bedrijfseconomische en administratieve beroepen nam
het aantal vaste contracten toe, maar de toename in het aantal zelfstandi-
gen was er nog groter. De toenames in vaste contracten en zelfstandigen
gelden daar met name voor de accountants, en voor bedrijfskundigen en
organisatieadviseurs. Het administratief personeel werkte vooral vaker
in een flexibel dienstverband. ■
MARTIJN SOUREN (CBS)
Grootste toename flexibele arbeid in dienstverlening
De Beveridge-curve: de verhouding tussen
vacaturegraad en werkloosheidpercentage in
Nederland op kwartaalbasis (2003-I t/m 2015-II)
Bron: CBS
Jaarmutatie tweede kwartaal 2014–2015 werk-
zame beroepsbevolking naar beroepsklasse en
positie in de werkkring
Bron:CBS

Auteurs

Categorieën