Ga direct naar de content

De weg van economische vrijheid naar geluk

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 19 2015

Op basis van een steekproef van zeventig landen blijkt dat geluk positief samenhangt met de bescherming van eigendomsrechten en negatief met een kleine overheid. De samenhang loopt via welvaart en vertrouwen.

592Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
De weg van
economische vrijheid naar geluk
GESCHIEDENIS & DENKEN
Z
owel in de wetenschap als in het beleid is er
de laatste jaren meer aandacht voor geluk
als doelvariabele naast inkomen. Er is veel
onderzoek gedaan naar de factoren die het
geluk beïnvloeden (Blanchflower en Os-
wald, 2011). Maar een van de onderwerpen waarnaar het
onderzoek nog in de kinderschoenen staat, is het verband
tussen economische vrijheid en geluk. Economische vrij –
heid is een institutionele maatstaf voor de mate van vrije
marktwerking en wordt gemeten door het Fraser Institute
en de Heritage Foundation. In hun maatstaf onderschei-
den zij vijf dimensies: (kleine) omvang van de overheid;
bescherming van eigendomsrechten; toegang tot betrouw –
baar geld; vrijhandel; en zo min mogelijk overheidsregule –
ring van arbeidsmarkt, goederenmarkt en financiële mark –
ten. Het concept van economische vrijheid is geïnspireerd
op de neoliberale visie dat de overheid eigendomsrechten
moet beschermen, maar af moet zien van interventies in de
economie (Tsai, 2009). In deze visie is de bescherming van
eigendomsrechten cruciaal voor economische vooruitgang
en dient de overheid af te zien van inkomenspolitiek. On –
der invloed van het debat over ongelijkheid naar aanleiding
van publicaties van Stiglitz (2012) en Piketty (2014), staat
deze visie echter steeds meer onder druk. We analyseren welke elementen van economische
vrijheid geluk bevorderen dan wel afremmen (Graafland
en Compen, 2015). Tevens wordt onderzocht via welke
kanalen deze invloed loopt. Het indirecte effect van eco –
nomische vrijheid via andere variabelen die geluk beïnvloe –
den is nog niet eerder onderzocht. De uitkomsten geven
beleidsmakers houvast in de richting waarin het beleid zich
zou moeten ontwikkelen om het geluk van de burgers te
bevorderen.
HYPOTHESES
In de analyse onderscheiden we twee kanalen waarlangs
economische vrijheid van invloed kan zijn op geluk: wel –
vaart en vertrouwen. Diverse onderzoeken hebben aange –
toond dat economische vrijheid welvaart bevordert (De
Haan en Sturm, 2000; Gwartney et al. , 2004; De Haan et
al. , 2006; Justesen, 2008; Altman, 2008). Een kleine over –
heid kan leiden tot een efficiëntere allocatie van midde –
len; een goed juridisch systeem dat eigendomsrechten en
contracten beschermt verhoogt de prikkel tot investeren,
ondernemerschap en innovatie; een stabiele munt (toe –
gang tot betrouwbaar geld) beschermt de reële waarde
van het kapitaal van spaarders en investeerders en vermin –
dert onzekerheid; en vrijhandel biedt mogelijkheden voor
schaalvoordelen en bevordert de uitwisseling van kennis.
Alleen voor wat betreft regulering is het op voorhand niet
duidelijk of dit welvaart bevordert, omdat regulering ertoe
kan bijdragen dat marktimperfecties afnemen. Empirisch
onderzoek heeft eerder aangetoond dat vooral de kwali-
teit van de bescherming van eigendomsrechten van groot
belang is (Rodrik et al. , 2002; Blume en Voigt, 2006) voor
economische groei en dus ook welvaart. Welvaart zoals gemeten door inkomen per hoofd van
de bevolking , leidt vervolgens tot meer geluk, bijvoorbeeld
omdat het de gezondheidszorg , onderwijs en infrastruc-
tuur verbetert (Dolan et al. , 2008). De vraag is wel of dit
verband ook op heel lange termijn nog bestaat, of dat er ‘ge -JOHAN
GRAAFLAND
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Tilburg
BART
COMPEN
Analist bij Private
Equity & Infrastruc-
ture bij MN
Wat is de relatie tussen verschillende aspecten van economische
vrijheid en geluk? Op basis van een sample van zeventig landen
blijkt dat geluk positief samenhangt met de bescherming van ei-
gendomsrechten en negatief met een kleine overheid. Deze invloe –
den lopen via welvaart en vertrouwen. Vrijhandel en regulering
blijken met de beschouwde gegevens niet van invloed op geluk.
ESB Geschiedenis & Denken

Geschiedenis & Denken ESB
593Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
wenning’ optreedt en het met name de verandering in deze
variabelen is die van invloed is op levensgeluk (Di Tella en
MucCulloch, 2010; Easterlin et al. , 2011), maar onderzoek
door Stevenson en Wolfers (2008) en Fischer (2008) laat
zien dat de zogenaamde Easterlin-paradox niet opgaat.
Deze paradox volgde uit bekend onderzoek van Easterlin
(1974) en behelst dat binnen landen rijkere mensen geluk –
kiger zijn dan arme mensen, maar dat tussen (met name
rijke) landen het gemiddelde geluk nauwelijks met gemid –
deld inkomen samenhangt en ook over de tijd een stijging
van het inkomen per hoofd van de bevolking het geluk niet
doet toenemen. Naast welvaart is (gegeneraliseerd) vertrouwen (in
mensen die je niet kent) een belangrijk kanaal waardoor
economische instituties het menselijk geluk in een samenle –
ving beïnvloeden. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat
economische vrijheid vertrouwen beïnvloedt en vertrouwen
tot meer geluk leidt (Helliwell en Barrington-Leigh, 2010;
Berggren en Jordahl, 2006; Oishi et al. , 2011). Maar het is
waarschijnlijk dat de verschillende dimensies van economi-
sche vrijheid verschillend uitwerken op vertrouwen. Zo kan
een kleine overheid het vertrouwen juist verminderen, om –
dat er minder mogelijkheden zijn voor herverdeling waar –
door de inkomensongelijkheid toeneemt (Berggren, 1999).
Volgens onderzoek leidt inkomensongelijkheid tot minder
vertrouwen (Knack en Keefer, 1997; Zak en Knack, 2001;
Oishi et al., 2011). Daarentegen is het duidelijk dat een
goed juridisch systeem dat eigendomsrechten beschermt
het vertrouwen juist versterkt, omdat mensen zullen besef-
fen dat zij met liegen en bedriegen grotere kans lopen op
vervolging en straf, waardoor de neiging daartoe afneemt.
Anderen anticiperen daarop en zullen eerder geneigd zijn
andere mensen te vertrouwen (Rothstein, 2000). Ook voor
dit verband bestaat empirisch bewijs (Knack en Keefer,
1997; Zak en Knack, 2001; Berggren en Jordahl, 2006).
Of vrijhandel vertrouwen doet toenemen, is op voorhand
onduidelijk en hangt onder andere af van de effecten van
vrijhandel op inkomensongelijkheid. Een stabiele munt en
een stabiel prijspeil helpen wel om vertrouwen te stutten,
maar gebrek aan overheidsregulering kan het weer bescha –
digen als daardoor de ruimte voor opportunistisch gedrag
toeneemt (Berggren en Jordahl, 2006). Ook vertrouwen is op zijn beurt weer een belangrijke
determinant van geluk (Helliwell, 2003; Helliwell, 2006;
Bjørnskov et al., 2007; Bjørnskov et al. , 2010; Oishi et al.,
2011). Mensen vinden het prettig om in een omgeving te
wonen en te werken waar andere mensen betrouwbaar zijn.
Het vermindert de onzekerheid en maakt het leven eenvou –
diger. Criminaliteit neemt af (Bjørnskov et al. , 2007; Hel-
liwell en Barrington-Leigh, 2010). Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van het raam –
werk dat wij op basis van de voorgaande overwegingen han –
teren voor de empirische analyse.
DATA EN METHODE
We maken gebruik van data van de Wereldbank (inkomen
per hoofd), het Fraser Institute en de Heritage Foundation
(economische vrijheid), World Value Studies en European
Value Studies (vertrouwen) en de databank van Veenhoven
(2011) voor geluk. Omdat economische vrijheid moeilijk te meten is (Dawson, 2007) en om die reden schattingen
nog wel eens uit elkaar lopen (Haan en Sturm, 2000),
gebruiken wij zowel data van het Fraser Institute (www.
freetheworld.com) als van de Heritage Foundation (www.
heritage.org ) om de robuustheid van de bevindingen te
checken. Daarbij geldt dat de Heritage Foundation niet
vijf maar vier subcategorieën voor economische vrijheid ge

bruikt. In de schattingen met economische vrijheid volgens
de Heritage Foundation ontbreekt namelijk toegang tot
betrouwbaar geld. Als controlevariabelen voegen we twee
dummy’s toe voor Latijns-Amerika en Oost-Europa (Hel –
liwell, 2003; Tsai, 2009; Bjørnskov et al., 2007; Bjørnskov
et al. , 2010; Diener et al. , 2010) en twee dummy’s voor
religie (Helliwell, 2003; Ovaska en Takashima, 2006;
Moghaddam, 2008; Clarck en Lelkes, 2009; Bjørnskov et
al. , 2010). De meeste data betreffen gemiddelden over de
periode 2007–2009. Geluk is gemeten met het antwoord
op de vraag “All things considered, how satisfied are you with
your life as a whole these days?”, waarbij de respondent uit
een schaal van 0 tot 10 kon kiezen. Voor welvaart gebrui-
ken wij de natuurlijke logaritme van het inkomen per hoofd
(in constante internationale dollars). We kiezen voor de na –
tuurlijke logaritme om rekening te houden met afnemend
marginaal nut van inkomen. Voor vertrouwen is de vraag
“Generally speaking, would you say that most people can be
RaamwerkFIGUUR 1
Naast welvaart is vertrouwen in mensen
die je niet kent een belangrijk kanaal waardoor economische instituties het menselijk geluk in een samenleving beïnvloeden
Economische vrijheid
Kleine overheid
Kwaliteit eigendomsrechten
Toegang tot betrouwbaar geld
Vrijhandel
Geen overheidsregulering
Welvaart
Geluk
Vertrouwen

ESB Geschiedenis & Denken
594Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
trusted or that you need to be careful in dealing with people”
gebruikt. Respondenten konden hier kiezen tussen de op –
ties “most people can be trusted” en “need to be very careful”.
In verband met mogelijke simultaneïteit is gebruikge –
maakt van de endogeniteitstoets van Hausman. We vinden
geen indicaties dat geluk omgekeerd welvaart of vertrou –
wen beïnvloedt. Eerder onderzoek heeft laten zien dat er
ook in de relatie tussen economische vrijheid en welvaart
geen sprake is van inverse causaliteit ( Justesen, 2008). Van –
wege de relatief kleine sample is in de regressieanalyse de
bootstrapmethode toegepast. Verder is ook getoetst voor
modererende invloeden van welvaart door het opsplitsen
van de sample in rijke en arme landen (Graafland en Com –
pen, 2015). RESULTATEN
Tabel 1 geeft de uitkomsten van een regressieanalyse die
is uitgevoerd in twee stappen waarbij eerst de relaties tus-
sen welvaart en vertrouwen met economische vrijheid, en
vervolgens tussen geluk en welvaart en vertrouwen zijn ge

schat. De eerste drie kolommen rapporteren de resultaten
bij gebruik van de gegevens van het Fraser Institute voor
economische vrijheid. De resultaten laten zien dat welvaart
en vertrouwen beide tot een hoger geluk leiden en bevesti-
gen hiermee eerder gedaan onderzoek. Welvaart hangt po –
sitief samen met de kwaliteit van het juridische systeem en
met toegang tot betrouwbaar geld. Vertrouwen hangt ook
positief samen met de kwaliteit van het juridische systeem,
maar neemt af naarmate de overheid terugtreedt. De an –
dere dimensies van economische vrijheid zijn insignificant. Bij gebruik van de data van de Heritage Foundation
voor economische vrijheid (kolommen 4, 5 en 6), zijn ver –
gelijkbare resultaten te zien. Een kleine overheid gaat nu
echter ten koste van de welvaart, in plaats van dat het sig –
nificant het vertrouwen aantast, terwijl het vertrouwen af-
neemt als de overheid de economie meer reguleert. De data
van de Heritage Foundation lijken, in tegenstelling tot die
van het Fraser Institute, de resultaten van Berggren (1999)
over het effect van de omvang van de overheid op vertrou –
wen dus niet te bevestigen. Met behulp van de bootstrapmethode van Preacher
en Hayes (2008) kan vervolgens de mate van significantie
van de indirecte effecten van economische vrijheid op ge –
luk worden bepaald. De indirecte effecten zijn gelijk aan
het product van de geschatte coëfficiënten van economi-
sche vrijheid in de regressievergelijking van welvaart (dan
wel vertrouwen) en de geschatte coëfficiënt van welvaart
(respectievelijk vertrouwen) in de vergelijking van geluk.
De resultaten staan vermeld in tabel 2. Deze tabel laat zien
dat geluk significant negatief samenhangt met een kleine
overheid en positief met een goede juridische bescherming
van eigendomsrechten. In het geval van het Fraser Institute
komt daar ook toegang tot betrouwbaar geld bij. Het be –
langrijkste kanaal voor deze effecten is welvaart, maar bij
gebruik van de data van het Fraser Institute speelt ook het
vertrouwen een belangrijke rol als mediator van de invloed
van economische vrijheid op geluk.
BELEIDSIMPLICATIES
De resultaten moeten zorg vuldig worden geïnterpreteerd,
aangezien de bevindingen op basis van crosscountry-schat –
tingen niet noodzakelijkerwijs gelden voor het effect van
een verandering in economische vrijheid voor individuele
landen. Toch kan op basis van onze bevindingen worden
geconcludeerd dat, vanuit het oogpunt van menselijk ge –
luk, landen met een neoliberaal beleid (kleine overheid,
respect voor privé-eigendom, toegang tot betrouwbaar
geld, vrije handel en weinig overheidsregulering ) niet ge –
lukkiger zijn dan landen die niet aan alle aspecten van het
neoliberale ideaal voldoen. Waar een sterke rechtsstaat en
bescherming van eigendomsrechten algemeen wordt er –
kend als een belangrijke grondslag voor welvaart en geluk
in een land, is de invloed van de omvang van de collectie –
ve sector op de economie en het welzijn een veel heikeler
punt. Een belangrijke component in meting van de omvang
Schattingsresultaten¹TABEL 1
Indirecte effecten van
economische vrijheid op geluk TABEL 2
Fraser Institute Heritage Foundation
1 2 345 6
Geluk Welvaart Vertrouwen GelukWelvaart Vertrouwen
Kleine overheid –0,07–0,12 –4,29**–0,05–0,19** –2,07
Juridisch systeem 0,040,47*** 6,20**0,01 0,27*** 2,60
Toegang tot
betrouwbaar geld –0,030,32**–1,80
Vrijhandel 0,01–0,01 1,43–0,09 0,00 –3,74
Geen regulering –0,09–0,01 2,060,07 0,21 5,82**
(ln) Inkomen per
hoofd 0,77*** 0,75***
Vertrouwen 0,02** 0,02***
Christendom 0,000,00–0,12** 0,000,00 –0,07
Islam –0,000,00–0,08–0,00 0,00 –0,06
Latijns-Amerika 0,80**0,57 1,290,82** 0,60 –5,76
Oost-Europa –0,66***0,35–1,98–0,60*** 0,55** 0,96
R adj
20,86 0,67 0,510,86 0,70 0,42
**/*** Significant op respectievelijk vijf- en eenprocentsniveau
¹Niet gestandaardiseerde coëfficiënten
Kleine
overheid Kwaliteit
juridisch systeem Toegang tot
betrouwbaar geld Vrijhandel Geen
regulering
Fraser Institute
Via welvaart –0,090,35**0,25** –0,00–0,01
Via vertrouwen –0,06**0,11**–0,03 0,000,03
Heritage Foundation
Via welvaart –0,14**0,20** 0,000,15
Via vertrouwen –0,030,04 –0,060,09**
** Significant op vijfprocentsniveau

595Jaargang 100 (4719) 8 oktober 2015
Geschiedenis & Denken ESB
van de collectieve sector, zowel bij het Fraser Institute als
de Heritage Foundation, is de hoogte van het toptarief in
de inkomsten belasting. Op grond hiervan leiden wij af dat
onze resultaten indiceren dat er risico’s zijn met het terug –
dringen van de herverdelende functie van het belastingstel –
sel, een boodschap die ook eerder door Piketty (2014) aan
de orde is gesteld. Ook de resultaten met betrekking tot toegang tot be –
trouwbaar geld hebben belangrijke beleidsimplicaties. Een
belangrijke component in de meting van deze dimensie van
economische vrijheid is de groei van het geld en de inflatie.
Terwijl de FED heeft gekozen voor een zeer stimulerend
monetair beleid ter bestrijding van de economische crisis in
de VS, is de ECB (onder invloed van Duitsland) veel terug –
houdender geweest. Op dit moment lijkt het dat de Ameri-
kaanse politiek succesvoller is geweest in het herstellen van
de economische groei, maar of dat aan het ruime monetaire
beleid ligt, is de vraag. Vanwege de liquiditeitsval is de ef-
fectiviteit van ruim monetair beleid, dat nu ook ten langen
leste door de ECB wordt ingezet en zelfs mogelijk geconti-
nueerd wordt na september 2016 als de vooruitzichten niet
beter worden, betwijfelbaar. Onze analyse bevat aanwijzin –
gen dat soepel monetair beleid schade aan de welvaart op de
langere termijn kan toebrengen en daarmee aan het geluk
in rijke landen.
LITERATUUR
Altman, M. (2008) How much economic freedom is necessary for
economic growth? Theory and evidence. Economics Bulletin, 15(2),
1–20.
Berggren, N. (1999) Economic freedom and equality: friends or
foes? Public Choice, 100(3-4), 203-223.
Berggren, N. en H. Jordahl (2006) Free to trust: economic freedom
and social capital. Kyklos, 59(2), 141–169.
Bjørnskov, C., A. Dreher en J.A.V. Fischer (2007) The bigger the
better? Evidence of the effect of government size on life satisfac-
tion around the world. Public Choice, 130(3), 267–292.
Bjørnskov, C., A. Dreher en J.A.V. Fischer (2010) Formal instituti-
ons and subjective well-being: revisiting the cross-country evi-
dence. European Journal of Political Economy, 26(4), 419–430.
Blanchflower, D.G. en A.J. Oswald (2011) International Happiness.
NBER Working Paper Series , 16668.
Blume, L. en S. Voigt (2006) The economic effects of human rights.
Kyklos, 60(4), 509–538.
Clarck, A.E. en O. Lelkes (2009) Let us pray: religious interacti-
ons in life satisfaction. Paris School of Economics Working Paper,
2009(01).
Dawson, J.W. (2007) The empirical institutions-growth literature: is
something amiss at the top? Economic Journal Watch, 4(2), 184–196.
Di Tella, R. en R. MacCulloch (2010) Happiness adaptation to in-
come beyond ‘basic needs’. In: E. Diener, J. Helliwell en D. Kahne-
man (red.), International Differences in Well-Being. New York: Oxford
University Press, 217–247.
Diener, E., W. Ng, J. Harter en R. Arora (2010) Wealth and happi-
ness across the world: material prosperity predicts life evaluation, whereas psychosocial
prosperity predicts positive feeling. Journal of Personality and Social Psychology, 99(1), 52–61.
Dolan, P., T. Peasgood en M. White (2008) Do we really know what makes us happy? A
re-
view of the economic literature on the factors associated with subjectiv
e well-being. Journal
of Economic Psychology, 29(1), 94–122.
Easterlin, R.A. (1974) Does economic growth improve the human lot? In: P.A. David en M.W.
Reder (red.), Nations and households in economic growth: Essays in honor of Moses Abramovitz.
New York: Academic Press.
Easterlin, R.A., L.A. McVey, O. Sawangfa et al. (2011) The happiness-income paradox revisi-
ted. IZA Discussion Paper Series , 5799.
Fischer, C.S. (2008) What wealth-happiness paradox? A short note on the Ameri
can case.
Journal of Happiness Studies, 9(2), 219–226.
Graafland, J.J. en B. Compen (2015) Economic freedom and life satisfaction: mediation by
income per capita and generalized trust. Journal of Happiness Studies, 16(3), 789–810.
Gwartney, J.D., R.G. Holcombe en R.A. Lawson (2004) Economic freedom, institutional qua-
lity, and cross-country differences in income and growth. The Cato Journal, 24(3), 205–233.
Haan, J. de, en J.E. Sturm (2000) On the relationship between economic
freedom and eco-
nomic growth. European Journal of Political Economy, 16(2), 215–241.
Haan, J. de, S. Lundström en J.E. Sturm (2006) Market-oriented policies a
nd economic
growth: a critical survey. Journal of Economic Surveys, 20(2), 157–191.
Helliwell, J.F. (2003) How’s life? Combining individual and national variables to explain sub-
jective well being. Economic Modelling, 20(2), 331–360.
Helliwell, J.F. (2006) Well-being, social capital and public policy: what’s new? The Economic
Journal, 116(510), C34–C45.
Helliwell, J.F. en C.P. Barrington-Leigh (2010) How much is social capital worth? NBER Wor-
king Paper Series , 16025.
Justesen, M.K. (2008) The effect of economic freedom on growth revisit
ed: new evidence on
causality from a panel of countries 1970–1999. European Journal of Political Economy, 24(3),
642–660.
Knack, S. en P. Keefer (1997) Does social capital have an economic pay-off? A cross-country
investigation. The Quarterly Journal of Economics, 112(4), 1251–1288.
Moghaddam, M. (2008) Happiness, faith, friends, and fortune – empirical evidence from the
1998 US Survey Data. Journal of Happiness Studies, 9(4), 577–587.
Oishi, S., S. Kesebir en E. Diener (2011) Income inequality and happin
ess. Psychological Sci-
ence, 22, 1095–1100.
Ovaska, T. en R. Takashima (2006) Economic policy and the level of self-perceived well-
being: an international comparison. Journal of Socio-Economics, 35(2), 308–325.
Piketty, T. (2014) Capital in the 21st Century . Londen: Belknap/Harvard.
Preacher, K.J. en A.F. Hayes (2008) Asymptotic and resampling strategies for assessing and
comparing indirect effects in multiplier mediator models. Behavior Research Methods, 40(3),
879–891.
Rodrik, D., A. Subramanian en F. Trebbi (2002) Institutional rule: the primacy of instituti-
ons over geography and integration in economic development. CEPR Discussion Paper Series,
3643.
Rothstein, B. (2000) Trust, social dilemmas, and collective memories. Journal of Theoretical
Politics, 12(4), 477–501.
Stevenson, B. en J. Wolfers (2008) Economic growth and subjective well being, reassessing
the Easterlin Paradox. Brookings Paper on Economic Activity, 2008(spring).
Stiglitz, J.E. (2012) The price of inequality. Londen: Penguin Books.
Tsai, M.C. (2009) Market openness, transition economies and subjective wellbeing. Journal
of Happiness Studies, 10(5), 523–539.
Veenhoven (2011). World Database of Happiness. Database op worlddatabaseofhappiness.eur.
nl/statnat/statnat_fp.htm.
Zak, P.J. en S. Knack (2001) Trust and growth. The Economic Journal, 111(470), 295–321.

Auteurs