.
ESB Statistiek
De werkelijke consumptie van Nederlandse huishoudens
D
e particuliere consumptie van Nederlandse huishoudens is in
de recessie van 2009 en de laagconjunctuur die hierop volgde
Europees gezien sterk teruggelopen. Het volume van de binnenlandse consumptie lag in 2013 ongeveer 5 procent lager dan het niveau van voor de crisis in 2008. Deze afname van de consumptie hangt
samen met een beperkte groei van het reële beschikbare inkomen en met
negatieve vermogenseffecten: met name huizenprijzen zijn sinds het
uitbreken van de crisis sterk gedaald. Deze ontwikkeling kent overigens
een lange aanloop. Juist in de vijftien jaar voorafgaand aan de crisis is de
Nederlandse consumptie op de rug van stijgende huizenprijzen en ruime
hypothecaire kredietverlening sterk toegenomen. In 2008 lag het volume
van de particuliere consumptie 39 procent boven het niveau van 1995
en 12 procent boven het niveau van 2000. Zoals Verbruggen en Keus in
ESB (5 april 2013, editie 4657) noteren, bevat de particuliere consumptie slechts een gedeelte van wat huishoudens daadwerkelijk consumeren.
Huishoudens consumeren ook goederen en diensten waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, zoals zorg en onderwijs. Dit zijn goederen en
diensten die door de overheid collectief worden gefinancierd en geleverd
aan individuele personen, de zogeheten individuele overheidsconsumptie. De som van de particuliere consumptie en de individuele consumptie
van de overheid is de zogeheten werkelijke individuele consumptie. In Nederland verloopt een relatief groot deel van de financiering van de individuele consumptie via de overheid. De werkelijke individuele consumptie
schetst een scherper beeld op de ontwikkeling van de consumptie van Nederlandse huishoudens in internationaal perspectief. In de figuur is deze
internationaal
ontwikkeling te zien tussen 2000 en 2013. Allereerst blijkt dat Nederland
relatief welvarend is. Het consumptieniveau van Nederlandse huishoudens ligt in 2013 ruim boven het niveau in de eurozone. In Nederland
leidde de economische schok in combinatie met de kwetsbaarheid voor
vermogenseffecten van huishoudens tot een relatief sterke daling van de
werkelijke consumptie tussen 2009 en 2013. Door toegenomen individuele consumptie via de overheid is de afname van de werkelijke individuele
consumptie wel beperkter dan de afname van de particulier consumptie.
■Emiel Afman en Suzanne Kok (Ministerie van financiën)
Werkelijke individuele consumptie,
prijsniveau 2005
25.000
In euro
20.000
15.000
10.000
5.000
0
-5.000
Eurozone
2009-2013
Duitsland
Nederland
2000
2001-2008
2013
Bron: Eurostat
Handelsoverschot Nederland op conto van EU-landen
D
e toename van het overschot op de lopende rekening van Nederland de afgelopen jaren is vrijwel volledig het gevolg van
een toenemend handelsoverschot met landen uit de Europese
Unie. Met de belangrijke handelspartners buiten de EU heeft Nederland
juist een handelstekort. Deze geografisch scheve verdeling wordt versterkt door de wederuitvoer. Nederland heeft van oudsher een overschot
op de lopende rekening van de betalingsbalans. Tussen 2003 en 2013
is dit overschot meer dan verdubbeld van 26 miljard euro – 5 procent
van het bbp – tot 66 miljard euro – 11 procent bbp. Terwijl Nederland
het voor de export vooral moet hebben van andere EU-landen, is de import voor een groot deel afkomstig uit landen buiten de EU zoals China,
de Verenigde Staten, Rusland en Japan. Vooral het tekort met China is
groot. Tussen 2003 en 2013 steeg dit van 9 naar 22 miljard euro (figuur).
Ongeveer de helft van de goederen die Nederland uit China importeert,
is uiteindelijk niet voor de Nederlandse markt bedoeld, maar voor andere Europese landen. Dit geldt grotendeels ook voor de goederen uit
de Verenigde Staten, Japan en Rusland, wat betekent dat ook de export
naar EU-landen wordt opgeblazen door de wederuitvoer. In de periode 2003–2013 steeg het goederenoverschot binnen de EU, mede door
het effect van de wederuitvoer, van 64 naar 113 miljard euro. Al met
al wordt hiermee de helft van alle goederen die Nederland importeert,
ook weer uitgevoerd. De geografische verdeling van de lopende rekening
wordt bepaald door met name het goederensaldo. In het dienstenverkeer
is het overschot, dat veel beperkter is, geografisch gelijkmatiger verdeeld.
Ook op de primaire inkomensrekening, waar het saldo de afgelopen tien
590
monetair
jaar meestal eveneens positief was, is het beeld evenwichtiger. De renteen dividendstromen vanuit en naar EU-landen – beide ruim 40 miljard
euro per jaar – ontweken elkaar de afgelopen jaren niet veel. Gemiddeld
bedroeg het tekort de afgelopen 10 jaar 2 miljard euro. Daartegenover
stond in deze periode een overschot op de inkomensrekening met nietEU-landen van gemiddeld 8 miljard euro. Een groot deel van dit overschot is afkomstig van andere landen dan de bekende handelspartners.
â– Eva Hagendoorn (DNB)
Geografische verdeling saldo lopende rekening
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
-60
-40
VS
-20
Japan
0
EU
20
40
Rusland
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
60
China
80
100
120
In miljard euro
Overige landen
Bron: DNB
Jaargang 99 (4694) 25 september 2014
Statistiek ESB
Bijzondere bijstand voor de helft naar langdurig armen
I
n 2008 werd door de Nederlandse gemeenten in totaal 285 miljoen euro aan bijzondere bijstand uitgekeerd, inclusief de langdurigheidstoeslag. Dit bedrag liep op naar 320 miljoen in 2010 maar
daalde vervolgens naar 265 miljoen in 2012. Huishoudens met kans op
een inkomen onder de lage-inkomensgrens, ontvingen in 2008 150 miljoen aan bijzondere bijstand en 159 miljoen in de jaren 2010 en 2012.
Huishoudens met een laag inkomen
Met bijzondere
HuisÂ
bijstand
houdens
maal
aandeel in gemiddeld
duizend procenten
in euro
Laag inkomen
515
27
1090
2008
527
28
1060
2009
514
29
1070
2010
575
27
860
2011
664
27
890
2012
Langdurig laag inkomen
163
44
770
2008
157
47
780
2009
149
50
900
2010
154
48
720
2011
171
46
700
2012
Met langdurigÂ
heidstoeslag
aandeel in gemiddeld
procenten
in euro
12
17
18
17
16
390
440
470
450
420
28
35
39
38
36
380
410
450
440
420
Bron: CBS
De uitgekeerde langdurigheidstoeslag aan huishoudens met een laag
inkomen liep wel steeds verder op, van 24 miljoen in 2008 naar respectievelijk 43 miljoen in 2010 en 45 miljoen in 2012. De Wet werk en
bijstand (Wwb) voorziet in bijzondere bijstand aan huishoudens met
weinig inkomen voor kosten die hun draagkracht te boven gaan. Denk
bijvoorbeeld aan vergoeding voor schoolreisjes, of het lidmaatschap van
een sportclub. Ook de jaarlijkse langdurigheidstoeslag voor huishoudens
die drie jaar of langer moeten rondkomen van een minimuminkomen
is een vorm van bijzondere bijstand. Van de huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens ontving in de periode 2008–2012
ruim een kwart bijzondere bijstand, waarvan vanaf 2009 iets meer dan
de helft onder meer een langdurigheidstoeslag (tabel). De gemiddelde
bedragen piekten in 2010, maar in 2011 en 2012 zakten deze weer, terwijl het aantal huishoudens met een laag inkomen in deze jaren fors toenam. Relatief de meeste ontvangers van bijzondere bijstand zijn terug te
vinden bij huishoudens die al ten minste vier jaar van een laag inkomen
moeten rondkomen. Bijna de helft van deze huishoudens werd in de
periode 2008–2012 jaarlijks met bijzondere bijstand extra ondersteund
door de desbetreffende gemeente. Vanaf 2009 betrof dat in drie van de
vier gevallen onder meer een langdurigheidstoeslag. De langdurigheidstoeslag voorziet bij de langdurig lage inkomens gemiddeld in ruim de
helft van de jaarlijks uitgekeerde bijzondere bijstand. In 2010 werd ook
aan de huishoudens met een langdurig laag inkomen naar verhouding de
meeste bijzondere bijstand uitgekeerd. â– Koos Arts en Ferdy Otten (CBS)
Bereikbaarheid Malaysia Airlines via Schiphol
M
alaysia Airlines verloor in vier maanden tijd door de verdwijning van de MH370 en het tragische ongeval met de
MH17 twee kostbare vliegtuigen. De ongevallen hebben
de reeds slechte financiële resultaten van de maatschappij verder onder
druk gezet. Onlangs kondigde de luchtvaartmaatschappij een grootschalige reorganisatie aan: de maatschappij schrapt 6.000 van de 20.000
Aandeel in verbindingen vanaf Schiphol
100
In procenten
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Kuala Lumpur
Maleisië
overig
Australië/ Zuidoost-Azië
Nieuw-Zeeland
China
Bestemming
Via Kuala Lumpur (Malaysia Airlines/KLM)
Direct met Malaysia Airlines
Hubs Zuidoost-Azië
Direct met alternatieve maatschappijen
Hubs Europa
Hubs Midden-Oosten/Afrika
Hubs Noordoost-Azië
Bron: Official Airline Guide (OAG); SEO Netscan
sociale zekerheid
economie en samenleving
banen, legt een sterkere focus op bestemmingen in de eigen regio en wil
via partnermaatschappijen bestemmingen op de lange afstand bedienen.
KLM heeft sinds jaar en dag een samenwerkingsverband met Malaysia
Airlines. De samenwerking biedt reizigers tientallen bestemmingen aan
in Maleisië, overig Zuidoost-Azië, Australië en Nieuw-Zeeland met een
overstap op Kuala Lumpur. De figuur laat zien dat Malaysia Airlines een
groot aandeel heeft in het aantal doorverbindingen naar Maleisië want
van de 15 bediende bestemmingen zijn er 11 niet op een andere manier
– met één overstap – te bereiken. Zowel KLM als Malaysia Airlines biedt
een dagelijkse rechtstreekse vlucht aan naar Kuala Lumpur, goed voor 21
procent van het totaal aantal reisopties tussen deze stad en Schiphol. Op
bestemmingen naar Zuidoost-Azië en Australië is het relatieve belang
van Malaysia Airlines voor het Schipholnetwerk kleiner. Ook andere
luchtvaartmaatschappijen bieden in deze markten rechtstreekse of indirecte verbindingen aan. Zo verzorgen Emirates – via Dubai – en KLMpartner Etihad – via Abu Dhabi – samen 38 procent van de verbindingen
tussen Schiphol en Australië/Nieuw–Zeeland. Belangrijke bestemmingen in Zuidoost-Azië zoals Singapore, Bangkok en Jakarta worden ook
rechtstreeks bediend door KLM of concurrerende luchtvaartmaatschappijen. De toegevoegde waarde van het samenwerkingsverband tussen
Malaysia Airlines en KLM voor Schiphol en de Nederlandse consument
zit dus vooral in de bereikbaarheid van secundaire bestemmingen in
Maleisië. Voor connecties met economisch belangrijkere regio’s zoals
Australië of Singapore zijn er vanaf Schiphol veel alternatieve reisopties
beschikbaar. â– Thijs Boonekamp (SEO Economisch Onderzoek)
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4694) 25 september 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
591