Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 21 2014

.

ESB Statistiek

De verdiensten van het mkb aan uitvoer

D

e Nederlandse uitvoer bedroeg in 2009 volgens de Nationale
Rekeningen 393 miljoen euro. Daarvan was 154 miljoen euro
(39 procent) direct uit invoer afkomstig – statistische correcties bedroegen 17 miljoen euro – en het restant ter grootte van 222 miljoen euro werd geleverd door bedrijven en overheid. Van het deel door
bedrijven en overheid is 96 procent, ofwel 213 miljoen euro, afkomstig
uit de marktsector (bedrijven exclusief delfstoffenwinning, onroerend
goed en zorg). Het mkb had met kleine bedrijven (met minder dan 10
werkzame personen) daarin een aandeel van 14 procent en met middelgrote bedrijven (tussen 10 en 100 werkzame personen) een aandeel van
24 procent.
Het totaal van alle goederen- en dienstentransacties van de Nederlandse
economie wordt beschreven door een input-output-tabel. Deze wordt
op het niveau van bedrijfstakken door het CBS gepubliceerd, maar kan
tevens nader worden gedetailleerd naar klein-, midden- en grootbedrijf
(figuur). Een deel van deze transacties behoort tot de intermediaire leveringen tussen bedrijven. In een zogenoemde GPS-matrix (gecumuleerde
productiestructuur) worden deze intermediaire leveringen weggesubstitueerd, en kan een rechtstreeks verband worden gelegd tussen de toegevoegde waarde in bedrijven en de finale vraag.
Hieruit blijkt dat de indirecte bijdrage van de invoer aan de uitvoer groot
is, de totale bijdrage komt namelijk op 58 procent van het totaal. De
toegevoegde waarde die door de uitvoer bij bedrijven en overheid wordt
gecreëerd, is duidelijk kleiner dan de directe afzet: 143 miljoen euro.
Maar de bijdrage van het mkb aan de creatie van toegevoegde waarde uit

internationaal

uitvoer door de marktsector is duidelijk groter dan uit de directe afzetcijfers blijkt (figuur). Het aandeel van kleine bedrijven in de toegevoegde
waarde uit uitvoer in de marktsector bedraagt namelijk 18 procent, en
die van het middenbedrijf 31 procent. In totaal levert het mkb 10 procent meer in het aandeel van uitvoer uit de marktsector dan de afzetcijfers ons voorhouden. â–  Ton kwaak (Panteia)

Bedrijfsomvang en export
Grootbedrijf

Middenbedrijf

Kleinbedrijf
0

10

20

30

P

112

50

60
70
In procenten

Aandeel in buitenlandse afzet marktsector
Aandeel in door uitvoer gecreërde toegevoegde waarde marktsector

Bron: www.ondernemerschap.nl; Panteia

Berichtenverkeer Euronext verschilt sterk per deelnemer
artijen die deelnemen aan de handel op Euronext Amsterdam,
voeren hun handelsstrategie uit door elektronische orders naar
het handelsplatform van Euronext Amsterdam te sturen. Deze
orders bevatten informatie over de vraag of aanbod van stukken zoals
aandelen. Zaken als bijvoorbeeld prijs en hoeveelheid, inleg, aanpassing
of annulering en uiterste bied- of vraagprijs van een koop- of verkooporder kunnen alle in een order verwerkt worden. Vervolgens worden de
orders in de matching engine van het platform aan elkaar gekoppeld om
transacties tot stand te brengen. Dit gebeurt allemaal volgens de orderbook rules van Euronext Amsterdam. Deze regels moeten voldoen aan
de hiervoor geldende bepalingen in de Wet op het financieel toezicht.
Het gemiddeld aantal orders dat leden naar handelsplatformen sturen is
wereldwijd de afgelopen jaren sterk toegenomen. Verdere automatisering
van handelssystemen van zowel handelaren als handelsplatformen maakt
het partijen bijvoorbeeld mogelijk om sneller in te spelen op veranderende marktomstandigheden. Handelsstrategieën worden in verfijndere
stapjes uitgevoerd dan voorheen, hetgeen leidt tot grotere hoeveelheden
orders.
In de figuur is het aantal orders te zien van de 22 leden die het grootste
aantal orders hebben verzonden naar de aandelenmarkt van NYSE Euronext Amsterdam. Het betreft aantallen orders over de eerste helft van
2013, aangevuld met het aantal transacties. Opvallend zijn de aantallen
(tot meer 200 miljoen in de uiterste twee gevallen). Dit houdt in dat er
door beide partijen gemiddeld per dag meer dan een miljoen orders naar
het platform verzonden zijn. Zoiets was een aantal jaren terug onmoge-

40

monetair

lijk. De systemen van de meeste handelsplatformen waren tot voor kort
nog niet ingericht op verwerking van dergelijke aantallen orders. Dit
heeft grote investeringen in automatisering gevergd. Overigens moeten
ook toezichthouders zich aanpassen aan een steeds verder geautomatiseerde handelsomgeving. Dit vergt ook aan hun kant investering in kennis en systemen. â–  bas verschoor en marc ponsen (AFM)

Aantal orders en transacties van grootste
leden Euronext Amsterdam
250
200
150
100
50
0

1

2 3 4 5 6 8 7 9 10 11 13 12 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Leden
Aantal orders

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Aantal transacties

Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

Statistiek ESB

Rente op bankleningen in Zuid-Europa hoger

“

Geld lenen kost geldâ€: tijdens de financiële crisis, maar ook tijdens
de eurocrisis, hebben kleine en middelgrote bedrijven in Europa
dat weer eens duidelijk gemerkt. Bedrijven in Europa, en dan met
name de kleinere bedrijven, zijn voor hun kredieten afhankelijk van de
banken: van de totale schuld van bedrijven is in Europa 50 procent in
handen van de banken. Vooral tijdens het hoogtepunt van de financiële crisis in 2007 en 2008 moesten Europese bedrijven diep in de buidel

Rente op bankleningen in Europa
9

In procenten

8
7
6
5
4
3

2000

2001

2002

2003

Duitsland

2004

2005

Italië

2006

2007

2008

2009

Nederland

2010

2011

2012

2013

Spanje

Bron: ECB

tasten om een lening van hun bank los te krijgen. Het onderscheid tussen ‘kernlanden’ (België, Duitsland, Frankrijk, Nederland) van Europa
en landen in de periferie (Griekenland, Ierland, Italië, Portugal, Spanje)
was in deze periode gering. De figuur geeft de rente weer die bedrijven
gemiddeld moeten betalen voor nieuw afgesloten bankleningen onder
de miljoen euro met een rentevastperiode van 1 tot 5 jaar. In de periode
september 2006 tot en met oktober 2008 steeg deze rente in de meeste
Europese landen naar een niveau van tussen de 6 en 7 procent, wat vergeleken met de periode 2000–2002 niet eens zo uitzonderlijk hoog is. Na
de piek in oktober 2008 trad er een forse daling van de rente op. Hierbij
ging de daling van de Italiaanse en Spaanse rente in hetzelfde tempo als
die van de Nederlandse en Duitse (figuur). De eurocrisis betekende echter een ommekeer in deze verhoudingen. In de loop van 2010 zette een
nieuwe rentestijging in. In Spanje en Italië zette deze stijging door tot
bijna het niveau van de financiële crisis, terwijl in Nederland en Duitsland de rente al snel weer begon te dalen. Hoewel eind 2013 het verschil
kleiner is geworden, vragen de banken in Spanje en Italië hun klanten
nog ruim 1 procentpunt meer rente dan banken in Nederland en Duitsland voor het beschikbaar stellen van eenzelfde soort lening. Ondanks
de inspanningen van de ECB kunnen banken in de perifere landen nog
steeds moeilijker geld aantrekken dan banken in kernlanden. Opgemerkt
moet worden dat aan deze financiële fragmentatie niet alleen een lager
marktsentiment maar ook onderliggende economische problemen en
zwakkere overheden ten grondslag liggen. â–  Douwe kingma (CPB)

Kleine kans op werk voor werkloze 45-plussers

S

inds 2008 is het aantal werklozen van 45 tot 65 jaar behoorlijk
opgelopen en de kans op een baan voor werkloze 45-plussers blijft
nog steeds achter bij die van jongere werklozen.
In het tweede kwartaal van 2013 waren er 243.000 werklozen van 45
tot 65 jaar. Tien jaar eerder waren dit er nog maar 94.000. Het aantal
werkloze 25- tot 45-jarigen is in deze periode veel minder sterk toege-

Aantal werklozen en aandeel werklozen met
werk drie maanden later, 25 tot 65 jaar
300
250
200
150
100
50
0

In duizendvoud

In procenten

100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
1 234 1 234 1 234 1 234 1 234 1 234 1 234 1 234 1 234 1 234 1 2 0
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
2011
2012 2013
Werkloos 25-44 jaar
Werkloos 45-64 jaar

Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014

financiële markten

economie en samenleving

nomen, namelijk van 195.000 tot 274.000. De relatief sterke toename
van het aantal werkloze 45-plussers hangt niet alleen samen met de conjuncturele situatie van de afgelopen jaren. Ook de samenstelling van de
bevolking is veranderd. Er zijn naar verhouding meer 45- tot 65-jarigen
in Nederland. In het tweede kwartaal van 2013 was 43 procent van de
15- tot 65-jarigen een 45-plusser terwijl dit 10 jaar terug nog 33 procent
was. Bovendien worden ouderen gestimuleerd om langer actief te blijven
op de arbeidsmarkt door maatregelen als de verhoging van de AOW- en
pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar. De bruto-arbeidsparticipatie
van 45-plussers is in de afgelopen 10 jaar toegenomen van 59 tot 72 procent.
Voor werkloze 45-plussers is de kans op het vinden van werk relatief
klein. Van de 45- tot 65-jarige werklozen in het tweede kwartaal van
2013 had 11 procent 3 maanden later een baan. Dit percentage ligt voor
werkloze 25- tot 45-jarigen met 23 procent duidelijk hoger. Het verschil
in de kans op een baan tussen werkloze 45-plussers en andere leeftijdsgroepen is in de afgelopen jaren maar weinig veranderd. Deze kans was
gemiddeld twee keer zo groot voor 25- tot 45-jarigen. â–  robert de vries
(CBS)

Werkloos-werk 25-44 jaar
Werkloos-werk 45-64 jaar

Bron: CBS
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

113

Auteurs