.
ESB Statistiek
Belang exportsector varieert sterk
S
inds het ontstaan van de Europese schuldencrisis staat de groei
van de binnenlandse vraag in de meeste lidstaten van de eurozone
onder druk door aanhoudende publieke en private schuldafbouw.
De meeste lidstaten zijn hierdoor voor economische groei afhankelijk
van de buitenlandse vraag. De mate waarin landen hiervan afhankelijk
zijn, wordt regelmatig weergegeven middels de exportquote: de waarde
van de uitvoer van goederen en diensten als percentage van het bbp. Dit
levert echter een vertekend beeld omdat voor sommige lidstaten, waaronder Nederland, een belangrijk deel van de uitvoer bestaat uit wederuitvoer. Hierbij worden geïmporteerde goederen na een geringe bewerking
weer geëxporteerd, waardoor de toegevoegde waarde aan deze producten en ook de bijdrage aan het bbp en bijvoorbeeld de werkgelegenheid
beperkt is. Een nieuwe dataset van de OESO kijkt wel naar de toegevoegde waarde van de export en toont dus een zuiverder beeld van het
belang van de exportsector voor de economie. De figuur toont de toegevoegde waarde van de export van diverse lidstaten in de eurozone, opgedeeld naar hun afzetgebied. Allereerst valt op dat het relatieve belang van
de exportsector sterk varieert tussen de lidstaten; zo is het voor Ierland
bijna drie keer zo groot als voor Griekenland en Spanje. De meeste ZuidEuropese lidstaten kennen een relatief lage toegevoegde waarde van de
export, waardoor zij de krimpende binnenlandse vraag slechts met nog
hogere groei van de buitenlandse vraag kunnen compenseren. Daarnaast
blijkt dat de afzetgebieden van de lidstaten flink verschillen. Zo kunnen
met name Ierland en Duitsland in relatief grote mate profiteren van de
sterk groeiende economieën in Oost-Azië. De aansluiting van de meeste
internationaal
Zuid-Europese lidstaten op deze opkomende markten is veel beperkter.
Voor Ierland geldt ook dat het relatief veel toegevoegde waarde creëert
door de export naar de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk,
landen waar de importgroei het afgelopen jaar duidelijk sterker was dan
in de eurozone als geheel. â– michiel verduijn (rabobank)
Toegevoegde waarde export
45
In procenten van het bbp
40
35
30
25
20
15
10
5
0
Ier
Bel
Oos
Ned
Fin
Dui
Ita
Por
Verenigde Staten
Verenigd Koninkrijk
EU exclusief eurozone en Verenigd Koninkrijk
Fra
I
678
Gri
Bron: OESO
Autoverkopen zijn volatieler geworden
n Nederland werden in de twaalf maanden tot en met september
2013 bijna 29 procent minder nieuwe auto’s verkocht dan in dezelfde
periode een jaar eerder. Volgens gegevens van de ACEA – de Europese
associatie van Europese autoproducenten en organisaties, zoals Bovag –
daalden in het eurogebied als geheel de autoverkopen met 9 procent in deze
periode. In Duitsland daalden de verkopen ongeveer 6 procent, evenals in
Spanje. En in Italië en Frankrijk waren de verkopen gemiddeld 10 procent
lager. Deze percentages moeten echter in perspectief worden gezien.
De verkoopschommelingen zijn sinds het begin van de crisis veel extremer dan in de jaren daarvoor. Een reden daarvoor is de toegenomen
inkomensonzekerheid waardoor het aantal autoaankopen afneemt.
Daarnaast zijn twee oorzaken voor de toegenomen schommelingen
aan politieke besluitvorming toe te schrijven. Ten eerste: in de periode
2009–2010 waren in een aantal Europese landen speciale regelingen van
kracht waarmee de aanschaf van een nieuwe auto gesubsidieerd werd.
Deze opkoopregelingen van oude auto’s, soms bedoeld om de autoproductie te steunen, waren zeer succesvol in Duitsland, Frankrijk en een
aantal kleinere eurolanden. In Spanje, dat sinds eind 2012 opnieuw een
opkoopregeling kent, was het effect aanvankelijk zelfs bijzonder groot
(figuur). Ook in Nederland bestond een opkoopregeling. Daarnaast
werd er nieuwe wetgeving ingevoerd die kleine schone auto’s fiscaal bevoordeelde. In 2011 steeg de verkoop in Nederland in absolute aantallen
daardoor tot het hoogste niveau in twaalf jaar, maar viel deze vervolgens
terug naar een nieuw laagterecord. Een tweede op de politiek terug te
voeren reden voor de toegenomen procentuele schommelingen is het
Spa
Eurozone
Oost-Azië
Overig
monetair
feit dat in twaalf van de zeventien eurolanden in de periode 2009–2013
de btw-tarieven zijn verhoogd. Soms zelfs meerdere malen.
Consumenten werden door de opkoopregelingen en belastingaanpassingen verleid om eerder dan gepland een auto aan te schaffen. Deze naar voren gehaalde consumptie verstoorde het gebruikelijke ritme van autoaankopen. De steun- en belastingeffecten worden zodoende in een aantal
landen weerspiegeld in de verkooppercentages. â– Martin Admiraal (DNB)
Autoverkopen volatieler sinds crisis,
twaalfmaandssommen, procentuele jaarmutatie
40
In procenten
30
20
10
0
-10
-20
-30
-40
-50
‘01
‘02
‘03
‘04
‘05
‘06
‘07
Duitsland
Frankrijk
Opkoopregelingen (2013 alleen Spanje)
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
‘08
‘09
‘10
Nederland
‘11
‘12
‘13
Spanje
Bron: ACEA
Jaargang 98 (4672) 8 november 2013
Statistiek ESB
Dalende vpb-tarieven in de EU
D
e afgelopen twintig jaar zijn de statutaire tarieven van de vennootschapsbelasting (vpb) stelselmatig verlaagd in bijna alle
ontwikkelde landen. De figuur presenteert de gemiddelde
ontwikkeling in de EU. Lag rond 1995 het gemiddelde vpb-tarief op
35 procent, na 2001 kwam het onder de 30 procent en in 2007 onder
de 25 procent; in 2012 was het 23 procent. Het tarief daalt sinds 2005
minder hard dan in de periode 1997–2005. In veel gevallen zijn de sta-
Statutaire en effectieve vpb-tarieven voor EU-27
40
In procenten
35
30
25
20
15
‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12
Statutair
Effectief
Bron: Eurostat
financiële markten
tutaire tarieven verlaagd in ruil voor een verbreding van de grondslag.
Dat zou de verstorende werking van de belasting op de economie moeten
verminderen en de belastinginkomsten op peil houden. De effectieve belastingdruk houdt rekening met de grondslag en meet de betaalde vennootschapsbelasting ten opzichte van winst. Deze tarieven liggen lager
dan de statutaire tarieven, van vijf procentpunt minder in 1998 tot twee
procentpunt in 2012. Hoewel de daling kleiner is dan voor de statutaire
tarieven, is de trend wel het zelfde. De belastinginkomsten op de vennootschappen als aandeel van het bbp zijn wel op peil gebleven, rond de
drie procent van het bbp in de EU, alleen tijdens de crisis waren de inkomsten lager vanwege de verminderde winstgevendheid van bedrijven.
De lagere tarieven hangen samen met de toegenomen mobiliteit van kapitaal. Een lagere vennootschapsbelasting kan de aantrekkelijkheid van
een land als vestigingsplaats vergroten, naast allerlei andere factoren. De
EU-landen hebben dit instrument massaal en meermalen ingezet. Er lijkt
nog geen einde gekomen aan deze vorm van belastingconcurrentie, hoewel de scherpe kantjes er op dit moment af zijn als gevolg van de crisis en
het inzakken van buitenlandse investeringen. Maar in de zoektocht naar
meer belastinginkomsten om begrotingstekorten te reduceren, blijft de
mobiele factor kapitaal in veel landen buiten schot en worden de lasten
vooral bij de meer immobiele factoren, zoals arbeid, gelegd. Hoewel de
tarieven van de vpb niet meer verlaagd worden, zeker in verhouding tot
de verhoogde lasten op arbeid en consumptie, lijkt belastingconcurrentie
met de vpb nog steeds een belangrijke rol te spelen. â– arjan lejour (CPB)
Technici werven is nog altijd een uitdaging
I
n de afgelopen twee jaar is in diverse media regelmatig bericht over
bedrijven die moeilijk aan gekwalificeerd technisch personeel kunnen komen. Uit de Arbeidsmarktmonitor Metalektro blijkt dat in
2012 een derde van de bedrijven in de Metalektro (erg) veel problemen
had met het vinden van technici en dat bijna een derde van alle vacatures
langer dan zes maanden open stond. Natuurlijk kunnen bedrijven met
Aandeel bedrijven dat aanpassingen doet en
aandeel daarvan dat het (zeer) effectief vindt,
2012
100
In procenten
Uitbesteden
in NL
(Zeer) effectief
Uitbesteden
buitenland
Om-/
bijscholen Overwerk
Automatiseren
80
Productie
beperken
Flexibele
inzet
Werk anders
organiseren
60
40
0
10
20
30
40
50
60
Wordt toegepast
70
80
90
100
In procenten
Bron: ROA Arbeidsmarktmonitor Metalektro, 2012
Jaargang 98 (4672) 8 november 2013
arbeidsmarkt
diverse wervingsstrategieën proberen deze vacatures te vervullen, maar
in de tussentijd wil men het werk toch afkrijgen. De figuur toont welke
interne aanpassingen het meeste door bedrijven in de Metalektro worden toegepast om moeilijk vervulbare vacatures op te vangen en hoeveel procent van de bedrijven deze aanpassingen als (zeer) effectief beschouwt. Aangezien alle maatregelen in hoge mate als effectief worden
beschouwd door de bedrijven die ze toepassen, is het vooral interessant
te kijken naar welke maatregelen het meest worden toegepast. Hekkensluiters zijn het beperken van productie en het uitbesteden naar het buitenland. Aanzienlijk meer bedrijven kiezen voor automatiseren en het
uitbesteden van werk binnen Nederland, maar deze opties zijn verre van
koplopers. Ruim driekwart van de bedrijven kiest er voor om het werk
anders te organiseren of om werknemers om of bij te scholen. De interne aanpassingen die in meer dan 90 procent van de metalektrobedrijven
worden gedaan om moeilijk vervulbare vacatures op te vangen zijn overwerk en het flexibel inzetten van het huidige personeel. Van overwerken
is bekend dat het op termijn slecht kan zijn voor iemands gezondheid
en baantevredenheid. Ook de flexibele inzet van huidige medewerkers
kent zijn beperkingen doordat mensen niet op twee plaatsen tegelijk
kunnen zijn en begrensd zijn in hun vaardigheden. In afwachting van
een structurele oplossing blijft het voor het management binnen deze
bedrijven een uitdaging om de productie niet te hoeven beperken, maar
toch ook het huidige (schaarse) technische personeel niet te overvragen.
Deze uitdaging wordt, als de economie aantrekt, alleen nog maar groter.
â– Ruud gerards (ROA)
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
679