Energiekroniek
Scenario’s in de energiediscussie
DRS. E. VAN DER HOEVEN*
Inleiding
In de schermutselingen rond het energiebeleid wordt een steeds grotere waarde toegekend aan scenario’s. Daarmee
hoopt men zijn ,,gelijk” in de discussie
te kunnen ,,bewijzen”: indien de projectie naar de toekomst maar voldoende
leuke dingen oplevert, dan wordt de uitgangspositie in de confrontatie met het
publiek aanzienlijk versterkt. Zo leek
het er eind vorig jaar op dat de hele
maatschappelijke discussie energiebeleid
(MDE) een uitgemaakte zaak zou zijn
bij aanvaarding van het milieuvriendelijke scenario van het Centrum voor
Energiebesparing (CE). Dit scenario
zou, volgens de krantekoppen, maar
liefst 500.000 extra banen opleveren.
Laten we voorop stellen dat een scenariostudie alleen zinvol is, wanneer verschillende beleidskeuzen voor de toekomst daarin op hun consequenties worden onderzocht. Uiteenlopende uitgangspunten voor verschillende toekomstbeelden zijn noodzakelijk voor een goede studie. Maar over de vraag, wat realistische keuzemogelijkheden zijn, verschilt men vaak van mening. Het vorige
kabinet meende in 1978 dat 2% en 3%
groei tot 2000 de onder- en bovengrens
van de mogelijke en wenselijke toekomstige ontwikkeling zouden zijn.
Geen erg brede marge, en de scenariouitkomsten leken dan ook opvallend
veel op elkaar. Daarentegen werd het
,,vergeten scenario” van Th. Potma, dat
deze met het CE verder wilde uitwerken,
onrealistisch geacht vanwege de veronderstelde nulgroei.
Minister Van Aardenne stond steeds
vierkant achter de eigen EZ-scenario’s,
die vervat zijn in de Nota Energiebeleid,
maar door de kabinetswijziging is de
situatie op het Ministerie aanzienlijk
veranderd. Terlouw bleek niet bereid de
verantwoordelijkheid voor de scenario’s
van de Nota Energiebeleid over te
nemen, ook niet in aangepaste vorm.
De bijgewerkte studie is wel onlangs
gepubliceerd, maar uitsluitend als ,,referentiescenario” waarvoor de minister
geen beleidsverantwoordelijkheid wenst
te dragen. Dat is begrijpelijk wanneer
men alleen al kijkt naar het aantal werklozen dat in de studie verschijnt. Tege74
lijkertijd heeft de minister echter afgezien van het inbrengen van nieuwe scenario’s, die zijn beleid zouden weergeven. Dit betekent dat, terwijl de vorige
minister vasthield aan een door de regering ondersteund scenario in de MDE,
wij nu de discussie ingaan zonder voorkeuren van de regering; de vrijblijvendheid van de discussie neemt daarmee
toe.
Eigen scenario’s van de stuurgroep
De stuurgroep zat na de weigering van
EZ om nieuwe scenario’s te maken met
het probleem dat alleen het CE-scenario
beschikbaar zou zijn voor de discussie.
Een groep die voor eigen verantwoordelijkheid een ander scenario zou willen
maken, bleek niet makkelijk te vinden.
Het rondschrijven van de stuurgroep
naar vele maatschappelijke groeperingen om te informeren naar hun energievisie leverde weinig resultaat op, juist
ook in kringen waarvan men zou mogen
veronderstellen dat ze een contrasterend
,,groei”-scenario zouden voorstaan. De
elektriciteitsbedrijven bij voorbeeld,
door sommigen beschouwd als een
speerpunt van de ,,atoomlobby”, voelden er weinig voor om hiervoor hun nek
uit te steken. Hun dunk van de MDE is
toch al niet zo hoog, en hun belang bij
een hoge economische groei is gering.
Hun antwoord op de vraag van de stuurgroep welk energiebeleid zij voorstaan
zal voornamelijk in beslag worden genomen door het uitspreken van de wens
tot spreiding van de brandstofinzet (lees:
meer uraan en kolen).
Ook bij het VNO, dat toch bij uitstek
geacht mag worden economische groei
voor te staan, staat men niet te dringen
om hoge scenario’s te verdedigen. In de
eerste plaats vindt men ook daar de korte
termijn belangrijker dan de lange; dat
wil zeggen dat de kwestie van de energieprijzen voor hen prioriteit heeft bovende
vrij academische kwestie van economische groei tot 2000. En verder brengen
hoge energiescenario’s impopulaire consequenties met zich mee in de vorm van
meer kolen en/of kerncentrales, waarvoor men zich niet t6 breed wil maken.
Ook vanuit de stuurgroep bezien, zou
het minder aantrekkelijk zijn de discus-
sie in te gaan met een scenario dat voornamelijk wordt ondersteund door het
VNO, dat tot nu toe in de energiediscussie niet altijd even gelukkig heeft geopereerd. Paradoxaal is nu wel, dat een
sterk industriegericht groeiscenario, dat
onder het vorige kabinet zo’n brede ondersteuning leek te hebben, nu bij gebrek aan supporters in de MDE in de
verdrukking dreigt te komen.
Zo is dan het besluit gevallen dat de
stuurgroep zelf nog twee scenario’s gaat
fabriceren. Hoewel men ervan overtuigd
is dat scenario’s in een MDE geen zin
hebben wanneer deze niet door maatschappelijke groeperingen worden ondersteund, kan nu alleen achteraf worden geprobeerd identificatie van zulke
organisaties met de ontwikkelde scenario’s te krijgen. In hoeverre dat zal lukken in het explosieve beleidsveld energie,
is helemaal de vraag. De stuurgroep
moet nu scenario’s gaan opstellen zonder ruggespraak met ondersteunende
groepen, waardoor iedereen later de oorzaak van onaangename uitkomsten kan
wijten aan het feit dat de uitgangspunten voor het scenario niet geheel
naar eigen smaak waren gekozen.
De stuurgroep zoekt het onderscheid
tussen de beide toekomstbeelden in een
verschil tussen hoge groei en lage groei.
Het is echter de vraag of dat nog een bevredigende spreiding oplevert. Is de
groeidiscussie niet al wat achterhaald?
De WRR heeft bij voorbeeld al in 1980
geprobeerd scenariostudies te maken die
in meer dan alleen economische parameters onderling verschillen. Aan de resultaten van die WRR-aanpak dreigt de
stuurgroep nu voorbij te gaan. Hoewel
de poging van de WRR niet in alle opzichten geslaagd was, lag daaraan de
vruchtbare gedachte ten grondslag dat
toekomstbeelden van mensen sterk verschillen afhankelijk van de rol die ze
aan technologic toekennen. In een samenleving die vertrouwt op technologische oplossingen voor haarproblemen,
zullen technische innovaties snel worden
gezocht en ook eerder aanvaard; het is
mogelijk dat daaruit groeisectoren
voortkomen en dat daarmee ook langs
technische weg een grote verhoging van
de doelmatigheid in energie- en materiaalverbruik wordt bereikt. In een samenleving die meer vertrouwt op sociale
oplossingen voor haar problemen zullen
meer sociale innovaties voorkomen,
maar de technische verfijning van bij
voorbeeld energiebesparing zal kleiner
zijn. Dergelijke verschillen in uitgangspunten zullen van grote invloed zijn op
het aanvaarden van de uiteenlopende
scenario’s door het publiek. Het zou
daarom bedenkelijk zijn, wanneer deze
nu snel na een smalle discussie in de boezem van de stuurgroep zou worden vastgesteld.
*De auteur is directeur van de Stichting
Wetenschappelijk Bueau D’66. Hij schrijft
dit artikel op persoonlijke titel.
Met CE-scenario
De 500.000 banen van het CE-scenario
hebben uiteraard een belangrijke, en ook
al misbruikte, propagandistische waar-
de. Misbruikt, omdat ze niet primair samenhangen met de energie-aspecten van
het scenario, maar met het algemene
maatschappijbeeld van de ondersteunende milieu-organisaties. Het gegeven
blijft daarmee zeer belangwekkend, maar
zegt bij voorbeeld niets over de wenselijkheid van het winnen van Amelander
gas. De werkgelegenheid komt namelijk
voort uit het modelmatig stopzetten van
de produktiviteitsverbetering in de dienstensector en de landbouw. Het CE ver-
onderstelt de overgang naar duurzamer
goederen en in verband daarmee ook een
toename van reparatie- en renovatiewerk. Dit zijn arbeidsintensieve diensten
die niet kunnen worden geautomatiseerd.
Dat de produktiviteit in de dienstensector per saldo gelijk blijft, is dus niet, of
niet in de eerste plaats, te danken aan een
anti-chipmentaliteit, zoals de stukken bij
eerste lezing suggereerden. Wel moet
men zich afvragen of de toenemende uitgaven aan diensten niet een steeds grote-
re (en onhaalbare) hoeveelheid overdrachtsuitgaven vereisen. In het CEscenario wordt verondersteld dat de verschuiving naar reparatie zich via de
markt zal voltrekken, als gevolg van een
veranderend bestedingspatroon. De resultaten van het CE-scanario zijn afhan-
kelijk van die ontwikkeling. De gedachten over de landbouwsector betekenen
een duidelijke afwijking van het bestaande beleid, in overeenstemming met de
ideeen daarover bij de milieu-organisaties, die de achterban van het CE vor-
men.
Tot besluit
In hoevere het schrijven van scenario’s
voor het energiebeleid nuttig is, is een
vraag die bij dit alles wat onderbelicht
blijft. Juist in het kader van een discussie onder een groot publiek zouden scenario’s te veel gewicht kunnen krijgen,
alsof er inderdaad iets mee ,,bewezen”
wordt. In een tijd waarin zoveel trendbreuken voorkomen als in die van ons, is
de waarde van een scenario betrekkelijk,
doordat de onzekerheden groot zijn. De
vraag voor een groot publiek dient ondanks alle technische en politieke verfijning eenvoudig van aard te blijven:
hoeveel risico is het bereiken van een bepaald inkomensvoordeel u waard? Als
het zicht op zo’n begrijpelijke vraagstel-
ling door alle geharrewar ontnomen zou
worden, zou een MDE inderdaad overeenkomen met het cynische beeld dat velen er al lang van hebben: dan zou die al-
leen maar versluierend werken.
Erik van der Hoeven
ESB 20-1-1982