Ga direct naar de content

De reorganisatie van de Franse economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 20 1982

Internationaal

De reorganisatie van de Franse
economic
MR. A. H. D. INGEN HOUSZ*

Inleiding
1981 was niet alleen het jaar der
,,Reaganomics”, het was eveneens het
begin van het ,,socialisme a la francaise”.
Grotere tegenstelling dan tussen deze
beide doctrines is moeilijk voorstelbaar,
en toch streven zij hetzelfde doel na.
Zowel Reagan als Mitterrand menen
het recept te hebben voor economische
groei en meer werkgelegenheid. Zo staat
de ,,supply side”tegenovergrootscheepse nationalisaties en ligt de tegenpool
van Reagans systematische nadruk op
het particuliere initiatief in Mitterrands
,,breuk met het kapitalisme”.
De betekenis van hetgeen zich in Amerika voltrekt, is uiteraard aanzienlijker
dan het al dan niet welslagen van het economische beleid van Mitterrand. Maar
het is duidelijk dat de nieuwe Franse politick een belangrijke ontwikkeling in de
EG inluidt en niet zonder gevolgen voor
de ontwikkeling in andere Zuideuropese
landen kan blijven (vergelijk de recente
socialistische overwinning in Griekenland). In Brussel wordt nauwlettend gekeken naar de repercussies van de Franse
concepties op de spelregels van de
Gemeenschappelijke markt. Tot nu toe
heeft zich nog geen serieus conflict met
Parijs voorgedaan; het spel is evenwel
nog nauwelijks begonnen.
,,Reaganomics” en ,,socialisme a la
fran?aise” zijn beide het produkt van
economische en politieke onvoldaanheid
van het electoraat. Carter en Giscard
d’Estaing hadden gemeen dat hun economische voorstellen tegen de achtergrond van hun regeringsbeleid, niet voldoende opwogen tegen de aantrekkelijkheden van een volledig nieuwe aanpak.
Om ons nu verder te beperken tot de
Franse situatie, dient allereerst het uitzonderlijke karakter van Mitterrands
overwinning te worden onderstreept. In
1965 en 1974 was hij de ,,kansloze”presidentskandidaat die gedoemd leek ook bij
een derde poging het slachtoffer te worden van zijn ,,onheilige” alliantie met de
communisten. De doorslaggevende reden voor Mitterrands onverwachte succes in 1981 was dat hij al in de eerste ronde der presidentsverkiezing de stem
kreeg van niet minder dan een kwart van
ESB 20-1-1982

het traditionele communistische electoraat. Uit dat resultaat Week dat Mitterrand zich op eigen kracht van de hypotheek had bevrijd, die de socialistische
partij en hemzelf voordien steeds parten
had gespeeld. Zijn verkiezing op 10 mei
1981, met 51,75% der uitgebrachte stemmen, betekende dat de sociale meerderheid eindelijk een politieke meerderheid
had gevonden. In juni werd dat feit duidelijk bevestigd door de verkiezing van
een grote linkse meerderheid in de Nationale Vergadering, waarin de socialisten
ook zonder communistische steun de
absolute meerderheid hebben.
De uiteindelijke doorbraak van de tot
aan de laatste verkiezingen bitter verdeelde ,,union de la gauche” rond de persoon van Mitterrand contrasteert sterk
met de linkse verkiezingsnederlaag bij de
parlementsverkiezingen van maart 1978.
Uit deze ommezwaai kan met recht worden geconcludeerd dat Frankrijk aan
verandering toe was. Het mandaat dat
Mitterrand daartoe ontvangen heeft, is
onmiskenbaar maar reikt niet tot toepassing van het vroegere ,,programme commun” van de linkse unie of van het socialistische restant daarvan, het ideologisch
zwaargeladen ,,projet socialiste”. Mitterrand heeft de wijsheid gehad zich op
een persoonlijk programma te laten verkiezen, de ,,110 propositions pour la
France”.
Nationalisaties
Het voor de Franse economie meest
ingrijpende aspect van Mitterrands politiek is uiteraard de nationalisatie van de
grootste industriele concerns en vrijwel
het gehele nog particuliere bankbedrijf.
Begin januari 1982 was de parlementaire behandeling van het betrokken
wetsontwerp voltooid en had.de oppositie de wettekst aan de Constitutionele
Raad voorgelegd. De Raad moest in het
bijzonder een uitspraak doen over de
hoogte der schadevergoeding (helft
beurswaarde 1978-1980, een kwart intrinsieke waarde en een kwart rentabiliteit) en over de discriminatie ten gunste
van buitenlandse banken. Ten einde nationalisatie Van buitenlandse banken te

voorkomen, is de grens zo gesteld dat
zelfs de grootste onder hen, Neuflize
Schlumberger Mallet (groep Algemene
Bank Nederland), buiten schot zou blijven. Voor Franse banken is de grens
evenwel lager gesteld, t.w. op Fr. fr. 1
mrd. deposito’s van ingezetenen, zodat
bij voorbeeld ook het symbool van ouderwets kapitalisme, de Banque Rothschild, zal worden genationaliseerd.
Aangezien de Constitutionele Raad binnen een maand een uitspraak moet doen,
kan rond half januari een oordeel over
de grondwettigheid van de nationalisatiewet worden verwacht, en meteen daarop publikatie in het staatsblad, tenzij tot
ongrondwettigheid zal worden geconcludeerd.
Het is mogelijk dat sommige buitenlandse aandeelhouders geen genoegen
zullen nemen met de aangeboden schadevergoeding en gerechtelijke procedures op gang zullen brengen. Vanzelfsprekend kan hier niet op deze problematiek
worden ingegaan. Het zij hier voldoende
eraan te herinneren dat de betrokken
aandeelhouders vijftienjarige obligaties
zullen krijgen aangeboden, die een op
staatsobligaties gemdexeerde rente zullen ontvangen.
Het zou het bestek van dit artikel overschrijden, wanneer we zouden ingaan op
de historische achtergrond van deze nationalisaties. De nationalisatie-ideologie
van de moderne Franse socialisten staat
in schrille tegenstelling tot de weke sociaal-democratische ideeen van de socialistische leider Mollet, die in de tweede
helft van de jaren vijftig als eerste minister een belangrijke rol in de strijd tegen
het Algerijnse nationalisme heeft gespeeld. Als reactie op het fiasco van de
Vierde Republiek en de daarmee samenhangende diskwalificatie van de sociaaldemocratische gedachte, heeft zich in het
begin van de jaren zeventigde huidige radicale socialistische ideologie ontwikkeld.
Aangezien er voor de socialisten onder
het gepolariseerde Franse kiesstelsel
slechts plaats was in een of andere vorm
van samenweking met de communisten,
heeft het marxisme grote invloed uitgeoefend op de uitwerking van de achtereenvolgende socialistische partijprogramma’s.
De nationalisaties vormen de werkelijke spil van het economische model dat de
socialisten voor ogen staat. V66r het begin der huidige werkloosheidsperiode
luidde de motivering der nationalisaties
vooral politick (,,doorbreken van de
muur van het geld”), maar sedert 1974
heeft de gedachte ingang gevonden dat
nationalisatie het geeigende antwoord

*,,Conseil International” van de Societe
Generate te Parijs.
71

op werkloosheid is. Eindelijkzoueengeintegreerd economisch en industrieel be-

Hoe en waarom

de genationaliseerde bedrijven gaan voeren. Dreyfus heeft het psychologische

leid mogelijk worden. Overwegingen van

Waar Frankrijk ook voorheen in

rendement op korte termijn zouden geen
doorslaggevende rol meer spelen. Centrale leiding aan de banken en aan de top
van het bedrijfsleven zou, volgens deze
doctrine, de economic vrij maken van de
factoren die werkloosheid veroorzaken.
Het is een gigantische taak die nog geen

voordeel de genationaliseerde Renault-

West-Europa het land met de sterkste
overheidsinmenging in het bedrijfsleven
was en het reeds een rijke ervaring met
nationalisaties heeft, is de huidige nationalisatiegolf geen sprong in het duister.
Men stelle zich evenwel niet voor dat er
reeds een blauwdruk bestaat voor een geintegreerd beleid binnen het kader van
de thans door de staat verkregen machtspositie.
Vanzelfsprekend staan er plannen op
papier maar deze dateren vooral uit de
tijd dat de socialisten nog in de oppositie

fabrieken jarenlang met succes te hebben
geleid. Renault is de grootste exporteur
van het land en geldt als het model voor
de toekomst der genationaliseerde industrie. Van deze bedrijven wordt verwacht dat zij investeren, werkgelegenheid verschaffen bij zich zelf en de van
hen afhankelijke bedrijven, een aanzienlijke bijdrage geven aan de research
(die internationaal gezien achterloopt),
nieuwe technologic invoeren en, ,,last
but not least”, een voorbeeld stellen op
het gebied der medezeggenschap. Het

waren. Zij hadden toen weliswaar ruime

voornemen van Dreyfus is al deze doel-

toegang tot de noodzakelijke informatie,
maar degenen die zich met die materie
bezighielden waren een handvol ideologen, die~meer het oog hadden op de uitwerking van een politiek programma
dan op het voorbereiden van concrete

stellingen te behandelen in overeenkomsten, die de betreffende bedrijven
met de overheid zullen sluiten. Binnen het
kader van deze — middellange maar herzienbare — overeenkomsten zouden de
bedrijven volledige autonomie genieten

enkel ander Westers land, laat staan op
deze manier, ooit heeft ondernomen.
Na Mitterrands overwinning heerste

in sommige kringen aanvankelijk de
overtuiging dat de nieuwe president
stapsgewijze te werk zou gaan. Hij heeft
het anders gewild. Daarmee is onnodige
onzekerheid weggenomen: de nationalisaties worden begin van dit jaar met een
klap ingevoerd en iedereen heeft zich
daaraan maar aan te passen. ,,L’intendance suivra”.
De omvang van de nationalisaties is
indrukwekkend. Wat de overheid in de
schoot geworpen krijgt is een industriele
omzet van Fr.fr. 250 mrd. (20% van de
industriele produktie) en controle over
85% van het krediet. Op industrieel ter-

beslissingen. Het is de regering in de af-

onder voorbehoud van jaarlijkse reke-

gelopen maanden duidelijk geworden
dat de vroegere theorie zich moeilijk met
de nieuwe werkelijkheid verdraagt en dat
gewaakt dient te worden voor de risico’s

ning en verantwoording aan de staat.
Dreyfus’ gedachte is derhalve dat de direct
ties van de genationaliseerde bedrijven

rein aanvaardt zij de verantwoordelijk-

van de door Mitterrand toegezegde

heid voor vrijwel de hele staalindustrie,
de hele aluminiumsector, de helft der
groot deel van het zware en lichte elektrische constructiebedrijf, het hele elektronische constructiebedrijf, de helft der

,,democratische” planning (de grootste
vakbond COT is een werktuig van de
communistische partij). De readies van
de werkgevers en bonden van hoger personeel tegen de aanvankelijk stroeve opstelling der regering en interne menings-

computerindustrie en aanzienlijke stuk-

verschillen binnen het kabinet Mauroy,

ken van het bouwbedrijf, de pharmaceutische Industrie en de lichte metaalindustrie. In de financiele sector is de
breuk met het verleden nogfundamenteler. Tot nog toe besloeg de genationaliseerde sector van het kredietbedrijf bijna
45% (Banque Nationale de Paris, Credit
Lyonnais en Societe Generale). De nationalisatie voegt hieraan nog eens ruim
40% toe, hetgeen de Staat overigens in totaal de controle geeft over 90% van de
bankdeposito’s. Daarnaast worden de
twee financiele holdingmaatschappijen

hebben Mitterrand tot de overtuiging ge-

glasproduktie, de hele lichte chemie, een

Paribas en Suez genatjonaliseerd, of-

schoon hun industriele meerderheidsbelangen aan de particuliere sector zullen
worden ,,terug”-verkocht. De namen
van de voor 100% genationaliseerde industriele concerns zijn de volgende:
Compagnie Geene Compagnie Generale
d’Electricitfc, Thomson-Brandt, P6chi-

ney-Ugine-Kuhlmann, Rhone-Poulenc,
Saint-Gobain-Pont-a-Mousson en de
twee staalgroepen Usinor en Sacilor. In
Matra en Dassault (wapens en vliegtuigen) heeft de Staat 51 % genomen en met
drie concerns met sterke buitenlandse
deelneming wordt nog onderhandeld
(CH-Honeywell-Bull, Roussel-Uclaf en
ITT-France). Het aantal particuliere
banken dat voor 100% wordt overgenomen, bedraagt zesendertig (buiten de nationalisatie blijven, naast de buitenlandse en de kleine banken, de cooperatieve
en boerenleenbanken, waaronder de be-

kende Credit Agricole, die echter van
zijn fiscale privileges is ontdaan).

72

bracht dat de overheid in deze problema-

tiek niet over een nacht ijs moet gaan.

hun eigen beslissingen nemen en dat de
staat zijn invloed op de dagelijkse gang

van zaken slechts zou uitoefenen via zijn
directe vertegenwoordigers in de ,,conseil
d’administration” (die daarin merendeels
niet in de meerderheid zullen zijn).
Tot zover de officiele verklaringen van
Delors en Dreyfus: liberate thema’s in
een context van intrinsiek dirigisme.
Geen woord over subsidising van bepaalde industriele activiteiten, ,,herove-

geven allereerst de nieuwe directies aan
te wijzen en vervolgens gezamenlijk de
nieuwe politiek op papier te zetten.
Minister van Financien Delors heeft het
bankbedrijf voorgehouden dat het in de
toekomst minder conservatieve maatstaven moet hanteren bij de beoordeling

ring van de binnenlandse markt” (een
idee dat officieel door de regering wordt
nagestreefd) of potentiele conflicten met
de EG. De zaak wordt gepresenteerd alsof er bijna niets bijzonders aan de hand
is, alsof vader staat de zorgzame kapitalist is, die op zijn privecollega het voordeel heeft niet op kortstondig winstbejag
te hoeven letten.
Volgens een minder geautoriseerde
maar niet minder invloedrijke bron — in
dit geval gaat het om de speciale adviseur
van Mitterrand, Jacques Attali — moet
de reorganisatie van de Franse economie
rondom de nationalisatie volkomen
worden losgedacht van het marxisme.
Zijns inziens ligt de rechtvaardiging der
nationalisaties in de gebiedende noodzaak de vicieuze cirkel van de huidige
economische crisis te doorbreken. Die
doorbraak kan worden bereikt door reorganisatie van het kapitalistische sys-

van de kredietwaardigheid van clienten

teem, dat ,,in Californie, Japan en elders

en meer moet letten op hun potentieel op
lange termijn. Hij heeft er echter niet bij

rondom de Stille Oceaan” bewijst dat het
kan functioneren. De reorganisatie moet

Er is overigens geen reden voor over-

haasting. Met de nationalisaties stelt
Mitterrand de essentiele politieke daad,
die van de leider van ,,la France socialiste” werd verwacht. Een goed gebruik van
de nationalisaties is een zaak van lange
adem, en in de eerste plaats afhankelijk
van de goede wil der betrokken partijen.
Van regeringszijde zijn tot nog toe
vrijwel geen verklaringen afgelegd over
de beleidsinstructies, waaraan de genationaliseerde bedrijven en banken zich
voortaan zullen moeten onderwerpen.

Er wordt kennelijk de voorkeur aan ge-

gezegd of de banken een ander winstcri-

derhalve, evenals in vroegere crisisperio-

terium mogen hanteren wanneer zij eenmaal zijn genationaliseerd. Over de

den, worden gebaseerd op drie krachtvelden: het incorporeren van de nieuwste
technologie, de financiering daarvan en
ten slotte de uitwerking van een sociale
en culturele consensus ten aanzien van
de komende veranderingen.
De basisgedachte van de nationalisaties is, in deze conceptie, de leidende rol

vraag of de banken een ,,sociak” politiek
moeten gaan voeren naar gelang een bepaalde bedrijfstak speciale noden heeft,
is door Delors niets gezegd.
Mogen we de minister van Industrie
Dreyfus geloven, dan zal de regering een
zeer liberate delegatiepolitiek tegenover

van de staat. De staat moet het terrein

vrijmaken voor de nieuwste technologic

In vijftien branches zijn inmiddels zulke

(vandaar de keuze der genationaliseerde

overeenkomsten gesloten, bij voorbeeld

ken zal opdragen dit namens hem te
doen, via rentevoordeel of anderszins.

bedrijven, die ieder een belangrijke tech-

in de meubelindustrie, de leersector, de

Zoals hierboven is opgemerkt, is het de

nologische ,,filiere” vertegenwoordigen),
de vereiste maatregelen nemen voor de
financiering van die activiteiten (nationalisering van het krediet en organisatie
van de geld- en kapitaalmarkt) en de staat
moet voorop lopen op het gebied van
sociale en culturele vernieuwing (onder
De Gaulle en Pompidou hebben de genationaliseerde ondernemingen al een er-

textielindustrie en de gereedschappenindustrie. Met uitzondering van de leerovereenkomst is de inhoud van deze akkoorden niet of onvolledig gepubliceerd.
Over de leerovereenkomst bestaat, ook
in Nederland, gerechtvaardige ongerust-

bedoeling dat de overheid overeenkomsten met de genationaliseerde vennoot-

kend sociaal voorbeeld gegeven). Maar

die leidende rol houdt ook een bijzondere
verantwoordelijkheid in voordeparticu-

liere bedrijven die van de genationaliseerde sector afhankelijk zijn: ,,de sleutel
van een efficiente industriepolitiek is de
stimulering die de openbare sector op de
privesector uitoefent”.
Tot zover het commentaar van Delors,
Dreyfus en Attali. Geen van deze zegslieden trekt Frankrijks trouw aan de

heid: een Franse importeur zal geen im-

portvergunning krijgen als hij niet kan
aantonen in bepaalde mate op Frans leer
te zijn overgegaan, terwijl fabrikanten
onder dezelfde sanctie hun export moeten vergroten. Is dit de manier om de

leerindustrie voor een steeds verdere
terugval te behoeden? Op welk moment

kan of moet Brussel ingrijpen? Waar ligt
de grens van hetgeen Frankrijk nog kan
doen volgens de letter van de spelregels,
waar de geest al wordt geschonden?
En wat te zeggen van de algemene
nationalisatiepolitiek? Hierboven is

Gemeenschappelijke markt in twijfel en
aldus wordt impliciet ontkent dat maatregelen in overweging zijn die in strijd
kunnen komen met de Franse verplich-

vastgesteld dat de strijd tegen de werk-

tingen. De socialisten zijn inderdaad aan

aanzien van de banken en de genationaliseerde bedrijven zal berusten op een
perspectief van geleide economische
groei, sterke investeringen en, aanvankelijk, een verbod op het ontslag van overtollig personeel. Het hoofddoel voor

de Europese samenwerking gehecht en

zouden deze graag zien uitgebreid in de
sociale hoek (werkgelegenheid, werktijd,

verbetering van arbeidsomstandigheden
enz.).

loosheid het grote ,,Leitmotiv” van de
nationalisaties is. Men kan derhalve verwachten dat het toekomstige beleid ten

Toch kan men zich moeilijk aan de in-

1982 is de verdere verslechtering der

druk onttrekken dat de toepassing van

werkgelegenheid een halt toe te roepen
(op het ogenblik bedraagt het aantal

Frankrijks nieuwe economische politick

problemen met ,,Brussel” zal veroorzaken. Die moeilijkheden kunnen uit
tweee’rlei bron voortkomen: de politick

van

,,herovering der

binnenlandse

markt” en de algemene toepassing van de

nationalisatiepolitiek.

werklozen twee miljoen, d.w.z. 7,4%) en
in 1983 aan een verbetering van de situa-

schappen tekent, waarin het stramien

voor de ,,nieuwe politick” is vastgelegd.
Het mag echter onwaarschijnlijk.worden

geacht dat in die overeenkomsten een zo
gevoelig probleem als subsidie of quasi
-subsidie met zoveel woorden wordt omschreven. Het is daarentegen wel te verwachten dat deze overeenkomsten expliciet melding maken van in het Nationale
Plan verwerkte streefcijfers en marktpercentages (hier duikt de ,,herovering van
de binnenlandse markt” weer op).

Het gevaar van protectionisme is vanzelfsprekend aanwezig. Binnen de Franse regering heersen hieromtrent twee
scholen; het is allerminst zeker dat de liberalen het pleit zullen winnen. Het is
dus mogelijk dat de EG harde vragen zal
moeten stellen, tenzij de Fransen zelf het
initiatief nemen en een zeker protectionisme binnen de gemeenschappelijke
markt en tegenover derde landen zullen
trachten af te dwingen. Onderwijl doen
Frankrijks partners er goed aan een zo
duidelijk mogelijk beeld te krijgen vande

plannen der regering in Parijs.
De reorganisatie van de Franse economic is een belangrijke gebeurtenis in de
gemeenschappelijke markt … ,,une affaire a suivre”.

A. H. D. Ingen Housz

tie toe te komen (over anderhalf jaar
zouden de eerste grote investeringen der
genationaliseerde bedrijven een gunstig

effect op de arbeidsmarkt krijgen). Maar
het zou verbazingwekkend zijn als deze

Het gevaar van protectionisme
Het heeft eigenlijk nauwelijks zin onderscheid te maken tussen sectorsgewijze

nieuwe politick in Frankrijk in de praktijk geen marktbeschermende effecten
zou bevatten.
De Franse regering zal er hoogstwaarschijnlijk voor terugschrikken haar glo-

,,herovering van de binnenlandse markt”

bale nationalisatiepolitiek duidelijk on-

en de algemene nationalisatiepolitiek die

der woorden te brengen en in cijfers te
vertalen. Zij heeft er immers geen belang
bij zich bij voorbaat op het Europese be-

kan leiden tot concurrentievervalsing
binnen de EG. Het gestelde doel is in

beide gevallen hetzelfde: behoud en uitbreiding van werkgelegenheid. ,,Hoe
kunnen wij Fransen de gevolgen aanvaarden van de internationale arbeidsverdeling, die wordt beslist door het
kapitalisme der multinationals en van
nature Frankrijk vreemd is?”, zo vroeg

Mitterrand zich onlangs voorde televisie
af. ,,Gaan wij aanvaarden op eigen terrein te worden verslagen? Gaan wij niet
onze binnenlandse markt heroveren?

klaagdenbankje te laten zetten. Het ligt
voor de hand dat stap voor stap te werk
zal worden gegaan en eerst de meest urgente zaken zullen worden aangepakt.
Zo laat zich denken dat in eerste aanleg

aandacht zal worden geschonken aan
drie genationaliseerde bedrijven die diep
in de rode cijfers staan: de staalbedrijven
Usinor en Sacilor en het textielconcern

Rhone-Poulenc.
Na deze eerste ervaringen (die overi-

Daarvoor hebben we de modernste indu-

gens niet nieuw zijn gelet op de quasi-

strie en technologic nodig (.. .)”.
Eerst een paar woorden over de herovering van de binnenlandse markt.
Sedert de herfst heeft de regering de leiding genomen van sectoriele onderhandelingen, waarbij het er veelal om ging de
toekenning van subsidies te binden aan
,,marktheroverende” verbintenissen van
de betrokken fabrikanten en handelaren.

nationalisatie van de staalindustrie onder de voorgaande regering en de verstrekkende steun die Rhone-Poulenc al
eerder heeft ontvangen) zal de overheid
zich nader inlaten met de andere genationaliseerde bedrijven en de rol van de

ESB 20-1-1982

banken. Op dit moment staat allerminst

vast dat de staat de bedrijven ruimschoots zal gaan subsidieren of de ban73

Auteur