Redactioneel
Albert Jolink
Hoofdredacteur ESB
a.jolink@sdu.nl
Weg
Weg. Even helemaal weg. Even helemaal weg van
alles en iedereen. Ook weg van marktwerking in de
zorg, in de huurwoningen, in de watervoorziening.
Sowieso weg van markten, beurscrises, aanleg van
de hoofdpijnlijn van Aannemer tot Bankroet.
En bij terugkomst… namen, telefoonnummers, passwords: allemaal weg. Hoe meer weg, hoe beter de
vakantie is geweest, hoe meer je collegae je zullen
prijzen voor de goed gekozen vakantie, ver weg. Heel
even mag het nog, het wegdrijven in een collectieve
amnesie. Dit keer geen zuinige berekening van het
welvaartsverlies, maar wegdromen van hoe we weg
zouden gaan bij deze baas (en ons zouden verrijken aan wijnimporten of desnoods de verhuur van
waterfietsen op het lago di fantasia). Totdat ook alle
vakantieuitspattingen een uitweg hebben gevonden
in een taalcursus Italiaans of Portugees, of gewoon
weggestopt zijn, tot volgend jaar. Weg.
Wat nog niet weg is zijn de ervaringen die langzaam overgaan in mooie verhalen, ‘we gingen weg
en toen…’, tot het verhaal een algemene gedaante
begint te krijgen: Er was eens… Zo ook deze.
Er was eens… een monopolist. Hij was goed voor
zijn klanten, uiteraard zolang de periodieke aankopen maar werden gedaan. De meeste mensen wilden
graag hun geld aan de monopolist geven omdat ze
wisten dat in geval van nood ze op zijn hulp konden
rekenen. Hoewel de tarieven regelmatig omhoog
gingen werd er niet gemord door het klantenbestand
want uiteindelijk wil je als consument er toch graag
bij horen. Zo was iedereen blij en gelukkig en had de
situatie nog lang kunnen blijven voortduren.
De markt van de monopolist grensde aan een grote
berg en aan de andere kant van de berg kende men
geen monopolisten; daar waren veel aanbieders en
was iedereen gelijk, hoewel sommigen iets meer
gelijk waren dan anderen. In de markt aan de andere
kant van de berg kon iedereen zelf wel goed hulp
bieden en had men geen monopolist nodig in gevallen van nood en rampspoed. Men hield ook niet zo
van monopolisten want die zouden maar heel inef
ficiënt zijn en daar was men niet zo gelukkig mee.
Ook hier was iedereen blij en ook deze situatie had
nog lang kunnen blijven bestaan.
In het land van de monopolist kwamen steeds meer
stemmen uit de markt dat monopolies niet goed zijn.
Monopolyen maakt je lui en is maar geldverspilling,
zo werd gezegd. De monopolist hield vol dat hij toch
echt heel hard moest werken om iedereen in nood te
helpen maar dat mocht niet baten. Op een gegeven
dag stond er iemand in de markt op die zei dat zij
ook mensen in nood ging helpen, uiteraard tegen betaling. Concurrentie noemen ze dat, zo werd gezegd.
En zo was er geen monopolist meer maar waren
er zomaar duopolisten die konden helpen als je in
nood was of met pech langs de straat stond, misschien wel in het donker of in de regen. Sommigen
dachten al stiekem na over een derde hulpverlener of
misschien zelfs een vierde, een vijfde of een zesde;
uiteindelijk net zoveel als er consumenten zijn zodat
uiteindelijk iedereen zich zelf hulp kan geven, net als
aan de andere kant van de berg.
In het land van wat eens de monopolist was geweest
werden een keer per jaar alle hamers en beitels en
zagen en al het andere gereedschap neergelegd en
trokken alle consumenten massaal de berg over, om
uit te rusten, zo werd gezegd. Aan de andere kant
van de berg scheen vaak de zon zodat het leven al
gauw zorgelozer leek, en ook het landschap en de
mensen leken allemaal erg blij. Er werd gezegd dat
concurrentie blij maakt en dat leek dus wel te kloppen. De consumenten van wat eens een monopolist
was geweest konden nu ook ervaren hoe het is om
onder het juk van de monopolist uit te komen en te
ervaren hoe efficiënt concurrentie echt is.
En toch viel de praktijk niet altijd zo uit als werd
verwacht. Soms stond je als vakantieganger zomaar
langs de weg en werd je helemaal niet geholpen, of
werd je naar een garage gebracht waar men dan heel
moeilijk ging kijken en dat wel vijf dagen kon volhouden, zodat uiteindelijk je met een heel ander vervoermiddel verder moest gaan reizen, op kosten van de
ex-monopolist natuurlijk. Eigenlijk was concurrentie
helemaal niet zo efficiënt want wat de monopolist van
hulp wist dat wisten al die enkelingen aan de andere
kant van de berg niet. En zo gebeurde het dat de
vroegere monopolist Ed en Cees en heel veel andere
mensen in gele wagentjes de berg over stuurde om
hulp te gaan geven aan de vakantiegangers. Ed en
Cees wisten niet alleen heel veel meer dan alle concurrenten bij elkaar maar zo bespaarden zo heel veel
geld. En zo leefde de monopolist, nou ja duopolist
dan, nog lang en gelukkig. Tenminste… in dit verhaal.
Gelukkig gaan sommige instituties niet weg, al moet
je er soms wel even op wachten. Ed en Cees bedankt! En het geloof in marktwerking? Dat is nu even
weg.
ESB
7 september 2007
515