Redactioneel
Eva Niesten
Redacteur ESB
e.niesten@sdu.nl
L’état, c’est moi
De Franse president, Nicolas Sarkozy, stelde onlangs
dat hij “niets heeft met economische theorieën, maar
liever doet wat werkt†(NRC, 7 juli). De ‘economische
theorieën’ verwijzen naar het idee dat concurrentie
en vrije handel leiden tot een verhoogde efficiëntie en
een grotere productiviteit. Met deze opmerking spreekt
Sarkozy zich indirect uit tegen een van de belangrijkste pijlers van de Europese Unie, namelijk het creëren
van een interne, Europese markt waarbinnen een vrije
handel van kapitaal, goederen en diensten kan plaatsvinden. Deze afkeer van vrije handel als uitgangspunt
werd ook duidelijk tijdens een recente top van EU-leiders over de Europese grondwetscrisis. De Franse delegatie kreeg het voor elkaar om “vrije en onvervalste
mededinging†als doelstelling uit een nieuw Europees
verdrag, dat de verworpen grondwet moet vervangen,
te schrappen (NRC, 27 juni en 2 juli).
De vraag is wat Sarkozy bedoelt als hij zegt dat hij
liever doet wat werkt. Hij blijkt de voorkeur te geven
aan protectionisme. Hij stelde onlangs dat “bescherming niet langer taboe is†en dat “protectionisme
de toekomst heeft†(NRC, 27 juni en 2 juli). In de
economische wetenschap wordt protectionisme – het
bevoordelen van nationale bedrijven ten opzichte
van buitenlandse bedrijven – een aantal negatieve
gevolgen toebedeeld, zoals een grotere inefficiëntie
en duurdere producten van een lagere kwaliteit. Het
Franse protectionisme wordt echter gecombineerd
met een tweetal factoren die dit protectionisme
mogelijk meer succesvol maken dan op basis van de
theorie kan worden verwacht.
Ten eerste gaat het protectionisme samen met het stimuleren van de groei van de Franse economie door de
vele overnames van buitenlandse bedrijven. Onlangs
is het Nederlandse Rodamco, eigenaar van een groot
aantal winkelcentra, verkocht aan het Franse Unibail.
De Franse yoghurtfabrikant Danone werd een aantal
jaar geleden beschermd door de Franse staat tegen
een Amerikaanse overname. Maar Danone koopt mo-
menteel het Nederlandse Numico voor twaalf miljard
euro. Ten tweede, en zoals ook deze voorbeelden
illustreren, wordt Frankrijk omringd door landen, zoals
Nederland, die minder gebruikmaken van protectionistische strategieën en die het streven naar vrije handel
centraler stellen. Nederland gaat uit van het idee
van concurrentie tussen gelijkwaardige spelers in
een nationale markt, terwijl Frankrijk zich realiseert
dat Europa in de toekomst gevormd zal worden door
concurrentie tussen de grootste spelers.
Deze tegenstelling tussen de Franse protectionisten
en de Nederlandse kleinschaligheid heeft als belangrijk gevolg dat de Franse staat een invloed krijgt op
het Nederlandse publiek belang. De Franse staat kan
namelijk eigenaar worden van geprivatiseerde bedrijven in Nederland en andere EU-lidstaten. Het Franse
vervoersbedrijf Transdev neemt het Nederlandse
busbedrijf Connexxion over. Hiermee komt het overgrote deel van het busvervoer in Nederland in handen van Franse bedrijven. In onder andere Limburg,
delen van Brabant, Zeeland en Overijssel rijdt het
Franse Veolia. Transdev is in handen van twee grote
Franse bedrijven, het metrobedrijf RATP en de
investeringsmaatschappij Caisse des Dépôts (NRC,
3 juli). De aandeelhouder van deze twee Franse
bedrijven is de Franse staat. Suez is een Franse
holding die elektriciteit en gas produceert en verhandelt, en aan watervoorziening en afvalverwerking
doet. Gaz de France (GDF) is sinds kort onderdeel
van Suez, en een nieuwe speler op de Nederlandse
energiemarkt. 89 procent van de aandelen van GDF
zijn in handen van de Franse staat. Suez is sinds
november 2005 ook eigenaar van het Belgische
energiebedrijf Electrabel en de Nederlandse afvalverwerker SITA. Electrabel biedt energie aan op de
Nederlandse markt, en is zelfs eigenaar van Rendo,
een Nederlandse beheerder van elektriciteit- en
gasnetwerken. Deze twee voorbeelden van sectoren
die traditioneel rekening houden met het belang van
het publiek zijn nu deels in handen van de Franse
staat. De Franse staat zal wel het Franse publiek belang willen beschermen, maar als aandeelhouder in
Nederland is de Franse staat vooral gericht op haar
eigen financiële belang en heeft daarom waarschijnlijk minder oog voor het Nederlandse publiek.
De Europese integratie heeft met de protectionistische instelling van Frankrijk een nieuwe fase ingeluid waarin integratie vooral betrekking heeft op de
inlijving in de Franse belangen. Als de economische
theorie al een voorspelling van de uitkomsten van
economische integratie zou hebben gegeven dan was
het zeker niet een inlijving van particuliere bedrijven
door een vreemde mogendheid. Wat dat betreft is
het standpunt van Sarkozy over economische theorieën goed te begrijpen; wat nog ontbreekt, is de uitspraak van een van zijn voorgangers, Lodewijk XIV:
L’état, c’est moi!
ESB
27 juli 2007
451