ROLF SCHÖNDORFF
Voorheen hoogleraar
algemene economie Universiteit van Amsterdam
reactie
Reactie op:
Eindexamen 2007 Economie: Adam wie?
Collega Van Damme bespreekt in zijn column in
ESB 4512 van 15 juni opgave 4 van het eindexamen economie vwo. Een opgave over de prijs
van stilte. Terecht heeft Van Damme kritiek op de
manier waarop het begrip ‘welvaart’ in die opgave
wordt gebruikt. Welvaart in de ruime betekenis gaat
over de mate waarin de behoeften van consumenten zijn bevredigd door het gebruik van schaarse,
alternatief aanwendbare middelen. In de opgave
wordt ten onrechte een beperkt welvaartsbegrip
gebruikt, omdat men alle welvaartseffecten op
geld poogt te waarderen. Het hoeft geen betoog
dat er tal van behoeften van consumenten zijn die
niet in euro’s kunnen worden uitgedrukt. Zoals de
behoefte aan een leefomgeving die niet verstoord
wordt door stank, geluidhinder, vernield landschap
en veiligheidsrisico’s. In de bespreking van opgave 4 door collega Arnold Heertje op Kennisnet
(fora.kennisnet.nl/viewthread.php?tid=10838) is
een en ander nog eens duidelijk naar voren gebracht.
Het is buitengewoon verheugend te kunnen vaststellen dat collega Van Damme zich blijkens zijn betoog
heeft bekeerd tot het ruime welvaartsbegrip. Hij
voert ons daartoe 231 jaar terug naar Adam Smith.
Daar is op zichzelf niets tegen, maar een verwijzing
naar het vigerend eindexamenprogramma eindterm
53 zou voldoende geweest zijn. In deze eindterm
wordt welvaart ruim gedefinieerd als de mate van
behoeftebevrediging. Vanwege de misverstanden
terzake wordt in die eindterm nog eens nadrukkelijk
de beperkte betekenis van het nationaal product als
welvaartsmaatstaf geformuleerd. De kritiek van Van
Damme op deze eindterm (er wordt ‘impliciet iets
dat lijkt op een definitie gegeven’) is onbegrijpelijk
en onterecht. Zijn kritiek zou zich moeten richten op
de wijze waarop met welvaart wordt omgesprongen
in het voorstel voor een nieuw examenprogramma
economie, gepubliceerd door de Commissie Teulings.
Daarin staat terecht dat het bbp een te beperkte
maatstaf voor welvaart is. Maar, en daar gaat het
voorstel inzake een voor de economie zo wezenlijk
begrip de mist in: Welvaart wordt gedefinieerd als de
som van het consumenten- en producentensurplus.
Dus gaat het uitsluitend over op geld waardeerbare
zaken. Een gemonetiseerd welvaartsbegrip, waar Van
Damme bij zijn bespreking van genoemde opgave
4 terecht bezwaar tegen maakt. De vraag komt op
waarom hij destijds die bezwaren niet naar voren
heeft gebracht binnen de programmacommissie
Teulings, waar hij lid van was. Zou er sprake zijn van
voortschrijdend inzicht? Dan kan de vlag, door Van
Damme halfstok gehangen, weer voluit.
Collega Schöndorff meent dat ik mij bekeerd heb tot
het ruime welvaartsbegrip, dat betrekking heeft op de
mate waarin de behoeften van consumenten bevredigd
zijn. Ik moet hem teleurstellen. Van bekering is geen
sprake. Ik heb nooit een ander welvaartsbegrip geleerd,
nooit een ander gebruikt, nooit een ander gedoceerd.
Mijn column bekritiseerde het huidige examenprogramma economie, dat het kernbegrip welvaart niet
eenduidig definieert, maar op inconsistente wijze
hanteert. Het programma neemt onvoldoende stelling
tegen het idee dat bnp per capita een welvaartsmaat
is en laat leerlingen bijgevolg in verwarring achter,
en met een volledig verkeerd idee over waar het in
de economie om gaat. Ik verwijs naar Van den Bergh
(2005) voor verdere discussie en voor een betoog hoe
schadelijk de resulterende misverstanden kunnen zijn.
De opgave over geluidshinder op het examen van dit
jaar levert een goede illustratie. Het is onthutsend
te moeten constateren dat de belangrijkste bate van
een luchthaven, het reizigerssurplus, daarin niet
eens wordt genoemd. Het nieuwe programma dat het
consumentensurplus voor de welvaart centraal stelt is
een verbetering en zal dergelijke fouten vermijden.
Schöndorff stelt: “Het behoeft geen betoog dat er
tal van behoeften van consumenten zijn die niet in
euro’s kunnen worden uitgedruktâ€. Dat behoeft wel
betoog. Sterker: de bewering is onjuist. De waardering voor een schone, stille, mooie en veilige leefomgeving kan, als gebruik wordt gemaakt van moderne
economische technieken, wel in geld worden
uitgedrukt; zie bijvoorbeeld Hanemann (1994) of
Viscusi (2006). Het kan theoretisch, en het kan ook
praktisch, mits de nodige voorzorgen in acht worden
genomen. Natuurlijk, er zijn valkuilen, maar zelfs
de middelbare scholier kan daarop attent gemaakt
worden. Dit is precies wat de programmacommissie
Teulings beoogt. Economie gaat over meer dan geld
alleen, maar er is meer dat in geld kan worden uitgedrukt dan collega Schöndorff bereid is toe te geven.
Naschrift
ERIC VAN DAMME
LITERATUUR
Bergh, J. van den (2005) BNP, weg ermee. ESB, 90(4475), 502-505.
Hanemann. W.M. (1994) Valuing the environment through
contingent valuation. Journal of Economic Perspectives, 8(4), 19-43.
Viscusi, W.K. (2006) Monetizing the benefits of risk and
environmental regulation. AEI-Brookings Joint Center for
Regulatory Studies, Working Paper 06-09.
ESB
27 juli 2007
477