Ga direct naar de content

Proza in China

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 7 2005

prikkel

Proza in China
Joop Hartog
Hoogleraar algemene economie
aan de Universiteit van Amsterdam.
j.hartog@uva.nl

L

ook, pissing godsâ€. Ik stond met
mijn Japanse gastheren op het
balkon van een hotel, aan de rand
van de oceaan, in een warme nevelige nacht, een jaar of tien terug.
Ik vond het een poëtisch beeld,
pissende goden, voor een warme
nevelige nacht. Helaas, mijn gastheer verduidelijkte zijn uitspraak: “Pissing gods? Fishing boats!â€. In de nachtelijke nevel
schoven wat vissersboten voorbij, of ik die wel zag. Poëzie als
misverstand.
Nu verblijf ik op de campus van Peking University en weer
worden mijn indrukken gefilterd door een taalprobleem. Ik
spreek geen Chinees en heb geen geleerde studie van China
gemaakt. Ik zit hier alleen om mijn dans op de punt van
de naald te doen en dat te delen met zeer geïnteresseerde
Chinezen. Ondertussen waaien de indrukken mij aan. Het zijn
meest ongeverifieerde registraties. Ze zijn nergens aan getoetst,
betrouwbaar als een gedicht, niet meer waard dan een persoonlijke observatie.
Je denkt bij China al gauw aan poëzie door die wonderlijke
naamgevingen: het Huis van de Geurende Kruiden, de Zaal van
de Verspreiding der Wolken, de Tuin van de Harmonie en het
Genoegen. Maar ik moet ook op een andere manier aan poëzie
denken. Het socialisme heeft veel kunstenaars geïnspireerd.
Eind negentiende, begin twintigste eeuw werd de komende
broederschap der mensheid lyrisch tegemoet gezien. Cuba,
Fidel, Che: ook bij ons zijn ze letterlijk en figuurlijk bezongen.
Het idealisme, de goede bedoelingen en de saamhorigheid
hebben zeer inspirerend gewerkt. Simone de Beauvoir zag ook
poëzie toen ze in 1955 Peking bezocht. “Of je het nou leuk vindt
of niet, in Peking hangt blijdschap in de luchtâ€. Zelfs de uniforme
kleding vindt ze prachtig: “Feit is dat in Peking blauwe bloesjes en
jasjes zo onvermijdelijk schijnen als zwart haar, de twee kleuren
passen zo prachtig bij elkaar, mengen zo gelukkig met licht en
schaduw van de stad dat er momenten zijn dat je zou denken dat
je in een schilderij van Cezanne loopt†(De Beauvoir, 1957).
Kapitalisme is van de zwijgende meerderheid. De artistieke
verbeelding heeft zich vooral op de nadelen gestort. In China
zien ze de problemen wel, maar genieten ze toch vooral van de
zoete vruchten van het kapitalisme. Overal om je heen ervaar
je de ontwikkeling. Het kraakt en knispert, alsof een kuiken uit
zijn ei stapt. China is in korte tijd twintig plaatsen gestegen op
de wereldranglijst van inkomen per hoofd. De export is dit jaar
al met twintig procent toegenomen, overinvestering is een bron
van zorg. Het land barst van de ambitie. De regering mikt in
haar planning op een mondiale toppositie in de biotechnologie
en wil minder worden belemmerd door de Verenigde Staten bij
“

452

ESB 7-10-2005

haar export van high-tech producten. Optreden voor studenten
is hier een feest. Ze zuigen de kennis uit je op, bereiden zich
terdege voor en stellen zeer gerichte vragen. Dunne, breekbare
meisjes, rank als een fijne pentekening, schuifelen je werkkamer binnen en praten begeesterd over hun ambitie om met
onderzoek bij te dragen aan de ontwikkeling van het achterblijvende platteland. Op zaterdag en zondag staan lange files op de
campus, als de MBA-studenten in de glanzende automobielen
die de marktsector hen brengt, ’s avonds om zes uur weer naar
huis willen rijden. De scholingsgraad is stevig gestegen, vooral
in de steden, daarbij geholpen door de drastische bevolkingspolitiek. De restrictie tot één kind per gezin maakt opleidingen
voor ouders beter betaalbaar, waardoor de sociale ongelijkheid
in onderwijsdeelname duidelijk is gedaald. Elke dag brengt
nieuwe deregulering. Private investeerders mogen nu onbeperkt
deelnemen in provinciale overheidsbedrijven. De amusementssector wordt vrij toegankelijk voor buitenlandse bedrijven,
zonder voorafgaande licentie, zodat ook niet langer een derde
van de kaarten vrij beschikbaar hoeft te zijn voor de ambtenaren. De materiële vooruitgang is tastbaar. Het wemelt op straat
weliswaar van de gammele oude fietsen en roestige autobussen,
maar oude personenauto’s zie je niet: de komst van de auto is zo
recent dat er alleen maar glanzende exemplaren rondrijden.
De zorgen worden luxer. “Heb je al gegeten?â€, was ooit een
gangbare begroeting: Nu is de eerste zorg van mensen hun
gezondheid en zijn er talloze privé-klinieken voor een check-up.
In de krant bejubelen cliënten impliciet de voordelen van de
markteconomie als ze uitleggen hoeveel sneller en efficiënter die
klinieken zijn dan de ziekenhuizen van de staat.
De verschuiving van socialisme naar markteconomie brengt
onvermijdelijk een accentverschuiving van verdeling naar
doelmatigheid. De ongelijkheid tussen stad en platteland is
fors. In de jaren negentig is de inkomensongelijkheid minstens
vijftig procent toegenomen, zowel tussen opleidingsniveaus
als daarbinnen. Het socialisme heeft geen erfenis aan het volk
nagelaten in de vorm van gratis verplicht onderwijs en toegankelijke medische zorg voor iedereen. De lokale overheden
hebben onvoldoende middelen om het onderwijs te financieren
en vullen het tekort op slinkse wijze aan door allerlei verkapte
heffingen in te voeren. Gezondheidszorg wordt vooral door de
werkgever betaald en die komt lang niet altijd zijn verplichtingen na. Vooral op het platteland is de particuliere verzekering
voor velen onbetaalbaar. Grote delen van de bevolking zijn niet
verzekerd tegen ziektekosten en het beste onderwijs is alleen
toegankelijk voor wie het betalen kan. Zo krijgt het nieuwe
China onder leiding van de communistische partij verrassend
Amerikaanse trekken.
Voor de zegeningen van de markteconomie zijn geen gedichten geschreven en geen aria’s gezongen. Of toch? Ik hoorde op
de televisie een operazangeres, met ondertiteling: “Ik werkte
op het land, ik hoorde een geluid, ik keek op en wat zag ik? Een
tractor!â€. â– 

Literatuur
Beauvoir, S. de (1957) The Long March. London: Phoenix Press.

Auteur