Ga direct naar de content

Pijn is fijn

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 28 2000

Pijn is fijn
Aute ur(s ):
Jonkhoff, W. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4262, pagina 513, 23 juni 2000 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Knarsetandend moeten beursgenoteerde bedrijven toezien hoe hun winsten dalen 1. De ongeveer 150 niet-financiële beursgenoteerde
ondernemingen in Nederland zagen hun gezamenlijke winst krimpen van ongeveer 42 miljard gulden in 1997 tot 32,6 miljard vorig
jaar. En dat terwijl de koersen nog immer zeer hoog zijn.
In een licht alarmerend commentaar voegt Frank Kalshoven daar aan toe dat ook financiële ondernemingen, die het op het eerste gezicht
beter lijken te doen, in feite meedelen in de malaise; een groot deel van hun winst komt immers voort uit koerswinsten behaald met
beleggen 2. Kalshoven voert aan dat op de goederenmarkt de consument de macht grijpt. Die wordt daarbij gesteund door, ten eerste, de
overheid. Er moet tegenwoordig geconcurreerd worden. Daar ziet de overheid op toe. Ten tweede helpt het internet de consument bij de
jacht naar surplus. Consumenten verenigen zich op het web om kwantumkortingen te bedingen, en vergelijkend warenonderzoek wordt
er volop gedaan.
Theoretisch gezien leidt een volkomen concurrerende markt tot een winst van nul. We zouden die situatie nu angstvallig dicht genaderd
zijn. De arbeidsmarkt werkt namelijk ook al niet mee – veel te krap. Alleen de kapitaalmarkt is de ondernemer goed gezind. Het is
vooralsnog goedkoop investeren. Kortom: omzet stagneert en arbeidskosten lopen op. De winsten worden dus door een dubbelzijdig
snijdend mes uiteengereten. Dat doet pijn en gezien de hoge beurskoersen lijkt een speldenprik voldoende voor implosie van het
bedrijfsleven.
Maar deze pijn is minder schrijnend dan ze lijkt. Volgens de jongste cijfers van het cbs zullen de investeringen gedaan door industriële
bedrijven dit jaar met 22 procent groeien, iets dat de afgelopen vijftien jaar niet is voorgekomen 3. Aangenomen dat de groep van
ondernemingen in de industrie in hoge mate overlapt met de groep beursgenoteerde ondernemingen, krijg je het idee dat ondernemers de
meest solidaire mensen in de samenleving zijn: terwijl hun nering op instorten staat willen ze, onverdroten, extra investeren, belasting
betalen en werk geven.
Uiteraard is een dergelijk beeld van een ondernemer (of willekeurig welk economisch individu) onzin. Men investeert als men van dit
investeren positieve opbrengsten verwacht en ondernemers willen Nederland niet verlaten. Dat is niet verrassend – vorige maand nog
werd het ondernemersklimaat in Nederland uitgeroepen tot het beste ter wereld. Daarbij werden met name de taalvaardigheid van de
werknemers, de politieke rust en de geografische positie geroemd; hiervan is in meer of mindere mate te verwachten dat ze constant
zullen blijven. Een minder zekere factor is het bestedingsgedrag van de Nederlander. De koopgekte van de laatste tijd lijkt echter
gesteund te worden door de gemiddelde koopkrachtstijging van vijf procent die het nieuwe belastingplan zal opleveren.
Een logischer verklaring voor gelijktijdige winstdaling, investeringengroei, toegenomen concurrentie en stijgende lonen is dat
ondernemers een prikkel krijgen om arbeid door kapitaal te gaan vervangen. Daartoe moet het inzetten van kapitaal aan twee
voorwaarden gaan voldoen: de kapitaalproductiviteit moet hoog genoeg zijn om de investering terug te betalen en de verwachte bate
van de investering moet hoger zijn dan die van het investeren in arbeid.
Concreet zal deze vorm van substitutie de automatiseringsgolf versnellen. De gemiddelde leeftijd van kapitaalgoederen zal immers
afnemen en nieuwere technieken zullen worden geadopteerd. Dat is een goede zaak; het houdt het Nederlandse productieproces bij de
tijd. De technologische ontwikkeling in de ict-sector noopt daartoe; wie technologisch achterblijft, kan de productiviteit minder
opkrikken dan anderen en creëert dus een comparatief nadeel.
Bij arbeid die door kapitaal kan worden vervangen moeten we vooral denken aan dat deel van de arbeid dat geautomatiseerd kan worden,
waar geen besluitvorming vereist is en waar geen gecompliceerde keuzes hoeven worden gemaakt (bijvoorbeeld een economische
schaarste-overpeinzing). De substitutie is dus vooral vervelend voor productiemedewerkers (denk aan loketpersoneel bij banken), maar
op de langere termijn zelfs gezond voor hun productiviteit. Hoe eerder de vrucht van technologische vooruitgang wordt geplukt, hoe
eerder zij er het slachtoffer van zijn en hoe eerder zij zich kunnen toeleggen op het aanbieden van andersoortige, meer lonende arbeid.
Bovendien kan de arbeidsmarkt enigszins tot rust komen, omdat er minder arbeid gevraagd zal worden. Een extra voordeel van substitutie
van arbeid door kapitaal.
In een situatie van volledige concurrentie is het normaal dat winsten nul zijn en consumenten hun volledige surplus krijgen. Het is
vreemd dat in een periode waarin een theoretisch unicum dichterbij lijkt dan ooit, dit als pijn wordt ervaren terwijl er zulke heilzame
werkingen vanuit kunnen gaan. Economische pijn is bedoeld als waarschuwing en komt voor in drie soorten: acute pijn (denk aan een
beurskrach), zeurende pijn (belangengroepen en kartels) en prikkelende pijn. De laatste waarschuwt dat het, indien juist behandeld, beter

zal gaan

1 F. Kalshoven, Hoge lonen doen winst fors dalen, de Volkskrant, 17 juni 2000.
2 Idem, Bedrijven lijden pijn, de Volkskrant, 17 juni 2000.
3 Investeringen industrie naar recordniveau, Het Financieele Dagblad, 17 juni 2000.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur