Ga direct naar de content

Parlement, politie en justitie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 25 1995

Parlement, politic en justitie
De volksvertegenwoordiging stelt de wetten vast, de
regering voert ze uit, en de rechterlijke macht controleert of iedereen zich eraan houdt. Dat de parlementaire enquete naar de opsporingsmethoden van justitie en politic gaandeweg spannender werd, komt
mede omdat aan het licht kwam dat het met deze
scheiding der machten niet goed is gesteld. Zonder
adequate wetgeving stelde de uitvoerende macht
haar eigen regels. Met de commissie-Van Traa tracht
de Tweede Kamer nu om haar primaat te herwinnen
en opnieuw de regels te stellen, waarbinnen politic
en justitie de misdaad effectief kunnen bestrijden.
Daarbij gaat het om de pakkans; het andere element van bestrijding, de strafmaat, blijft in de enquete buiten beschouwing. Een grotere pakkans leidt ertoe dat van een kilo ingevoerde drugs gemiddeld een
groter deel Verloren’ gaat. Dat betekent een kostenverhoging voor de crimineel. Is de omstreden ‘IRTmethode’ nu een effectieve wijze van bestrijding? De „
methode bestaat uit het infiltreren in een organisatie
waarbij de informant ook zelf partijen drugs op de
markt brengt, met als doel om zo informatie te verkrijgen die gebruikt kan worden om de gehele organisatie op te rollen. Dit is in principe een goedkope
wijze om aan informatie te komen. Willekeurig
patrouilleren in de haven op zoek naar een drugstransport levert veel meer voor niets aangehouden
auto’s op. En als het al lukt om zo een drugstransport
te onderscheppen, dan zijn alleen de uitvoerders gepakt. De kosten die dit voor de organisatie oplevert,
zijn veel geringer dan wanneer ook leidinggevenden
achterhaald kunnen worden. In feite gaat het om het
uitgooien van een kleine vis, om later een grote te
vangen. Een econoom had het kunnen bedenken.
De problemen waar de methode toe heeft geleid,
zijn tweeerlei. De eerste vraag is ethisch van aard:
mag de kleine vis worden uitgeworpen? In principe
mag de overheid natuurlijk niet hetzelfde doen als de
organisatie die ze tracht te bestrijden. De autoriteiten
die de wetten vaststellen en bewaken, worden geacht zich er ook zelf aan te houden. Strikte handhaving van deze norm maakt het echter bijzonder moeilijk om criminele organisaties te bestrijden, op het
moment dat die steeds professioneler gaan werken.
De nadruk die de vorige minister van Justitie op het
gevaar van de georganiseerde misdaad legde, heeft
een sfeer geschapen waarin velen tot de opvatting
kwamen dat de prijs van morele zuiverheid te hoog
zou worden. Een ander ethisch probleem is, of het
uitwerpen van de vis zelf moreel aanvaardbaar is vanwege de mogelijke gevolgen voor anderen. Om deze
reden zullen weinigen de ‘IRT-methode’ willen gebruiken om de handel in vuurwapens te bestrijden.
In het geval van soft drugs lijkt dit argument overigens moeilijk vol te houden, als tegelijkertijd de consumptie in koffieshops gedoogd wordt.
Een tweede vraag is, of de methode wel zo effectief werkt als de bedoeling was. Wordt de ‘grote vis’

ESB 15-11-1995

ook inderdaad gevangen? Wanneer de politic met
informanten werkt, dan ontstaat een principaal-agent
situatie. De politic heeft als doel het oprollen van
een criminele organisatie, terwijl de informant/agent
veel geld wil verdienen. Aanvankelijk is het verhandelen van informatie dus in beider belang. Echter, zodra de informatie leidt tot het oprollen van de organisatie, is de informant zijn bron van inkomsten kwijt.
Daar heeft hij natuurlijk geen belang bij. Bovendien
neemt de macht van de informant in de loop van het
proces toe. De verhouding geeft aan de politic de
verplichting om zijn leven niet in gevaar te brengen,
en de enige die de informatie heeft om dit gevaar te
kunnen beoordelen is… de informant zelf. De enquete-commissie heeft aan het licht gebracht dat de informant op die manier zelfs invloed kreeg op hetgeen er in het parlement besproken werd.
Wanneer de commissie met aanbevelingen komt
over de te hanteren methoden bij misdaadbestrijding,
is het te hopen dat men een helder onderscheid tussen de ethische en praktische bezaren tegen de ‘IRTmethode’ hanteert. Het is aan de volksvertegenwoordiging om te bepalen wat ethisch aanvaardbaar is,
terwijl de ‘bedrijfsvoering’ een zaak is van politic en
Openbaar Ministerie. Mochten die er niet in slagen
om dit effectief te doen, bij voorbeeld omdat men in
een ‘principaal-agent val’ trapt, dan kan de Kamer de
regering daar achteraf op aanspreken.
Daar houdt de verantwoordelijkheid van de Kamer echter niet op. Als de drugshandel effectief bestreden wordt, dan leidt dat tot een kostenverhoging
voor criminele organisaties. Dat is voor die organisaties lastig en zal in sommige gevallen hun einde betekenen. Maar omdat de prijselasticiteit van de vraag,
hoewel zeker op de lange termijn niet te verwaarlozen, laag is, kan de kostenverhoging vaak worden afgewenteld op de consument en blijft de drugshandel
bestaan. Intensieve bestrijding leidt dan niet zozeer
tot een afname van de afzet, maar tot hogere prijzen.
Wil men de drugshandel werkelijk terugdringen, dan
moet niet alleen gekeken worden naar het aanbod,
maar ook naar de vraag naar drugs.
Het is voor de overheid echter zeer moeilijk om
hier invloed op uit te oefenen. Het afdwingen van
een consumptieverbod is in de praktijk ondoenlijk
en ook ongewenst; daarvoor is een ware politiestaat
nodig. De consumptie van drugs wordt ook meer
be’invloed door maatschappelijke normen en waarden. De overheid zou kunnen trachten een klimaat te
scheppen waarin de behoefte aan druggebruik niet
groot is, of waarin mensen op een verantwoordelijke
wijze met drugs omgaan zodat gebruik niet snel leidt
tot verslaving. Wanneer het zo lukt om de vraag te laten afnemen, zal een kostenverhoging voor de aanbieders ook leiden tot een afname van de omzet van
de drugshandel in Nederland.
E.S. Pelle

Auteur